Deze tien jaar oude anekdote (15 augustus 2015) vond ik vandaag per toeval terug. Enkele details, waaronder de sliptongetjes, paste ik aan. Ze verdient enige uitleg.
Mijn vader had een tante nonneke in Dendermonde. Bij de Maricolen in de Brusselsestraat. Enkele keren per jaar trokken we daar met de auto naartoe. Vader, moeder en een rist kinderen, waarvan de kleinste vooraan op de schoot. De herinneringen zijn niet eensluidend positief. ’s Middags waren er gezoete erwtjes en peekes (worteltjes) bij het middagmaal, we bezochten enkele ouderlingen wier handen onze haren streelden en die ons snoepjes gaven of (veel beter) enkele nummers van het NMBS-maandblad Het Spoor, en we maakten een luie wandeling in de tuin. In de gangen en kamers grijnsden de heilig-harten, de maagden-met-kinderen en de heiligenbeelden vanonder hun glazen stolpen ons toe. Nooit bezochten we Dendermonde, de stad. Het betekenisvolst was allicht de autorit ernaartoe: de lelijkheid van Antwerpen naar Boom, Willebroek, Baasrode en dan Dendermonde heeft niet weinig bijgedragen aan mijn roeping stedenbouwkundige te willen worden.
In Antwerpen en omgeving is 15 augustus moederkesdag. De voorbije jaren maakten we dan een uitstap met moeke en enkele (schoon-) broers en zussen. Zo ook in 2015. Dendermonde leek ons een goed idee, om toch eens wat meer van het stadje te zien, en oude herinneringen met nieuwe realiteiten te confronteren. Ziehier mijn verslag (16 augustus 2015).
❦
Wat ’n rotdag!
De droogste zomer sinds jaren, en een hele dag regen.
We hebben gezien hoe verlaten een stad kan zijn. Meer goedbedoelde sculptuurtjes in de straat dan mensen. Op zoek naar een droge plek zijn we van café naar café, van kerk naar kerk, en van museum naar museum getrokken. In het volkskundemuseum van het plaatselijke begijnhof zagen we al de oude rommel die de Dendermondenaren sinds jaren van hun zolders en uit hun schuren hebben gehaald — wat ’n troep — en in het stadhuis al de schilderijen waarvoor ze elders geen muren meer hadden.
We hebben gezien hoe de Dender de mond is gesnoerd. Aan de openbare bibliotheek zagen we hoe de auto als medium het boek letterlijk verdrukt, de grond induwt. Want de zon en het licht (als die er zijn) zijn voor de automobilisten op het dak, niet voor boekenwurmen in de kelder. In de hoofdkerk zagen we twee Van Dijcks — alsof er in Antwerpen niet genoeg van hem hangt. En aan het beeld van pater De Smet hebben we hoogoplopende ruzie gehad.
Ten einde raad zijn we die droevige stad ontvlucht, om te gaan eten in een oude molen, beneden de dijk van Vlassenbroek, waar ze mosselen hadden. En zalm. Sliptongetjes (*). (“A slip of the tongue”, zeggen ze over ‘t Kanaal.) Noorse schotels met Oostendse garnaal. Rundersteaks. Slaatjes. Kaas-, garnaal- en uiteraard aardappelkroketjes. En friet. Boven op de dijk heeft mijn zwager het Schelde-oratorium gezongen. Gij Schelde, gij machtige prachtige vloed. Alsof het leven voor de schapen al niet gruwelijk genoeg is.
Maar het ergst van al was toch de Brusselsestraat. We hebben moeten aanschouwen hoe er van het riante Maricolenklooster bijna niks overblijft. En de landerige tuin met boomgaard en konijnen door koele nieuwbouw, zielloze parkings met barelen en een pover gazonnetje vervangen is.
Vooral: we hebben vastgesteld hoe al onze herinneringen, waarvan we elk van ons zo zeker zijn… uiteenlopend, om niet te zeggen tegenstrijdig zijn.
Eén advies blijft na decennia overeind: ga nooit naar Dendermonde. Heb desnoods autopech (*).
Tenzij je nog wat oude spullen hebt.
❦
(*) Pas onlangs ontdekte ik dat sliptongetje toch de juiste term is, en niet slibtongetje. Ze slippen door het net.
(*) De autopech verwijst naar één van de deelnemers, die omwille van pech Dendermonde niet heeft bereikt, én naar pech die wij (vader, moeder en hun kroost) ooit hebben gehad. Met hetzelfde resultaat.
De genoemde Pater De Smet ben ik de jaren nadien nog meermaals tegengekomen: pater De Smet en de Indianen. Ook in Montana en Canada.
Dendermonde is in de loop der jaren wat in mijn achting gedaald, naargelang ik ontdekte dat het befaamde Ros Beiaard met de vier Heemskinderen — le cheval Bayard et les quatre fils Aymon — al even uniek is als het carnaval van Aalst. Niet dus.

