Jef Van Staeyen

Tag: literatuur (Pagina 1 van 12)

Edgar Allan Poe in Antwerpen: Alegria! Alegria! — Patrick Conrad

De straten van Antwerpen is een boek uit 1993, samengesteld door Koen Vergeer en uitgegeven door Atlas Amsterdam / Antwerpen. Een bloemlezing. Ze bevat dertig teksten, vooral verhalen, soms een gedicht, die op de een of andere manier aan de straten van Antwerpen zijn gelinkt. Die link is vaak heel zwak — zelden staat de straat centraal, soms is het niet meer dan een wat toevallige plek. Uitzonderingen zijn De weg naar het niemandsland van Sus van Elzen over de Cogels-Osylei, en Het einde van de wereld is nabij van Paul Snoek over braspartijen in het schrijvers- en kunstenaarsmilieu in de V.E.C.U. en het nabije Conscienceplein. [Wat Snoek daar beschrijft komt goed overeen met wat Jeroen Brouwers in Vlaamse Leeuwen schreef.] Maar het meest Antwerps zijn allicht de teksten van Maurice Gilliams: Sterven te Antwerpen en Notities over Antwerpen. Dat mag geen verrassing zijn.

Gilliams

Als ik door sommige straten wandel, waar de witte huizen glanzen van de verse verf, waar het koper aan naamplaten en deurklinken van het geregeld poetsen afgesleten is: — waarom zou ik over die wandeling een andere opmerking verwachten, dan dat men dáár in geen geval de lokale Antwerpse kleur moet gaan zoeken. Doch die straten van kooplieden en verzekeraars, van dokters en advocaten, zal ik steeds als de belangrijkste en meest vervaarlijke beschouwen, omdat ik ze betreed met herinneringen aan ziekten en betwiste erfenissen, aan mislukte beursspeculaties en scheepsrampen die de vooroorlogse (1914) wereld definitiever en schandelijker tot ondergang doemden dan heden het geval is.

Het boek is wat slordig uitgegeven. Geen enkele tekst en geen enkele publicatie is gedateerd. De keuze lijkt erg willekeurig — nergens wordt ze verklaard — en de kwaliteit is — of: vind ik — ongelijk.

Conrad

Een uitschieter is Alegria! Alegria! van Patrick Conrad, uit de gelijknamige verhalenbundel, die volgens Wikipedia in 1972 verscheen.
Loop nu niet naar de Otto Veniusstraat nr 7, waar het verhaal zich afspeelt. Het is niet Antwerpser dan de belastingsdienst in de Lange Nieuwstraat, de winkel Cecil op de Meir waar Antoine Depaepe een stel gele lederen laarsjes koopt, of de vitrines van de Innovation met naakte, kale mannequins.
Dertig jaar geleden kocht Antoine Depaepe voor de liefde een levensechte pop die nu plots zwanger lijkt: eerst haar borsten en dan haar buik zwellen op. Depaepe vraagt zich af wie de vader is, want de liefde bedrijven kan hij niet meer. Het slot vertel ik niet, het had door Edgar Allan Poe geschreven kunnen zijn.
[Let ook op de stijl van dit uittreksel, dat de verwarring van de hoofdpersoon goed weergeeft.]

Rond halftien die avond. De jaarlijkse vakantie was juist voorbij en Depaepe was niet van huis gegaan, hij kon Musidora immers geen drie weken in de kleerkast achterlaten, en daarbij wat kon hij meer verlangen dan dag en nacht voor haar te zorgen, over haar te waken — ontdekte hij, terwijl hij haar oksels met opopanax parfumeerde, dat haar lichaam weer veranderd was, duidelijker plots, en het zweet brak hem uit, koud en hij rilde en met een ruk bracht hij zijn hand voor zijn mond, als om een kreet van afgrijzen, blijdschap en wanhoop te smoren, en met wijd opengesperde ogen staarde hij naar het wulpse, grenzeloze lijf van zijn bleke pop, het drachtig dier, dat zich schaamteloos op de sofa uitstrekte. Ditmaal was er geen twijfel mogelijk, Musidora was zwanger.

revolutionary road – extra’s

Elders (of juister: eerder) op deze website schreef ik een lovende tekst over Revolutionary Road van Richard Yates. Ik voeg hier graag wat aan toe.

1. Little Boxes

Revolutionary Road is veel boeken tegelijkertijd. Het wordt ook gelezen als een kritiek van de Amerikaanse suburbs. Dan gaan de gedachten makkelijk naar het liedje Little Boxes dat Malvina Reynolds in 1962 schreef — het jaar na het boek — en dat we vooral kennen van Pete Seeger, die het in 1963 zong.
De afschuwelijke nieuwbouwwijk die Revolutionary Hill Estates heet  — bakbeesten van split-levelwoningen, stuk voor stuk in walgelijke pasteltinten en bovendien afgrijselijk duur…” en
“Het was er onwankelbaar vrolijk, een speelgoedland met witte en pastelkleurige huizen waarvan de stralende ramen zonder gordijnen vriendelijk knipoogden door een spikkeling van groene en gele bladeren.” vinden een echo in

Little boxes on the hillside,
Little boxes made of ticky tacky,
Little boxes on the hillside,
Little boxes all the same.
There’s a green one and a pink one
And a blue one and a yellow one,
And they’re all made out of ticky tacky
And they all look just the same

2. Steve Jobs

Revolutionary Road is vaak verrassend actueel, of zelfs visionair.

Weliswaar
– wordt er ontzettend veel en overal gerookt in dit boek,
– hebben de treinen open balkons en kan je op het perron springen nog voor de trein stilstaat — altijd in de richting van het rijden springen !
– zijn computers kamergroot en werken ze met vacuüm-lampen,
– is er geen mobiele telefoon,
– gaat niemand joggen,
– en is de rolverdeling tussen mannen en vrouwen thuis en op het kantoor grotendeels achterhaald.

Maar vaak is de levensstijl verrassend actueel. In dit boek uit 1961 dat een verhaal uit 1955 beschrijft
– zien we de televisie-bankstel-salontafel-koelkast-alcohol (sherry, whisky…) levensstijl,
– gaan de collega’s ‘s middags lunchen in de stad, onderbreken ze ‘s morgens hun werk (dat ze nauwelijks begonnen zijn) om samen koffie te drinken, en blijven ze liever thuis wanneer dat hen past,
– voeren ze taken uit waarvan de zin niet echt duidelijk is,
– is zaterdag een vrije dag, ideaal om in de tuin te werken,
– wordt weliswaar met de trein naar de stad gependeld — het is New York —, maar worden alle andere verplaatsingen met de auto gedaan,
– en is die auto vooral een recreatief middel — soms wordt er doelloos rondgereden.

En vooral
– gaat Knox Business Machines, het bedrijf in kantoormachines waar Frank Wheeler werkt, een grote elektronische computer bouwen, “een van die enorme knoerten (…), het soort computer dat ze gebruiken voor het voorspellen van het weer en de verkiezingsuitslagen en dat soort dingen. (…) Het is in wezen niet meer dan een geweldig grote, geweldig snelle telmachine, maar in plaats van mechanische onderdelen zitten er duizenden afzonderlijke vacuümbuisjes in.”
– wil Bart Pollock van de verkoopsbevordering Frank Wheeler in zijn team opnemen en hem overal ten lande promotie-conferenties laten houden:
“Ik heb zo’n idee dat ik jou overal in heel Amerika naar allerlei groepen mensen zou kunnen sturen (…) en dat je alleen maar vóór hen zou gaan staan en gewoon praten. Je zou over computers praten, tekst en uitleg geven; je zou vragen beantwoorden, je zou over elektronische gegevensverwerking vertellen in een taal die iedere zakenman kan begrijpen. (…) Ik ben nog altijd overtuigd van één ding en dat is: als je probeert een idee te verkopen, het maakt niet uit hoe ingewikkeld het is of wat het is, kun je onmogelijk iets vinden dat effectiever overtuigt dan de levende mensenstem.”
Het is of je Steve Jobs, Mark Zuckerberg, Joe Gebbia (Airbnb) of een van hun talloze epigonen voor je ziet.
– en bouwt Bart Pollock uiteindelijk zijn team om tot Bart Pollock Associates. Zoals iemand zegt “een soort industriële public relations voor de elektronica-branche. Ze zijn begonnen met Knox als enige klant, maar ik geloof dat ze er nu nog een paar hebben. Als het goed is, gaan ze het de volgende jaren helemaal maken.”

Richard Yates moet helderziend zijn geweest.

 

revolutionary road — Richard Yates

Revolutionary Road is een prachtig boek.

In het Antwerpse toneelhuis Monty zag ik op 19 december Revolutionary Road. Een productie van theatergroep STAN en De Roovers, met Robby Cleiren, Jolente De Keersmaeker, Ivana Noa en Flor Van Severen. Naar het gelijknamige boek uit 1961 van de Amerikaanse auteur Richard Yates (1926-1991) in een bewerking van Jacob Derwig.
Ik heb intens genoten van het spektakel, van het spel en van de scènes, zo intens dat ik het verhaal vergeten ben. Dagen na de voorstelling zinderden de acteerprestaties nog in me na, maar was ik niet in staat het verhaal te vertellen. Volledig vergeten was ik het.

In de Permeke-bibliotheek vond ik het boek, in een vertaling door Marijke Emeis uit 2003, uitgegeven door De Arbeiderspers. Revolutionary Road was Yates’ eerste roman, waarmee hij bij de literaire kritiek meteen hoge ogen gooide — een nominatie voor de National Book Award —, maar die nooit een bestseller werd. Pas na zijn dood in 1991 en het verschijnen van een biografie in 2003 werden Yates en zijn romans, en vooral Revolutionary Road, her-ontdekt. Een verfilming in 2008 met Kate Winslet en Leonardo DiCaprio vervolledigde het succes — dat aan mijn aandacht toen voorbij is gegaan.

Revolutionary Road is wat ironisch de straat in een buitenwijk ergens in Connecticut waar Frank en April Wheeler met hun twee kinderen wonen. Frank heeft een saaie kantoorjob in New York bij een burotica-bedrijf, en April blijft thuis. Enkele andere personages — er zijn er niet veel — zijn het echtpaar Milly en Shep Campbell, buren en leeftijdsgenoten — de Wheelers en de Campbells komen vaak bij elkaar op bezoek —, de wat oudere, bemoeizieke Helen Givings, makelaar, haar man Howard en hun krankzinnige zoon John, die soms te scherp zegt wat hij vermoedt dat gebeurt, plus enkele collega’s van Frank en, heel occasioneel, wat familie.

Parijs

Opgelet: plotbederver (spoiler alert).

April en Frank hebben de ambities van hun jeugd geruild voor het geregelde leven in hun buitenwijk. April heeft ooit gedroomd actrice te worden, ze heeft op een belangrijke toneelschool in NewYork gezeten, en Frank had ambitie voor een ander leven — waarin is niet duidelijk. Uiteindelijk blijkt hij gehecht aan zijn saaie baan in de stad, met haar nutteloze inhoud, haar rituelen en een slippertje met een secretaresse, maar ziet dat bestaan graag als een opoffering ten bate van zijn gezin. Nadat een opvoering van The Petrified Forest door een lokaal amateurgezelschap met April in de hoofdrol faliekant is verlopen — haar theaterdromen zijn nu definitief stuk — gooien ze het over een andere boeg. Om aan de middelmatigheid te ontsnappen — April en Frank voelen zich beter dan de rest — willen ze naar Parijs verhuizen, waar April een baan hoopt te vinden bij een of andere Amerikaanse instelling, en Frank alle tijd zal hebben voor zijn ambities, of alleszins om te ontdekken wat die zijn. Het is vooral Aprils project — ze klampt zich vast aan de zogezegde ambities van haar man omdat ze er zelf geen meer heeft — en Frank gaat daarin mee. Wanneer April echter ongewild zwanger valt, biedt dat hem de kans het project, waarover ze met iedereen hebben gepraat, opzij te schuiven. Wat toevallig heeft een van de directeurs net Franks talent geprezen en een promotie in het vooruitzicht gesteld. De echtelieden discussiëren dagenlang over een eventuele abortus. Zij voor, hij tegen — maar het is niet duidelijk of hun respectieve keuzes met het kind dan wel met het Parijse project te maken hebben. Nadat hij haar heeft overtuigd, en iedereen op de hoogte wordt gebracht dat ze toch niet gaan en dat April zwanger is, maar na een hevige ruzie — zij houdt niet meer van hem, nu hij aan zijn (of hun) ambities heeft verzaakt, en ze beseft dat ze hem altijd niet zozeer bemind als wel bewonderd heeft — pleegt ze toch abortus. Het loopt fout, ze verliest veel bloed, en sterft.

Onderwijl is het pijnlijk om te lezen hoe die twee elkaar voortdurend kwetsen. Niet alleen wanneer ze elkaar willen kwetsen en tot het diepste van hun mogelijkheden gaan om de ander ten gronde te richten, maar ook, en soms nog meer, wanneer ze elkaar niet willen kwetsen — in tegendeel zelfs verzoenend en begripvol willen zijn — maar hun woorden en hun gedrag, hun lichaamstaal als kwetsend ervaren wordt. En je dat als lezer ook ervaart. Niet zelden ben je geneigd de personages zelf aan te spreken. Ze aan hun mouw te trekken. Vooral Frank. Want als zij een probleem heeft, wil hij de oplossing zijn, ook wanneer ze liever met rust gelaten wordt.

ambulance

Toen was het zondag, de woonkamer was weggezakt in de ritselende luiheid van de zondagskranten en Frank Wheeler en zijn vrouw hadden in wat een jaar leek geen woord gewisseld.

Spaarzaamheid is een belangrijk kenmerk van het boek. Spaarzaamheid in het aantal personages, weinig, maar heel goed gekozen. Soberheid in de taal. Helderheid in de chronologische, verhalende structuur, die slechts door korte flash-backs onderbroken wordt. Terughoudendheid ook. Wanneer April bloedt, door een ambulance wordt opgehaald en in het ziekenhuis sterft, verandert Yates meermaals van vertelperspectief — wat hij eerder in het verhaal om andere redenen ook al deed. Het is Milly Campbell die door de sirene van de ambulance op Revolutionary Road wordt opgeschrikt — Frank en Shep zijn op kantoor, en Milly houdt de Wheelers twee kinderen bij nadat April zich ziek heeft gemeld. Milly is ongerust en belt naar Shep, die Frank verwittigt en met hem naar het ziekenhuis rijdt. Wat gebeurt en wat volgt vernemen we eerst samen met Shep, en zal nadien door Milly en Helen — soms ten treure — aan kennissen en vrienden worden verteld. Maar Howard Givings hoorde alleen nog een welkome, donderende zee van stilte. Hij had zijn gehoorapparaat uitgezet. Dat is de laatste zin.

Voor we zover zijn geef ik nog dit fragment, wanneer April stervende is, en een arts Frank bij zich geroepen heeft.

Shep bleef eerbiedig op afstand en liet zich door zijn innerlijke stem geruststellen dat ze onmogelijk nu dood kon gaan. Zo gingen mensen niet dood, halverwege de middag aan het einde van een slaperige gang als deze. Als ze lag dood te gaan, zou die schoonmaker verdomme heus niet zo vredig zijn zwabber over het linoleum duwen, en zou hij er zeker niet bij neuriën, en zouden ze in de zaal een paar deuren verderop ook niet de radio zo hard hebben staan. Als April dood lag te gaan zou hier aan de muur heus niet dit mededelingenbord hangen met een stencil over een personeelsfeestje (‘Gezellig! Drank en hapjes!’) en zouden die rieten stoelen hier niet zó zijn neergezet, bij een tafel met keurig uitgestalde tijdschriften. Wat verwachtten ze in godsnaam van je?

Wat later vertelt Yates dat April dood is.

Het duurde heel lang voor [Shep] de weg terugvond [in het hospitaal, waar hij koffie had gezocht] en hij zou zich altijd blijven herinneren dat dit was wat hij deed — nuffig door gangen lopen met in elke hand een beker koffie en een dwaze vragende glimlach op zijn gezicht — dat dit was wat hij deed toen April Wheeler stierf.

Niet Yates zegt ons wat gebeurt. Hij zegt dat Milly vermoedt en Shep zich herinnert dat April gaat sterven, c.q. gestorven is. Zo weten wij het ook.

Misschien komen STAN en De Roovers nog eens terug, en kan ik, ná lezing van het boek, hun voorstelling nog eens zien.

 

Een extraatje, met Little Boxes, en Jobs.

van Albert tot Alfred — nooit meer slapen — W.F. Hermans

(vervolledigd 28 januari 2025)

 

Dit wordt een bespreking van Hermans’ Nooit meer slapen, maar eerst maak ik een lange omweg. Wie Nooit meer slapen wil, verwijs ik in de bijgevoegde tekst meteen naar punt 3.

 

1.

In oktober 2003 heb ik gedroomd dat het koninklijk paar (Albert en Paola) bij mij kwam logeren. In Rijsel.

(…)

 

de taal van Issendorf

Ik waagde me ook aan een korte, zeer onvolledige analyse van de taal van Nooit meer slapen. Dat is: de taal van Issendorf.
Ik sta stil bij (1) het geslacht van de naamwoorden, (2) de werkwoordvolgorde in werkwoordgroepen, en (3) enkele kleine bijzonderheden.
Voorbeelden:

  • Een stad van hout. Geen echte stad. Het lijkt of hij nagemaakt is.
  • Als de zon nu maar schijnen blijft…
  • Ik zal haar laten kijken waartoe ik het breng met al mijn knapheid.

 

« Oudere berichten

© 2025 moskenes.be

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑