Jef Van Staeyen

Tag: politiek en samenleving (Pagina 1 van 57)

Dossin

Na een ochtendlijke TreinTramBus-actie in het station Mechelen-Nekkerspoel op 12 december, bezocht ik voor een derde of vierde keer de Kazerne Dossin.
[Pas nadien ontdekte ik de tragische ironie van treinen en stations: wat gemaakt is om mensen te brengen waar ze in vrijheid willen zijn, werd misbruikt om ze af te voeren en nooit meer terug te zien.]

Ik bezocht de permanente en de twee tijdelijke tentoonstellingen. Over de striptentoonstelling Het Onvoorstelbare Verbeeld kan ik jammer genoeg kort zijn — de scenografie was niet bestemd om bekeken te worden —, maar de andere tentoonstellingen zijn bijzonder goed gemaakt. Zo toont het verhaal van Jos Hakker — de in Amsterdam geboren Joodse banketbakker en verzetsstrijder uit de Provinciestraat, die in 1934 de Antwerpse Handjes heeft bedacht — hoe diep de Jodenvervolging niet alleen in de menselijke levens, maar ook in het maatschappelijk weefsel gesneden heeft.

In de permanente tentoonstelling was ik vooral onder de indruk van de derde verdieping, waar de meer dan twintig konvooien aan bod komen die vanuit Mechelen naar de vernietigingskampen vertrokken zijn. De aantallen, de datums, de foto’s… en dan de grote fotowand ernaast.

Ik erken dat ik daarbij tot een ongemakkelijke vaststelling kwam: hoe gewoner, hoe alledaagser, hoe herkenbaarder de mensen op de foto’s staan, hoe aangrijpender die foto’s zijn. De foto’s van de mensen met hun familie of vrienden, in een park of tuin, aan tafel of op het strand, zijn beklijvender dan de foto’s wat verder, waar de wreedheden worden getoond. De beelden van gewone mensen in herkenbare situaties, maar van wie we weten dat ze werden afgevoerd en voor de meesten vermoord, spreken meer aan, bevragen meer dan de foto’s van mensen in kampen, of naakt waar ze worden afgemaakt. Mensen worden in opeenvolgende stappen gedesindividualiseerd, vervolgens gedeshumaniseerd en tenslotte vermoord. Kras gezegd, het moet makkelijker zijn veel mensen te doden dan één, vooral als die mensen in voorgaande fasen ontmenselijkt zijn. Doden, massaal doden is de laatste stap in een proces dat met kleine stappen veel eerder begon.

Dat was de vaststelling die ik in de tentoonstelling maakte, en ze rijmt met het boek dat ik toen toevallig las. Dat was Jan de Hartogs “Het ziekenhuis” (oorspronkelijke titel “The Hospital”, 1964). De Hartog beschrijft de onmenselijke toestanden in het openbaar ziekenhuis van Houston, Texas, waar hij als vrijwilliger werkt, en vergelijkt zijn eigen reacties, en die van anderen, met wat hij zag toen nazi-slachtoffers op het einde van de oorlog opnieuw naar huis konden komen.

Ik citeer:

De stank van armoede kun je niet omschrijven, hoewel hij overal in de wereld dezelfde is. Ik had hem geroken in India, in Parijs, in gevangenkampen tijdens de oorlog, maar het meest onvergetelijk toen de eerste slachtoffers van de nazi-concentratiekampen na hun bevrijding in het vaderland terugkeerden. Het riep beelden in mij wakker van horden mensen, teruggebracht tot een staat van dierlijkheid, door ambtenaren gevoederd met hutspot geschept uit tonnen op een winderig stationsperron. Goederenwagens vol menselijk vee had ik hun last zien uitbraken op dat perron. Ik had gezien hoe menslievende helpers waren begonnen met hen te behandelen als ongelukkige medemensen, maar voordat de dag voorbij was, schreeuwden zij tegen hen en dreven die wemelende, afgestompte massa op als cowboys een kudde vee. Ik veronderstel, dat dit kwam, omdat zij er zich niet meer mee konden vereenzelvigen. Het was onmogelijk voor normale, beschaafde mannen om zich te vereenzelvigen met die stinkende, vervuilde, uitgehongerde, van luizen krioelende menselijke wrakken. Niemand kon zich een realistische voorstelling maken van de omstandigheden, waarin deze mensen gedwongen waren geweest te leven, met als resultaat hun degeneratie tot een kudde vee, doelloos ronddolende op de grens van een massale paniek. Ik was hun stank vergeten; ik herinnerde mij die weer, na al die jaren, toen ik het Jefferson-Davis Gasthuis in Houston, Texas, binnentrad.

Deze ervaring onderstreept het belang van de blijvende zoektocht naar foto’s, en van de actie “elke naam telt” van Kazerne Dossin. Elke mens als mens erkennen, elke naam uitspreken is wel het minste dat we kunnen doen.

Eén ding wringt toch wel.
De tentoonstelling van Kazerne Dossin handelt ook over andere schendingen van de mensenrechten, in het verleden en het heden. Zuid-Afrika, de Verenigde Staten en, heel terloops, Belgisch Congo. Het wordt tijd dat ze ook aandacht besteedt aan wat in Palestina gebeurt.

aandacht voor rassendiscriminatie in Zuid-Afrika en de Verenigde Staten, Kazerne Dossin

 

Deze tekst is gebaseerd op een brief die ik op 26 december 2024 aan Kazerne Dossin zond. De foto’s nam ik op 27 januari 2025.

briefwisseling met De Volkskrant

Geen krant is meer De Volkskrant dan De Volkskrant. Ze is een unieke, echt-Nederlandse combinatie van calvinistische radicaliteit en katholieke schuld en schaamte. Niet toevallig is de van oorsprong Brabantse, katholieke krant van Den Bosch via Utrecht naar Amsterdam verhuisd.

De Volkskrant heeft een brievenrubriek, die nog meer De Volkskrant dan De Volkskrant is, als je begrijpt wat ik bedoel, en die niet achter een betaalmuur zit. Je kan hem veelal makkelijk lezen — behalve de oudere edities, en de artikels waarnaar verwezen wordt — en je kan ervoor schrijven. Wat ik recent deed.
[De naam van een collega-lezer-schrijver-van-brieven heb ik hier tot J.B. afgekort.]

Op 3 januari 2025 zond J.B. uit Zeist een brief.
Hij bekloeg zich over de moeilijke relatie tot zijn buren, die van barbecuën houden, en niet van de verse groenten die hij zelf verkiest, en met wie geen gesprek — geen overeenstemming — over maatschappelijke thema’s mogelijk is.
En: samen klaverjassen is beperkt.

Op 6 januari zond ik volgende reactie:
Ben ik blij dat ik mensen als J.B. uit Zeist niet als buren heb (De Volkskrant, 3 januari 2025),
— Mooi weer vandaag, vind je niet? Ik hou wel van wat sneeuw, met de zon erop.
— Ja, maar de vluchtelingen.
— Die film van Harry Potter gisteravond ook gezien?
— Nee, want de transgenders.
— Heb je gezien dat de gemeente onlangs vier nieuwe bomen heeft geplant op het plein?
— Ja, maar die barbecue staat er nog steeds.
Misschien moeten mensen, naar Amerikaans voorbeeld, met gelijkgezinden in gelijkgezindenwijken gaan wonen, waar iedereen hetzelfde vindt. Bill Bishop in “The Big Sort. Why the clustering of like-minded America is tearing us apart”, 2009, legt uit hoe dat werkt. Noem het “de grote schifting” :-)
Ik heb buren, en buren gehad, met radicaal andere meningen dan ik. Toch drinken we samen koffie, of wat bier. Ze hebben wel gemerkt dat ze sommige grappen beter voor elders kunnen houden.

Dezelfde dag nog publiceerde De Volkskrant mijn brief als volgt:
Gelijkgezinden
Ben ik blij dat ik mensen als J.B. die klaagt over zijn barbecuende buren, niet als buurman heb. Misschien moeten mensen, naar Amerikaans voorbeeld, met gelijkgezinden in gelijkgezindenwijken gaan wonen, waar iedereen hetzelfde vindt. Bill Bishop legt in The Big Sort. Why the clustering of like-minded America is tearing us apart uit hoe dat werkt. Noem het ‘de grote schifting’. Ik heb buren met radicaal andere meningen dan ik. Toch drinken we samen koffie, of wat bier. Ze hebben wel gemerkt dat ze sommige grappen beter voor elders kunnen houden.

En ze meldde me:
Hartelijk dank voor uw bijdrage, die wij met belangstelling hebben gelezen. We zijn verheugd u mede te delen dat uw brief is geplaatst in de rubriek Geachte Redactie van de Volkskrant.

Ik reageerde:
geachte redactie,
Dank voor uw bericht.
Maar toch.
Contractueel heeft u gelijk: wie een lezersbrief schrijft aan de krant, aanvaardt meteen dat de redactie hem inkort en daarvoor aanpast.
Inhoudelijk veel minder.
Ik heb mijn brief kort gehouden, met enkel het nodige erin.
Maar door het schrappen van de zes korte lijnen, in feite drie zeer korte gesprekken, “prikkelend geschreven”, die over meningen gaan, gaat mijn brief wel de mist in.
Het verband tussen het begin en het einde verdwijnt.
Ik troost me met de gedachte dat niemand van de lezers me kent.
Maar vraag me ondertussen wel af of J.B. uit Zeist, op wiens brief ik reageerde, wel heeft bedoeld en geschreven wat in uw krant heeft gestaan.

Berchem — het Saffierpark is bedreigd

protest-affiches aan de vensters van de huizen, in 2020

Eén van de voordelen van de Covid-periode was, dat ik bij mijn wandelingen in Berchem de Saffierstraat ontdekte, en het protest van de bewoners tegen de aanleg van een fietssnelweg langs de spoorweg, wat de vernieling van een zeldzaam stuk natuur zou betekenen. Rechtover de huizen, beneden de spoorwegberm, zijn er volkstuintjes, en die zijn in de loop der jaren tot veel meer dan tuintjes uitgegroeid. Het is een avontuurlijk park voor de buurt, voor de planten en de dieren, nog versterkt door de prachtige bomen langs de straat. Voor de aanleg van een fietssnelweg (een deel van de F11 naar Lier) zal een groot deel van die natuur over ongeveer 1 km verwijderd worden, en komt er naast die toekomstige fietssnelweg… een buurtpark… dat er al is. Enkel de bomen langs de straat blijven bewaard.

Klik hier, of klik op de foto, voor beelden van het Saffierpark
En lees hier de website BAF 11 Groenenhoek  (Beter Alternatief Fietsostrade)

Langsheen de Saffierstraat ontwikkelde zich decennia-lang een groenzone met zeer diverse vegetatiestructuur: het Saffierpark. Exotische heesters, tuinplanten en inheemse vegetatie zijn hier sterk verweven geraakt. (…)
Tot dusver werden hier ongeveer 360 insectensoorten op of naast de bloemen van 111 plantensoorten aangetroffen. 80 soorten wilde bijen, 120 soorten wespen, 200 soorten vliegen en muggen (waaronder 63 verschillende zweefvliegen), 17 soorten vlinders, 12 soorten libellen, 8 soorten sprinkhanen, 60 soorten wantsen en cicaden, 80 soorten kevers… er leeft en beweegt heel wat in het struikgewas van het Saffierpark! (…)
In het Saffierpark heeft zich 2,7 ha buurtgroen jarenlang dankzij kleinschalig beheer door lokale buurtbewoners, midden in de stad, kunnen ontwikkelen. (…) Er is een sterke wisselwerking tussen de aanwezigheid van dit grotere aaneengesloten buurtgroen en andere tuinen. Waarnemingen van vogels, bijen, vlinders, muggen, vleermuizen, egels… in de privétuinen en in het Saffierpark zijn verbonden in dit buurtnetwerk.
Het Saffierpark en haar deels verruigde karakter maakt haar erg geschikt als veilig broedgebied voor vogels, zoogdieren en insecten. Al dan niet tijdelijk of op doortocht vinden ze er voedsel, schuilplaatsen, een partner… Maar liefst 29 soorten vogels, 9 soorten zoogdieren (steenmarters, egels, eekhoorns en 4 soorten vleermuizen) hangen graag in het Saffierpark rond. Het gebied is ook essentieel als groene verbindingsstrook tussen andere, al dan niet als natuurgebied erkende, groenzones in de buurt.
(uittreksels uit een brochure van BAF11)

Op zaterdag 16 november meldde Gazet van Antwerpen dat de provincie Antwerpen een vergunning heeft verleend voor het project, ondanks meer dan duizend bezwaarschriften, waaronder het mijne, en een negatief advies van de stad Mortsel, waar een klein stuk van het traject gelegen is. Het is een merkwaardige zaak, die provinciale vergunning, voor een project dat in fine door de provincie ook getrokken wordt. Rechter en partij?

Omwille van de aanleg moet de bestaande, historische groenstrook van de Saffierstraat verdwijnen. Deze heeft een belangrijke ecologische, beeldbepalende en maatschappelijke functie. Ze is, met haar bomen, haar volkstuintjes en haar natuurlijke pracht, een essentieel onderdeel van het stedelijk landschap “tuinwijk”. Deze tuinwijk, met de bomen en de volkstuintjes, werd in 1923 gerealiseerd naar ontwerp van de architecten Cols, De Roeck en De Vroey. Ze is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Tuinwijken Groenenhoek. De vaststelling is geldig sinds 29 maart 2019. (Ministerieel besluit Geert Bourgeois, 14 maart 2019.)
Het project brengt geen verbetering voor lokale verplaatsingen met duurzame middelen (te voet of per fiets). In tegendeel. Zoals de vaak gebruikte term “fietsostrade” ook doet vermoeden, beantwoordt het project aan eenzelfde logica als een autostrade: met zo weinig mogelijk “wrijving”, niet gestoord door lokaal fiets- en voetgangersverkeer en door de lokale omgeving en haar bewoners, worden snelle, verdere verplaatsingen bevorderd.
Het project beschadigt of zelfs vernietigt de leefkwaliteit in een overigens optimaal gelegen stedelijke buurt (nabijheid van een station en van talrijke commerciële en maatschappelijke faciliteiten). Daardoor bevordert het de stadsvlucht, wat niet de bedoeling van een duurzaam ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kan zijn.
(uittreksel van mijn bezwaarschrift)

Tervuren

De terechte doelstelling van het project is dat er voor de verplaatsingen meer gefietst en minder met de auto gereden wordt. Dan zou je verwachten dat er ruimte van de auto’s wordt afgenomen om aan de fietsen te geven, maar behoudens enkele zeldzame uitzonderingen gebeurt dat niet. Vaak zijn het wandelwegen, langs rivieren of in parken, voetpaden of woonstraten die tot fietssnelwegen “bevorderd” worden. Dijken wordt verhard, waar ze beter gesloopt zouden worden. Natuur wordt vernield, en er wordt al eens een huis afgebroken. In het historische park van Tervuren dreigt de Spaans Huisdreef door fietssnelweg F29 ingepalmd te worden. Voor de Merksemse havenwijk is de kanaaloever zowat de enige aantrekkelijke open ruimte. In theorie is het jaagpad er voor iedereen, dus ook voor vissers of wandelaars, maar voor de fietssnelweg F5 naar Hasselt wordt het als verkeersweg voor gehaaste fietsers ingericht. [Hetzelfde gebeurt met de Grensleie, aan de andere kant van het land. Jaren geleden heb ik meegewerkt aan de projecten om er wandel- en fietstraagwegen te creëren. Moet ik daar spijt om hebben?]

De Spaans Huisdreef in Tervuren wordt een fietssnelweg.

Het jaagpad langs het Albertkanaal is als een verkeersweg aangelegd, waardoor het zijn waarde en mogelijkheden verliest als wandel- en verblijfsgebied naast een van de dichtstbebouwde buurten van Antwerpen.

de blik vooruit

Duidelijke tekeningen — met name een vergelijking van de bestaande en toekomstige toestand van de Saffierstraat, in doorsnede vooral — vindt men niet op de website van de stad. Met talrijke technische details is de ontwerptekening verhullend in haar precisie.
Overigens bestaat er iets verder, langs de spoorweg naar Mechelen, al een fietssnelweg, die zelfs zal worden versterkt met een brug over de Arbeidersstraat. Een verbinding tussen die twee zou niet moeilijk zijn geweest, en zorgt voor een betere aansluiting aan het station van Berchem en de daar gelegen fietsparking. De manier waarop fiets-snelwegen worden gebouwd doet wel erg sterk denken aan de manier waarop dat destijds voor auto-snelwegen is gebeurd. De blik vooruit, slechts één objectief, zonder aandacht voor de omgeving die men doorsnijdt. En niet veel meer dan wat schamele correcties.

Beoordeling op basis van meetgegevens ivm breedte van de infrastructuur, afstand van de fietsruimte tot autoverkeer en de snelheid van de nabijgelegen weg.
(uittreksel van de officiële kwaliteitsbeoordeling van fietssnelwegen — aan andere weggebruikers, met wie de ruimte wordt gedeeld, wordt niet gedacht)

Nero en de taalnazi’s — en ik

 

In de bibliotheek van Berchem zag ik een lijvig boek over Sleen: De eeuw van Marc Sleen (2022), samengesteld door Yves Kerremans en Noël Slangen. De uitgevers (Davidsfonds en Standaard Uitgeverij) hebben allicht op voorhand bepaald hoe groot en zwaar het boek moest worden (2 kg), want het bevat misschien teveel platen, en zeker te weinig tekst.

Het verhaal van Marcel Neels (1922-2016) komt aan bod, en ook enkele belangrijke gebeurtenissen uit het leven van zijn strips, maar je leest weinig of niets over de grafische kwaliteit ervan. En die is zeer hoog. Soms lijkt het Rubens wel. Vergeleken met wat Sleen presteerde, zijn de tekeningen van Hergé en Vandersteen erg plat. Veeleer vlijtig dan krachtig. Sleen tekende ongeremd en ongerijmd, hij zette op papier wat hij wilde tekenen, anderen wat ze konden tekenen. Al moet gezegd dat ook wat Sleen tekende met de jaren toch vlakker geworden is. De sterkste plaat in het album staat op pagina’s 6 en 7 en komt uit De hoorn des overvloeds (1953). Groot is ook het kwaliteitsverschil tussen de vroege, wat banale kunsttekeningen van Sleen — hij wilde kunstenaar worden — en zijn strips en cartoons. Prachtig zijn sommige portretten, zoals Achiel Van Acker en Nand Buyl.

Tuizentfloot

Kerremans en Slangen zeggen niets over de grafische evoluties van de personages: niets over Nero zelf, of over zijn imposante neus die met de jaren gekrompen is, niets over detectief Van Zwam (“dedectief”), over Madame Pheip… Alleen van Petoetje komt de evolutie aan bod, die Sleen eerst karikaturaal met dikke lippen getekend heeft, die na enkele albums wel verdwenen. [De aanwezigheid van het zwarte Petoetje heeft er in de jaren 80 wel toe geleid dat Nero, in tegenstelling tot Suske en Wiske, door een Zuid-Afrikaanse uitgever geweigerd werd.]
Niets evenmin over de Vlaamse straten, huizen en woonkamers, over de Vlaamse zeden en gebruiken, die in vijftig jaar Nero (de halve eeuw van Sleen) zo sterk veranderd en in strips aanwezig zijn.

Kerremans en Slangen vertellen hoe Sleen bij het tekenen van zijn strips soms slechts één week voorspong had op de publicatie in de krant, en niet altijd wist waarheen het verhaal moest leiden. Dat verklaart mee de bizarre plotwendingen, die een kenmerk van de Nero-verhalen zijn. Mij zou het niet verrassen als kapitein Oliepul met zijn His Majesty Pull zo nodig in een bergmeer opduikt, of Jan Sterk zijn frituur in de woestijn heeft gezet. Zonder Tuizentfloot te vergeten die voor verstrooiing zorgt — en enkele dagen respijt voor de strip en haar auteur — ongetwijfeld het meest absurde personage van het Belgische beeldverhaal.

Het verrast me nauwelijks dat Sleen vaak problemen had met de puriteinse uitgevers van de katholieke Vlaamse kranten (De Standaard, Het Volk), maar het verrast me wel dat de o zo brave Gaston Durnez — oud geboren, eeuwig jong gebleven — een belangrijke rol heeft gespeeld bij de geboorte van Nero. Of juister: van detectief Van Zwam, voor wie Nero een bijfiguur was.
Willy Vandersteen, van Suske en Wiske, en Marc Sleen zijn altijd vrienden, naijverige vrienden geweest. Het is Sleen die Vandersteen als striptekenaar bij de krant heeft aangeworven, waarna Sleen, naar Vandersteens voorbeeld, een eigen stripreeks wilde starten. Op vraag van Sleen heeft Durnez de eerste scenario’s geleverd, die Sleen nauwelijks heeft gevolgd. Hij besefte al snel dat de combinatie van zijn fantasie en werkkracht, de tijdsdruk en een uitstekende casting — zonder saaie personages als Kuifje of Suske, het moet gezegd — hem genoeg ideeën bracht. En dat de herhalingen en de plotse wendingen door zijn lezers werden gesmaakt.

30.000

Wat me echter nog het meest verrast is de logica en de dynamiek van Sleens vertrek naar De Standaard in 1965. Sleen en Vandersteen waren beiden net na de oorlog, toen het krantenlandschap omwille van de oorlog en de collaboratie onzeker was, bij De Standaard begonnen. Toen die situatie zich uiteindelijk stabiliseerde — het verhaal is complex —kwam Sleen bij Het Volk en Vandersteen bij De Standaard terecht. Sleen, wiens albums zeer populair waren, maar door Het Volk op goedkoop krantenpapier werden uitgegeven, was niet weinig jaloers op de degelijke albums, na enige tijd zelfs in kleur, waarmee De Standaard Uitgeverij (toen hetzelfde bedrijf als de krant) Vandersteen en zijn strips verwende. Om ook dergelijke albums te krijgen trok Sleen naar De Standaard, waarop Het Volk een proces over het eigenaarsschap van de strip begon, en dat ook won. Sleen was een werknemer geweest, en moest de rechten delen met het bedrijf. Tot het conflict niet meer in de rechtbank maar door enkele leidende katholieke figuren werd beslecht. Nero mocht naar De Standaard gaan, en zo’n 30.000 abonnees zijn hem gevolgd.
De werkgeverskrant, met in die jaren ook een collaboratie-randje, op de rechterflank van de CVP, had het van de werknemers- en ACV-krant aan de linkerflank gehaald. De banden tussen De Standaard, het bedrijfsleven en de partij zijn altijd sterk geweest. Na de oorlog hebben enkele later belangrijke politici op de loonlijst gestaan, zonder er ook voor te werken. En toen de krant in 1976 op de fles ging — en mijn vader nog snel zijn abonnement hernieuwde, zegt mijn herinnering, om zo haar te steunen — werd ze door Antwerps kapitaal gered. Twintig jaar later, toen Het Volk op haar beurt in de problemen kwam, werd ze door De Standaard-groep (de VUM) overgenomen, en van 2001 tot 2008 geleidelijk met Het Nieuwsblad versmolten. Nero ging altijd mee. Maar dat laatste, na het verhaal van de 30.000, staat zo niet in het album, en schrijf ik erbij.

Sleen had echter niet alle consequenties overzien. De Standaard was preutser dan Het Volk — vechtende vrouwen? een pijprokende vrouw? een kousenband? — en ze had een taalpuritein aan boord. Sleens teksten werden herschreven, zoals dat ook met Vandersteen was gebeurd; “Als ‘t hier nog lang gaat duren, zal ‘t hier rap gedaan zijn” werd “Als ‘t hier nog lang zo doorgaat zal ‘t hier vlug gedaan zijn”. Zelfs uit Nederland kwamen klachten omdat Nero’s taal werd ont-vlaamst. Als corrector, of censor, vermelden Kerremans en Slangen een taalnazi, H.A.M. Van der Heyden, een voormalige NSB-er, die bij De Standaard en elders tegen het Vlaams ten strijde trok. Blijkbaar was de krant een toevluchtsoord voor taalzuiverende oud-NSB-ers, want bij het lezen gaat me een lichtje op. Vijftig jaar na de feiten herinner ik me de naam Maarten van Nierop, ook een oud-NSB-er, en taaltuinier van de krant.

ontdubbelen

Als kind, als tiener — pubers waren er niet in de jaren zestig — verslond ik de krant. Bij ons was dat De Standaard, zodat Nero’s verhuis mij welgevallen was. Ook toen al schreef ik soms een brief aan de krant. Ik herinner me een brief die ik schreef naar de taaltuinier. Uiteraard om hem tegen te spreken. In zijn strijd tegen de belgicismen had MvN het in dit land welig tierende “ontdubbelen” geviseerd. Ontdubbelen was in die jaren een ware rage: zowel wegen als instellingen werden ontdubbeld. (Heden zijn rioleringen aan de beurt.) De ene voor steeds meer auto’s, de andere voor regionale autonomie. “Ontdubbelen is geen goed Nederlands”, moet de taaltuinier hebben geschreven, omdat het Nederlandse “ont”, in tegenstelling tot het Franse “dé”, altijd op het verwijderen van een toestand of kenmerk wijst. Denk aan ontwapenen, ontkleden, ontmaagden, ontgroenen, ontsporen, ontdekken, ontwikkelen… Nog afgezien van de ban op het handige woord, ging dat argument er bij mij niet in. Ik had het Groene boekje of het woordenboek genomen — de vermaledijde Vlaamse Verschueren, geef ik toe — en een lijst met echt-Nederlandse ont-woorden opgesteld, waarbij het “ont-” niet op het verwijderen, maar op het bekomen van een toestand was gericht. Ontbloten, ontbranden, ontvlammen, ontvreemden, ontwaken, onthouden.., en ook minder duidelijke gevallen als ontduiken, ontgroeien, ontgraven, ontleden, ontlopen, ontroeren, ontslapen, ontsteken… Dat de in België gebruikelijke betekenis van ontdubbelen in Nederland onbekend is, OK, maar beweren dat ze in strijd is met het Nederlandse taal-eigen, die vlieger gaat niet op. De taaltuinier mocht vinden wat hij wou, zijn argument sneed geen hout.

Een antwoord heb ik niet gekregen. Allicht had hij elders nog veel te harken en te snoeien, of zich te verdedigen tegen veel sterker en belangrijker dan ik, zoals Gerard Walschap in “Culturele repressie” uit 1969 [Het ging daar om veel meer dan ontdubbelen.] Wat wel geëvolueerd is, is dat woordenboeken, naast (en na) het verwijderen van dubbels (in heel het taalgebied), ook het in tweeën splitsen of een extra exemplaar toevoegen (in België) als betekenissen van ontdubbelen vermelden. Het is overigens niet het enige geval waarin een Nederlands woord twee bijna tegengestelde betekenissen heeft. Denk aan afbouwen (voltooien: het afbouwen van een huis) dat later (onder invloed van het Duitse abbauen) ook geleidelijk verminderen is gaan betekenen. Wanneer een huis zorgvuldig is afgebouwd, kan het perfect bewoonbaar zijn, of helemaal weg.

 

P.S.: De dubbele (ontdubbelde? of dubbelzinnige?) carrières van H.A.M. Van der Heyden en Maarten van Nierop, eerst bij de NSB en daarna als taalzuiveraars, verklaren allicht waarom mensen die taalzorg belangrijk vinden, al te makkelijk en te snel als taalnazi’s worden weggezet (Doe de grote Taalnazi-test in De Standaard, oktober 2016). Alsof wie erover waakt dat het eten niet aanbrandt of de saus niet klontert, een kooknazi is.

publiek domein

Op 28 september 2024 meldde de Stichting Marc Sleen, waarvan Noël Slangen voorzitter is, dat Nero weldra publiek domein wordt.
“We geven de rechten vrij in twee fasen. Vanaf 1 januari 2025 mag iedereen aan de slag met alle personages die Sleen in zijn lange carrière gemaakt heeft zonder dat de stichting daarin tussenkomt. Men mag dus gags en verhalen maken en publiceren met Marcs figuren. In een tweede fase, vanaf 2030, mag iedereen de tekeningen, gags en verhalen die Marc zelf maakte, reproduceren en op de markt brengen.”

« Oudere berichten

© 2025 moskenes.be

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑