Gisteren was een prachtige dag. Lente.
Ik ben gaan fietsen langs de Schelde en de Durme. Lang geleden dat ik dat nog had gedaan. Niet dat ik een goed fietser ben. Ik geniet nog altijd het meest van stoppen, afstappen en op een bank gaan zitten. Dan voel ik me goed, kijk naar het landschap of lees een boek. Ook veerponten vind ik fijn. Als er een helling is om een dijk op te klimmen, heb ik vaak een Kopecki. Veel vaker dan zij — een verwijzing naar de Koppenberg, niet naar Roubaix.
Er waren veel omleidingen op de linker oever, de Oost-Vlaamse kant, meer dan in Sint-Amands aan het veer stond vermeld. Mijn knooppuntenkaart is enkele jaren oud, en niet accuraat. Niet alle nummers zijn nog juist, ook waar er ruimtelijk niets veranderd is. Daarom, en omdat kaarten mooie dingen zijn, omdat ik graag weet en begrijp waar ik ben, en omdat ik graag mijn tijd neem, keek ik vaak naar die kaart.
Ik stond voor een omleiding aan Driegoten. Er wordt een dijk verbouwd. Kwam een man naar me toe: “Te voet kan je hier wel door, naar het veer van de Durme, maar met de fiets rij je best om.” “Er zijn meer omleidingen dan aangeduid”, antwoordde ik, “en mijn kaart is al wat ouder”, voegde ik toe, om over de onjuiste nummers te praten. “Alleen de kaart?” vroeg hij. Hij was weg voor ik wist wat te zeggen.

 

post-scriptum:
De Durme moet wel de meest miskende rivier van Vlaanderen (of België) zijn. Ze ontbrak op het lijstje (en de kaartjes) waarmee we op school de waterlopen leerden kennen. Net als de Jeker en de Mandel — is er een ondergrens? Ze verloor ook haar monding en haar bron. De monding lag in Temse, tot haar benedenloop door een rechtgetrokken Schelde ingepalmd werd; en de bronnen nabij Tielt en Aalter, bij wat nu de Kale is. De Gentse drang naar zee heeft alles daar dooreen gehaald.