Toen ik nog een kleine jongen in korte broek was, zeg maar de jaren vijftig en zestig, kwam er soms een missiepater naar de klas, die zijn avonturen bij de negers in Congo vertelde. Hutten in het oerwoud was het beeld. Er stond ook een plaasteren spaarpot vooraan op de lessenaar, met felle kleuren slordig beschilderd. Een negerkopje knikte lief en onderdanig, eenmaal, tweemaal, als je er een stuk geld in stak.

Enkele maanden geleden kocht ik in Antwerpen een oud missionarisboek.
Nee, niet over Congo, maar Amerika: ‘Le Père De Smet. Apôtre des Peaux-Rouges (1801-1873)’, door E. Laveille S.J., 1928. De oorspronkelijke tekst moet van 1912 of 1913 dateren. Met dit boek, en met het verhaal van pater De Smet, plus enkele zeldzame jeugdherinneringen, voer ik jullie van Congo naar Amerika, en terug, maar toch vooral Amerika, en altijd langs België, van de negentiende eeuw tot vandaag. Pieter-Jan De Smet en de Indianen, de pater die niet stilzitten kon.

 

[Lees hier de tijdlijn van Montana die ik twee jaar geleden voor deze website schreef, en waarnaar in bovenvermelde tekst wordt verwezen.]