In de bibliotheek van Berchem zag ik een lijvig boek over Sleen: De eeuw van Marc Sleen (2022), samengesteld door Yves Kerremans en Noël Slangen. De uitgevers (Davidsfonds en Standaard Uitgeverij) hebben allicht op voorhand bepaald hoe groot en zwaar het boek moest worden (2 kg), want het bevat misschien teveel platen, en zeker te weinig tekst.

Het verhaal van Marcel Neels (1922-2016) komt aan bod, en ook enkele belangrijke gebeurtenissen uit het leven van zijn strips, maar je leest weinig of niets over de grafische kwaliteit ervan. En die is zeer hoog. Soms lijkt het Rubens wel. Vergeleken met wat Sleen presteerde, zijn de tekeningen van Hergé en Vandersteen erg plat. Veeleer vlijtig dan krachtig. Sleen tekende ongeremd en ongerijmd, hij zette op papier wat hij wilde tekenen, anderen wat ze konden tekenen. Al moet gezegd dat ook wat Sleen tekende met de jaren toch vlakker geworden is. De sterkste plaat in het album staat op pagina’s 6 en 7 en komt uit De hoorn des overvloeds (1953). Groot is ook het kwaliteitsverschil tussen de vroege, wat banale kunsttekeningen van Sleen — hij wilde kunstenaar worden — en zijn strips en cartoons. Prachtig zijn sommige portretten, zoals Achiel Van Acker en Nand Buyl.

Tuizentfloot

Kerremans en Slangen zeggen niets over de grafische evoluties van de personages: niets over Nero zelf, of over zijn imposante neus die met de jaren gekrompen is, niets over detectief Van Zwam (“dedectief”), over Madame Pheip… Alleen van Petoetje komt de evolutie aan bod, die Sleen eerst karikaturaal met dikke lippen getekend heeft, die na enkele albums wel verdwenen. [De aanwezigheid van het zwarte Petoetje heeft er in de jaren 80 wel toe geleid dat Nero, in tegenstelling tot Suske en Wiske, door een Zuid-Afrikaanse uitgever geweigerd werd.]
Niets evenmin over de Vlaamse straten, huizen en woonkamers, over de Vlaamse zeden en gebruiken, die in vijftig jaar Nero (de halve eeuw van Sleen) zo sterk veranderd en in strips aanwezig zijn.

Kerremans en Slangen vertellen hoe Sleen bij het tekenen van zijn strips soms slechts één week voorspong had op de publicatie in de krant, en niet altijd wist waarheen het verhaal moest leiden. Dat verklaart mee de bizarre plotwendingen, die een kenmerk van de Nero-verhalen zijn. Mij zou het niet verrassen als kapitein Oliepul met zijn His Majesty Pull zo nodig in een bergmeer opduikt, of Jan Sterk zijn frituur in de woestijn heeft gezet. Zonder Tuizentfloot te vergeten die voor verstrooiing zorgt — en enkele dagen respijt voor de strip en haar auteur — ongetwijfeld het meest absurde personage van het Belgische beeldverhaal.

Het verrast me nauwelijks dat Sleen vaak problemen had met de puriteinse uitgevers van de katholieke Vlaamse kranten (De Standaard, Het Volk), maar het verrast me wel dat de o zo brave Gaston Durnez — oud geboren, eeuwig jong gebleven — een belangrijke rol heeft gespeeld bij de geboorte van Nero. Of juister: van detectief Van Zwam, voor wie Nero een bijfiguur was.
Willy Vandersteen, van Suske en Wiske, en Marc Sleen zijn altijd vrienden, naijverige vrienden geweest. Het is Sleen die Vandersteen als striptekenaar bij de krant heeft aangeworven, waarna Sleen, naar Vandersteens voorbeeld, een eigen stripreeks wilde starten. Op vraag van Sleen heeft Durnez de eerste scenario’s geleverd, die Sleen nauwelijks heeft gevolgd. Hij besefte al snel dat de combinatie van zijn fantasie en werkkracht, de tijdsdruk en een uitstekende casting — zonder saaie personages als Kuifje of Suske, het moet gezegd — hem genoeg ideeën bracht. En dat de herhalingen en de plotse wendingen door zijn lezers werden gesmaakt.

30.000

Wat me echter nog het meest verrast is de logica en de dynamiek van Sleens vertrek naar De Standaard in 1965. Sleen en Vandersteen waren beiden net na de oorlog, toen het krantenlandschap omwille van de oorlog en de collaboratie onzeker was, bij De Standaard begonnen. Toen die situatie zich uiteindelijk stabiliseerde — het verhaal is complex —kwam Sleen bij Het Volk en Vandersteen bij De Standaard terecht. Sleen, wiens albums zeer populair waren, maar door Het Volk op goedkoop krantenpapier werden uitgegeven, was niet weinig jaloers op de degelijke albums, na enige tijd zelfs in kleur, waarmee De Standaard Uitgeverij (toen hetzelfde bedrijf als de krant) Vandersteen en zijn strips verwende. Om ook dergelijke albums te krijgen trok Sleen naar De Standaard, waarop Het Volk een proces over het eigenaarsschap van de strip begon, en dat ook won. Sleen was een werknemer geweest, en moest de rechten delen met het bedrijf. Tot het conflict niet meer in de rechtbank maar door enkele leidende katholieke figuren werd beslecht. Nero mocht naar De Standaard gaan, en zo’n 30.000 abonnees zijn hem gevolgd.
De werkgeverskrant, met in die jaren ook een collaboratie-randje, op de rechterflank van de CVP, had het van de werknemers- en ACV-krant aan de linkerflank gehaald. De banden tussen De Standaard, het bedrijfsleven en de partij zijn altijd sterk geweest. Na de oorlog hebben enkele later belangrijke politici op de loonlijst gestaan, zonder er ook voor te werken. En toen de krant in 1976 op de fles ging — en mijn vader nog snel zijn abonnement hernieuwde, zegt mijn herinnering, om zo haar te steunen — werd ze door Antwerps kapitaal gered. Twintig jaar later, toen Het Volk op haar beurt in de problemen kwam, werd ze door De Standaard-groep (de VUM) overgenomen, en van 2001 tot 2008 geleidelijk met Het Nieuwsblad versmolten. Nero ging altijd mee. Maar dat laatste, na het verhaal van de 30.000, staat zo niet in het album, en schrijf ik erbij.

Sleen had echter niet alle consequenties overzien. De Standaard was preutser dan Het Volk — vechtende vrouwen? een pijprokende vrouw? een kousenband? — en ze had een taalpuritein aan boord. Sleens teksten werden herschreven, zoals dat ook met Vandersteen was gebeurd; “Als ‘t hier nog lang gaat duren, zal ‘t hier rap gedaan zijn” werd “Als ‘t hier nog lang zo doorgaat zal ‘t hier vlug gedaan zijn”. Zelfs uit Nederland kwamen klachten omdat Nero’s taal werd ont-vlaamst. Als corrector, of censor, vermelden Kerremans en Slangen een taalnazi, H.A.M. Van der Heyden, een voormalige NSB-er, die bij De Standaard en elders tegen het Vlaams ten strijde trok. Blijkbaar was de krant een toevluchtsoord voor taalzuiverende oud-NSB-ers, want bij het lezen gaat me een lichtje op. Vijftig jaar na de feiten herinner ik me de naam Maarten van Nierop, ook een oud-NSB-er, en taaltuinier van de krant.

ontdubbelen

Als kind, als tiener — pubers waren er niet in de jaren zestig — verslond ik de krant. Bij ons was dat De Standaard, zodat Nero’s verhuis mij welgevallen was. Ook toen al schreef ik soms een brief aan de krant. Ik herinner me een brief die ik schreef naar de taaltuinier. Uiteraard om hem tegen te spreken. In zijn strijd tegen de belgicismen had MvN het in dit land welig tierende “ontdubbelen” geviseerd. Ontdubbelen was in die jaren een ware rage: zowel wegen als instellingen werden ontdubbeld. (Heden zijn rioleringen aan de beurt.) De ene voor steeds meer auto’s, de andere voor regionale autonomie. “Ontdubbelen is geen goed Nederlands”, moet de taaltuinier hebben geschreven, omdat het Nederlandse “ont”, in tegenstelling tot het Franse “dé”, altijd op het verwijderen van een toestand of kenmerk wijst. Denk aan ontwapenen, ontkleden, ontmaagden, ontgroenen, ontsporen, ontdekken, ontwikkelen… Nog afgezien van de ban op het handige woord, ging dat argument er bij mij niet in. Ik had het Groene boekje of het woordenboek genomen — de vermaledijde Vlaamse Verschueren, geef ik toe — en een lijst met echt-Nederlandse ont-woorden opgesteld, waarbij het “ont-” niet op het verwijderen, maar op het bekomen van een toestand was gericht. Ontbloten, ontbranden, ontvlammen, ontvreemden, ontwaken, onthouden.., en ook minder duidelijke gevallen als ontduiken, ontgroeien, ontgraven, ontleden, ontlopen, ontroeren, ontslapen, ontsteken… Dat de in België gebruikelijke betekenis van ontdubbelen in Nederland onbekend is, OK, maar beweren dat ze in strijd is met het Nederlandse taal-eigen, die vlieger gaat niet op. De taaltuinier mocht vinden wat hij wou, zijn argument sneed geen hout.

Een antwoord heb ik niet gekregen. Allicht had hij elders nog veel te harken en te snoeien, of zich te verdedigen tegen veel sterker en belangrijker dan ik, zoals Gerard Walschap in “Culturele repressie” uit 1969 [Het ging daar om veel meer dan ontdubbelen.] Wat wel geëvolueerd is, is dat woordenboeken, naast (en na) het verwijderen van dubbels (in heel het taalgebied), ook het in tweeën splitsen of een extra exemplaar toevoegen (in België) als betekenissen van ontdubbelen vermelden. Het is overigens niet het enige geval waarin een Nederlands woord twee bijna tegengestelde betekenissen heeft. Denk aan afbouwen (voltooien: het afbouwen van een huis) dat later (onder invloed van het Duitse abbauen) ook geleidelijk verminderen is gaan betekenen. Wanneer een huis zorgvuldig is afgebouwd, kan het perfect bewoonbaar zijn, of helemaal weg.

 

P.S.: De dubbele (ontdubbelde? of dubbelzinnige?) carrières van H.A.M. Van der Heyden en Maarten van Nierop, eerst bij de NSB en daarna als taalzuiveraars, verklaren allicht waarom mensen die taalzorg belangrijk vinden, al te makkelijk en te snel als taalnazi’s worden weggezet (Doe de grote Taalnazi-test in De Standaard, oktober 2016). Alsof wie erover waakt dat het eten niet aanbrandt of de saus niet klontert, een kooknazi is.

publiek domein

Op 28 september 2024 meldde de Stichting Marc Sleen, waarvan Noël Slangen voorzitter is, dat Nero weldra publiek domein wordt.
“We geven de rechten vrij in twee fasen. Vanaf 1 januari 2025 mag iedereen aan de slag met alle personages die Sleen in zijn lange carrière gemaakt heeft zonder dat de stichting daarin tussenkomt. Men mag dus gags en verhalen maken en publiceren met Marcs figuren. In een tweede fase, vanaf 2030, mag iedereen de tekeningen, gags en verhalen die Marc zelf maakte, reproduceren en op de markt brengen.”