L’enlèvement d’Europe, Bernard d’Agesci, Musée de Niort, foto Renaud Berthrand
We hebben geluk dat er nog Walen zijn.
En dat de flaminganten — de harde en de zachte — ervoor gezorgd hebben dat die Walen ook verdragsbevoegdheid hebben, voor alle zaken die hun binnenlandse politieke bevoegdheden aangaan.
In akkoord met zijn regering en zijn parlement heeft Waals minister-president Paul Magnette gezegd dat er over het vrijhandelsverdrag met Canada — het CETA —, dat niet alleen Europese, maar ook nationale bevoegdheden bestiert, nog wat moet gesproken worden. Onderhandeld en aangepast.
Lucien Kroll in Le Soir, 15 oktober 2016
Wat hebben we niet allemaal gehoord?
● Dat Wallonië te klein is om een mening te hebben.
Van de 28 landen die de Europese Unie telt, zijn er zeven die minder inwoners hebben dan Wallonië. Hun mening werd wel gevraagd. En zijn er nog vijf die tot dezelfde grootte-orde behoren: landen als Denemarken, Finland en Ierland, Slowakije en Kroatië, wier spreekrecht niet snel wordt miskend.
● Dat de Belgische regering, in casu minister Didier Reynders, het verdrag moet ondertekenen, ook zonder het Waalse akkoord (dixit Karel De Gucht — een liberaal politicus).
Dan heb je een Belgische grondwet, waaraan veertig jaar lang gesleuteld werd. Waarvoor regeringen gevallen zijn, verkiezingen vervroegd, kranten volgeschreven en nachten onderhandeld, en de eerste keer dat er een echt belangrijke vraag rijst, waarop die grondwet het antwoord biedt — spijkerhard —, stel je voor te doen of hij niet bestaat.
(Als er één politieke stroming is, waarvan ik zou verwachten dat ze de grondwet door dik en dun verdedigen, dan zijn het de liberalen. Is het niet aan liberalen te danken dat het land een grondwet heeft?)
● Dat we gezichtsverlies lijden (talrijke stemmen, waaronder Marianne Thyssen, namens België als Europees commissaris benoemd).
Alsof er geen belangrijker dingen op het spel staan, dan Mariannes gezichtsverlies.
● Dat Europa voor buitenlandse partners niet langer betrouwbaar is.
Inderdaad: onbetrouwbare onderhandelaars die niet terugkoppelen naar hun achterban. Die denken dat zij Europa zijn.
● Dat Canada “un pays gentil” is (Chrystia Freeland, de Canadese minister van Buitenlandse handel).
Mevrouw verwart het land met zijn inwoners.
● Dat de verkoop van appels en peren op de Canadese markten door het Waalse “nee” — in feite een “laten we verder praten om tot een beter akkoord te komen” — onmogelijk wordt (Geert Bourgeois, in een opmerking over Waalse wapens die hij beter op een ander moment had gemaakt).
Dát is dus de nieuwe economie. Goedkope arbeidskrachten invoeren — desnoods clandestien — om in Vlaanderen fruit te komen plukken, dat vervolgens naar overzeese markten wordt verscheept. Naar landen waar je exact dezelfde bodem- en klimaatcondities vindt als hier. En ook meer plaats.
op een markt in Québec, Val David (Laurentides), 24 september 2016, foto JVS
● Dat de onderhandeling openbaar zijn gevoerd — ja, ook dat was Geert Bourgeois — maar nee, toen sprak hij over het vrijhandelsakkoord met de Verenigde Staten (het TTIP, of TAFTA).
Dat soort openbaarheid betekent dat er in Brussel een omvangrijk dossier ligt, dat je mag gaan inkijken, als je niemand nadien zegt wat je zag. Bourgeois verstaat de kans om wat krom is recht te praten. Dat deed hij eerder al met zijn visie op rechtszekerheid (in het Uplace-dossier).
● Dat er al zeven jaar onderhandeld werd.
Ja, maar zonder ons. En zonder de parlementen aan wie op het eind van de rit de vraag werd gesteld: “ja”, of “ja”?
● Dat het maar een Belgisch probleem is, omwille van Belgo-Belgische redenen.
Ook. Maar met gunstige gevolgen voor iedereen. Zelfs in landen waar de slaaptherapie werd toegepast, en men nu pas wakker wordt. Om te zien dat het een huizenhoog Europees probleem betreft.
Want,
Wanneer hebben we beslist dat een vrijhandelsakkoord een na te streven doel is? Juister: wanneer werd het openbaar debat gevoerd (politieke standpunten, academisch onderzoek, persartikels en -commentaren, discussies), voorafgaand aan parlementaire beraadslagingen en beslissingen, of zo’n handelsakkoord een goede zaak voor de mensen is?
Zeg nu zelf, we ervaren elke dag dat een vrijhandelszone (de Europese 28), met een kwakkele politieke structuur en zonder sociale cohesiemechanismen evenveel problemen als oplossingen creëert. Wat wordt het dan met een vrijhandelszone zónder politieke structuur, en zonder sociale of financiële cohesiemechanismen?
Laten we ook dat niet vergeten, het CETA gaat niet echt over douanetarieven. Het gaat vooral over niet-tarifaire handelsbelemmeringen. Dat soort belemmeringen, behalve wanneer ze worden opgeworpen als muur, zijn vooral het gevolg van beleid op andere vlakken. Hoe maak je collectieve keuzen, over voedsel, grondstoffen, machines, intellectuele producten, als je die keuzen niet in beleid, in maatregelen, vereisten, normen kan vertalen? Is vrijhandel enkel de vrijheid van de producent, om zijn producten aan te bieden? En wordt de vrijheid van de consument — de burger — voor gezamenlijke keuzen miskend?
Wie las daar wat over, de afgelopen zeven dagen, de afgelopen zeven jaar? Of ging het — het refrein is gekend — over zogenaamde groei?
En, stel dat we zo’n debat besluiten dat zo’n vrijhandelszone wel goed is — en we de mechanismen creëren om nefaste gevolgen op economisch, sociaal, milieu- en politiek vlak te corrigeren —, is het dan zo’n onzin de tijd te nemen om waar nodig een en ander aan te passen, en pas nadien het akkoord goed te keuren?
Eurocraten hebben Europa ontvoerd.
Paul Magnette heeft op zijn minst de verdienste dat hij haar wat dichter bij de mensen heeft gebracht. Geef hem de Karelsprijs van de stad Aken, zou ik willen suggereren, ware het niet dat die Karel (De Grote) niet de meest aanbevelingswaardige figuur is, en er op het lijstje van vroegere laureaten merkwaardig gezelschap staat. (Zoals Jean-Claude Juncker in 2006, wellicht voor zijn verdienste als meester-belastingsontwijker.)
Want, laten we niet vergeten: Europa, dat zijn wij.