Jef Van Staeyen

Categorie: Blog (Pagina 1 van 55)

mijd de achterflap en ’t liegen

Laatst leende ik een boek van Frank Westerman in de bibliotheek: Een woord een woord (2016). Die man heeft enkele zeer boeiende boeken geschreven, niet in het minst De graanrepubliek (1999), dat toen het verscheen zowat de tegenhanger-aanvulling van Geert Maks Hoe God verdween uit Jorwerd (1996) was.
De journalistieke stijl van Westermans werk is inmiddels bekend: hij mengt de getuigenissen van soms dramatische gebeurtenissen met de koekjes en de koffie die zijn gesprekspartner hem gastvrij biedt. Daarbij springt hij van hot naar haar — in dit geval van Assen en Den Haag naar Moskou en Beslan of naar Parijs, en terug —, en ambieert het stellen van vragen veeleer dan het bieden van antwoorden. [Of, juister: hij wijst op het bestaan van meerdere, van elkaar verschillende antwoorden.]

Frank Westerman zat als kind bij de Molukse trein- en schoolkapingen van 1975, ’77 en ’78 als het ware op de eerste rij: hij zag en hoorde het gebeuren, en kende talrijke betrokkenen, zowel kapers als gijzelaars. Dat las ik laatst ook in zijn In het land van de ja-knikkers (2017). Voor Een woord een woord sprak hij met meerdere betrokkenen, en met en over de mensen die namens de overheid de dagen- of zelfs wekenlange gesprekken met de gijzelnemers hebben gevoerd.

Op de achterflap van het boek lees ik, nadat ik het boek gelezen heb:

‘De pen is machtiger dan het zwaard.’ We willen het graag geloven. Maar is het waar?
(…)
In Een woord een woord test Frank Westerman de kracht van het vrije woord onder het gewicht van de actuele aanslagen sinds Charlie Hebdo. (…) Om aan den lijve te voelen wat taal kan uitrichten tegen terreur volgt hij een training tot gijzelingsonderhandelaar in een oefendorp van de politie. Wat vermag het woord tegen de kogel.
Een woord een woord is een bevlogen zoektocht naar een weerwoord op terreur — op het snijvlak van beschaving en barbarij.

De achterflap-schrijver — een vak op zich? — knipt Westerman een pak dat hem — of althans dit boek — niet past. Een woord een woord gaat immers vooral over het voeren van onderhandelingen, en al wat daarbij hoort. Wie praat met de gijzelnemers, en wie niet, wat mag hij of zij vooral niet zeggen, en wat wel? Welke handelingen worden daarbij gesteld (inzake voedsel en drank, verwarming, verlichting, lawaai…,)? Hoe communiceer je terzelfdertijd met de politieke en administratieve beleidsmensen en met de publieke opinie, of met de militairen die dag en nacht klaar zijn om in te grijpen. Als er één ding is dat duidelijk blijkt, dan is het dat bij een kaping het woord niet vrij is. En het is evenmin geschreven, met een pen, maar gesproken, zodat het vluchtig, wisselend en weifelend kan zijn. Zodat de klank, de traagheid, het begrip of de irritatie meespeelt. En het vergeten. Het weerwoord op terreur — op het snijvlak van beschaving en barbarij, zoals de achterflap stelt — is nodig vóór een kaping of nadien, maar wordt opgeheven zolang de kaping duurt.
[Er is ook een voorflap aan het boek. Daarop zien we een gestileerde tekening van een klassieke vulpen met een bajonet erop. Exact wat het boek niet zegt.]

Dat niet alleen achterflappen, maar ook (onder)titels misleidend kunnen zijn, bewijst het reeds vermelde In het land van de ja-knikkers — de ja-knikkers zijn niet de mensen, maar de pompen die in Drenthe de olie op-pompten (*),De oliewinning in Drenthe, van 1947 tot 1996, en blijkbaar nu opnieuw, in de schaduw van de bekende gaswinning in Groningen, is buiten Nederland — of buiten Drenthe? — een onbekend verhaal. dat als ondertitel Verhalen uit de polder draagt. Het is een bloemlezing van boeiende, persoonlijke vertellingen. Het lijkt of het kind Westerman, door de directe confrontatie met belangrijke gebeurtenissen (niet alleen de kapingen, maar ook een indrukwekkend aardolie-accident bij hem in de buurt), voor journalistiek in de wieg is gelegd. Dat zo’n bloemlezing een titel draagt die slechts een deel van de lading dekt, is onvermijdelijk. Het is logisch, maar dat de ondertitel naar de polder verwijst, is dat minder. Tenzij — pars pro toto, zoals de naam Holland voor Nederland — in de ogen van Randstadbewoners (of van een uitgever, Querido in Amsterdam) die menen dat alles buiten hun stad alleen maar polder is.

geduld oefenen op de Borsbeeksebrug

 

Eind 2022, begin 2023 zijn op de Borsbeeksebrug in Berchem werken uitgevoerd. De omgeving van het nieuwe politiekantoor werd aangelegd, en het kruispunt met de Diksmuidelaan en de Gitschotellei deels heringericht. Voor voetgangers was dat laatste niet altijd een verbetering.
Nabij dat kruispunt ligt er een keerlus, met een wat ongewone tramhalte. Een “gedooghalte” zou je hem kunnen noemen. Tot 13 maart 2023 keerde daar tram 11, en sinds 7 november 2022 tram 4. Formeel is Berchem Station, 300 meter verder — of eerder — de terminus, maar De Lijn laat het op- en afstappen aan de keerlus toe, al is die daar niet voor ingericht. De draaicirkel is kort, en een correct perron, dat aansluit op de deuren van de trams, is onmogelijk te maken.

Na voltooiing van de werken op de Borsbeeksebrug bleef er lange tijd een slapende werf tussen het tramperron en het voetpad: een slordig hekwerk, een put, een bergje uitgegraven grond en een stapeltje betontegels. Wie de tramhalte gebruikte waagde zich over de sporen (foto’s 1 en 2), of stapte elders tussen de struiken.

Misschien is het in antwoord op mijn melding aan de stad op 24 augustus, maar in september werd de put gedicht en werden stoeptegels gelegd (foto 3). Wel bleef een (oude) verlichtingspaal in het midden van de doorgang staan. En tussen het perron en het trottoir, die vroeger mooi op elkaar aansloten, was een vaag stuk onverhard modder-en-gras ontstaan.
[Omdat er een eind verder op dezelfde Borsbeeksebrug een bushalte voor lange-afstandsbussen is, en de werken niet teveel mochten kosten, allicht, werden het voet- en het fietspad van plaats verwisseld. Zo staan op- en afstappende reizigers, en hun bagage, niet onmiddellijk op het fietspad.]

In oktober — of was het begin november — werd er opnieuw gewerkt. Er kwam een nieuwe verlichtingspaal, nog steeds in het midden van de doorgang (foto 4).

Groot was mijn verrassing, op 8 december, toen ik zag dat die nieuwe paal was verplaatst. Hij staat nu (nauwelijks zichtbaar op foto 5) in het vage plantsoentje náást de doorgang. Heeft een andere tramreiziger een mailtje aan de stad geschreven?

Vandaag nog schrijf ik zelf naar de stad, op het meldingsformulier. Er blijft dat vaag stuk grond — of modder —, dat er voor de werken niet was, en de tegels liggen slecht. Misschien komt dat nog goed.
Geduld kan lonen.

 

 

 

Aanvulling (foto 6).
Verderop is er zeer slordig gewerkt: de parkeerstrook is deels voetpad geworden, en de aansluiting met het nieuwe gedeelte…

voetgangers willen voetpaden — de eerste voetgangersbarometer

 

Op 11 november publiceerden Tous à pied (Wallonië), Walk (Brussel), en de Voetgangersbeweging (Vlaanderen) de eerste editie van de Voetgangersbarometer. De pers besteedde nauwelijks aandacht aan deze enquête, die nochtans door 13.590 mensen werd ingevuld — meer dan 1‰ van de bevolking —, een niet onaardig resultaat voor een initiatief dat niet door perscampagnes werd ondersteund, en waarvoor de deelnemers een lange vragenlijst moesten invullen. Misschien kan die beperkte aandacht een aansporing zijn om in de toekomst partnerschappen met de media af te sluiten. Maar even misschien kan ze getuigen van de beperkte belangstelling die diezelfde media doorgaans voor voetgangers tonen. De resultaten van de enquête botsen meermaals met de standpunten die ze graag innemen omtrent mobiliteit, waarbij alle heil van het fietsen wordt verwacht. Als krant verkoop je ook liever een elektrische fiets dan een paar schoenen.

wie?

De deelname-graad (in verhouding tot de bevolking) is ongelijk. In steden als Hasselt, Brugge en OostendeDe deelnemers moesten zich niet beperken tot de gemeente waar ze wonen, maar mochten elke gemeente nemen waar ze vaak voetganger zijn. Dat maakt het aantal potentiële deelnemers voor een toeristische stad als Oostende bijzonder hoog. is hij opvallend laag, maar hij is meer dan correct in andere centrumsteden: Kortrijk vooral, maar ook Antwerpen, Gent, Brussel, Leuven…, en de Waalse steden. Op het land is hij lager dan in de stedelijke gebieden, maar toch voldoende representatief: 9% van de antwoorden voor 12% van de Belgische bevolking in gemeenten met minder dan 10.000 inwoners.
De participatiegraad is hoger in Wallonië dan in Vlaanderen. Opvallend is een Waalse as, die van Brussel over Namen naar Bastogne loopt — het lijkt wel de N4.
57% van de respondenten zijn vrouwen, wat wel kan overeenstemmen met de deelname van vrouwen aan het voetgangersverkeer (meer mannen in de auto en op de fiets, meer vrouwen te voet en in de bus), én — meer nog — met de problemen die ze daarbij ondervinden. Een zwak punt is de lage deelname van jongeren: slechts 3% van de respondenten is jonger dan 25, terwijl ze toch ongeveer 30% van de bevolking zijn. In feite zijn alle leeftijdsgroepen van 35 tot 75 jaar oververtegenwoordigd. Uit de antwoorden blijkt ook dat het vooral de oudere bevolking is die te voet gaat. Er is dus ruimte voor verbetering. Of moeten we besluiten dat de voetgangers een uitstervende mensensoort gaan vormen, en in de toekomst enkel winkelstraten en recreatieve wandelpaden nog zullen getuigen van wat ooit te voet gaan was?

Noem het Antwerpse navelstaarderij, maar net als in andere teksten omtrent voetgangers op deze website — de vergeten voetganger — ga ik in hier vooral naar de Antwerpse cijfers kijken. Ze zijn niet fundamenteel verschillend van de nationale cijfers, maar soms wel wat scherper.

kritisch voor fietsers en steppers, en voor het beleid

Mij verrast het niet, vanuit mijn eigen ervaring in deze stad: de voetgangers tonen zich zeer kritisch over fietsers en steppers. Dit zowel voor de plekken waar auto’s talrijk aanwezig zijn, en fietsers en voetgangers samen in verdrukking komen (weinig ruimte en weinig tijd), als voor plekken waar in de verste verte geen auto’s te bekennen zijn, zoals voetgangersstraten en -pleinen (waar in de regel ook fietsers en steppers mogen komen) en parken. En ook zowel voor het gedrag van de fietsers en steppers, als voor het beleid, waardoor voetgangers vaak slechts krijgen wat overblijft (een snipper trottoir), als er al wat overblijft (geen trottoir, en/of geen conflictvrij groen om over te steken…).
Veel meer nog dan de cijfers (42% van de voetgangers vindt de relatie tot de fietsers niet hoffelijkIk kies hier expliciet voor de deelnemers die het “helemaal oneens” of “oneens zijn” met de stelling dat de relatie tussen voetgangers en fietsers hoffelijk is, versus zij die het “helemaal eens” of “eens zijn”, met uitsluiting van de weifelaars, die het een beetje oneens of een beetje eens zijn. In hun analyse verruimen de initiatiefnemers die groepen, wat tot een andere conclusie leidt. Ook moet vermeld dat de speedpedelecs in de vraagstelling niet bij de fietsen, maar bij de auto’s gerekend werden. Daar kunnen heel goede redenen voor zijn, behalve in dergelijke enquête: speedpedelecs rijden nagenoeg overal waar fietsen rijden (fietspaden, voetgangersstraten, parken…) en genieten dezelfde voorrechten. Hun gedrag leunt aan bij dat van fietsers. , 7% vindt ze wel hoffelijk — de cijfers t.o.v. de steppers zijn zelfs 65% en 3%), spreken de commentaren die de geënquêteerden op een stratenplan konden aanbrengen. Daarbij mocht elkeen de meest problematische én de aangenaamste plek in de gemeente aanduiden, en eventueel van commentaar voorzien. Sommige “groene” stippen — aangenaam — herbergen echter een “ja, maar”-opmerking, zoals:

  • Heel prettig, Harmoniepark, hoewel ook hier: kijk uit voor fietsers!
  • Aangename straat, spijtig dat men 10 jaar geleden fietsers toegelaten heeft. Ze verstoren de rust in de shoppingstraat van de stad. Ipv te kunnen stappen waar men wil, in gelijk welke richting, moet men zelfs op de Meir opletten voor verkeer. Maak de Meir weer rustig, fietsers moeten weg

Voorbeelden met rode stippen zijn:

  • Bij vierkant groen voor fietsers aan het kruispunt Italiëlei – Franklin Rooseveltplaats is het onmogelijk om als voetganger over te steken zonder aangereden te worden, zeker tijdens het spitsuur.
  • Voetpad te smal, te veel en te snelle fietsers, te veel hindernissen op voetpad zoals geparkeerde fietsen, tijdelijke verkeersborden, enz … en dit het ganse stuk vanaf de kerk tot het kruispunt met de Britselei en dit zowel aan de rechter als de linkerkant van de Mechelsesteenweg.
  • Nieuw aangelegde kruispunten [Borsbeeksebrug – Diksmuidelaan-Gitschotellei] enkel in functie van fietsers. Als voetganger kan je het zebrapad niet in één keer oversteken, moet telkens fietspad over om verder te gaan. Soms ingesloten door 3 fietspaden! onbegrijpelijk!

fietsers en voetgangers van elkaar scheiden

Deze vier voorbeelden geven de diversiteit goed weer: plekken zonder en plekken mét auto’s; plekken waar het gedrag en plekken waar de aanleg problematisch is. Het mag dan ook niet verwonderen dat 72% van de Antwerpse geënquêteerden (en 66% van de Vlaamse) de stelling onderschrijven dat het belangrijk is voetgangers en fietsers van elkaar te scheiden. Al moet gezegd dat de antwoorden omtrent woonerven en andere shared spaces, waar “verschillende gebruikers dezelfde ruimte delen”, een wat ander, en minder negatief beeld bieden, met een relatief evenwicht tussen “niet veilig voelen” (23%) en “veilig voelen” (17%). Misschien geldt hier een onderscheid tussen veiligheid en comfort. Of misschien is het de verwarring die bestaat tussen verschillende types openbare ruimte, die in de praktijk nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn. Welke voetganger en fietser, of zelfs automobilist, weet in de Antwerpse centrumstad waar welke regels gelden?

en auto’s?

Behalve de vaak impliciete vaststelling dat auto’s teveel plaats en tijd innemen, waardoor er weinig voor fietsers en voetgangers overblijft, is er ook expliciete kritiek voor het gedrag van de automobilisten en voor de auto-gerichte aanleg van de straten:

  • Vorig jaar had ik via email contact met de gemeente om het zebrapad [Grotesteenweg, Oud-Berchem] te laten herschilderen, vanwege de versleten staat van de verf dat volgens mij de reden was waarom auto’s hier NOOIT stoppen voor voetgangers die willen oversteken. Het zebrapad werd herschilderd, wat fantastisch is! Helaas laten de auto’s voetgangers die willen oversteken nog steeds nooit over, terwijl dit basisverkeersregel nummer 1 is. (…)
  • Er zijn heel weinig plaatsen om als voetganger veilig en legaal over te steken op de Grotesteenweg [in Nieuw-Berchem].
  • Dit kruispunt [Grotesteenweg, kruispunt Ringlaan en Fruithoflaan] moet een van de meest voetgangersonvriendelijke kruispunten van Belgie zijn. Deze is 100% afgestemd op het gemak van de autobestuurder. Het is net lang genoeg groen om amper de helft van de straat te kunnen oversteken, en in het midden van de baan heb je nauwelijks ruimte om te staan, je wordt zo waar op een 1m breed stukje gesandwiched door enerzijds auto’s aan 70km/u en anderzijds een tramspoorlijn.

De verhouding tussen voetgangers en bestuurders van motorvoertuigenZoals hoger vermeld worden de speedpedelecs hier bij de motorvoertuigen gerekend. wordt overigens bijna even negatief beoordeeld als die tussen voetgangers en fietsers: 35% vindt ze niet hoffelijk en 7% wel hoffelijk.

de situatie van de voetgangers is niet verbeterd (ze verslechtert)

In de enquête kwamen opmerkingen over de aangenaamste en over de meest problematische plekken (groen vs rood) pas aan bod ná de talrijke niet-plaatsgebonden vragen. Dat is belangrijk, omdat op die manier kon voorkomen worden dat een oordeel over een specifieke plek het antwoord op de andere vragen zou beïnvloeden. Toch kunnen die plaatsgebonden antwoorden heel concrete oplossingen inspireren, wat des te noodzakelijker is omdat 47% van de respondenten vindt dat de situatie van de voetgangers in Antwerpen de afgelopen twee jaar niet verbeterd is. Minder dan 4% vindt van wel.
Ook oordeelt 51% van de respondenten dat de stadGezien de verweving van bevoegdheden ben ik geneigd het “niet luisteren” naar de Vlaamse overheid uit te breiden: het agentschap Wegen en Verkeer. Welke stedeling, welke weggebruiker weet waar de bevoegdheid van de ene overheid eindigt, en die van de andere begint? niet luistert naar de behoeften van de voetgangers. Iets meer dan 2% vindt van wel.

  • De ruimte voor voetgangers is voldoende breed en vlak om je gemakkelijk te verplaatsen. Nee, zegt 43%. Ja, zegt 10%.
  • De ruimte voor voetgangers is vrij van geparkeerde motorvoertuigen. Nee, zegt 37%. Ja, zegt 13%.
  • De ruimte voor voetgangers is vrij van andere obstakels zoals fietsen, vuilbakken, verkeersborden, laadpalen. Nee, zegt 61%. Ja, zegt 5%.
  • Bij werkzaamheden op voetpaden of in voetgangersgebieden wordt een veilige omleiding aangeboden (…). Nee, zegt 54%.  Ja, zegt 5%.
  • Voor mensen met jonge kinderen aan de hand of met de kinderwagen, ouderen en mensen met een verminderde mobiliteit is te voet gaan praktisch in deze gemeente. Nee, zegt 50%. Ja, zegt 4%.

voetgangers willen voetpaden

De deelnemers aan de enquête werden ook acht mogelijke prioriteiten voorgelegd om het te voet gaan te stimuleren. De antwoorden zijn heel concreet. Absolute topper is — wie had anders verwacht?

  • veilige en comfortabele voetpaden, breder, goed onderhouden, en vrij van obstakels: 87%.

Ook zeer hoge cijfers halen:

  • een compleet voetgangersnetwerk, met veilige routes en oversteekplaatsen: 79%,
  • een aangenamere omgeving om te stappen (groen, architectuur, landschap, kunst…): 75%,
  • openbare plaatsen en voorzieningen toegankelijker en uitnodigend maken voor voetgangers: 74%,
  • de snelheid in de bebouwde kom beperken tot 30 km/u om de veiligheid te verhogen: 72%
  • voetgangers en fietsers van elkaar scheiden: 72%.

Iets minder aandacht haalt het verminderen van het verkeer (59%). Maar dat zal wel nodig zijn — absoluut nodig zijn — om de andere doelstellingen te realiseren.
Omzeggens niemand verwacht heil van communicatiecampagnes over het plezier van te voet te gaan: 16%.
Zorg ervoor dat het kan, en het zal gebeuren, zeggen de voetgangers. Denk aan ons bij de aanleg van het openbaar domein, en denk aan ons vanop je wielen als stepper, fietser of automobilist.

als reeën in het park?

Ik wil optimistisch zijn. Het moet.
De pessimistische visie bestaat erin dat te voet gaan wordt beperkt tot winkelgebieden, historische stadscentra en recreatieve wandelpaden. In essentie is dat het gevoerde beleid, met in Antwerpen de Via Sinjoor van Centraal Station tot Steen als koninginnenstuk. Voetgangers — ook wandelaars genoemd — zijn dan als reeën in een park. De omheining die hen belet verder en elders te gaan is minder hard en minder zichtbaar dan ze voor de reeën is, maar ze is even reëel.
In de optimistische visie is het openbaar domein overal voetgangersvriendelijk. Men kan overal komen, en doet dat ook. Te voet gaan wordt opnieuw een essentiële verplaatsingswijze — vaak ook, maar niet alleen, als voor- en natransport voor hoogwaardig openbaar vervoer. In Antwerpse termen: de begaanbaarheid van de Schijnpoortweg, de Mechelsesteenweg of de Plantin en Moretuslei is even belangrijk als die van de Meir. Alleen zo kan een duurzame en inclusieve mobiliteit ontstaan, waar plaats is voor iedereen. Plaats ook voor ouderen, kinderen, mindervaliden, en u en ik.

 

« Oudere berichten

© 2024 moskenes.be

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑