Beste Ruimte,
beste >Vlaamse vereniging voor Ruimte en Planning,
beste redacteurs,

Zaterdag ontving ik het nummer 26 van Ruimte, met als thema >”School maken”.
Ik schrijf jullie graag een reactie over… taal.
Over taal, voor Ruimte?

Planning is een vooral talige bezigheid. Taal is maatschappelijk gedrag. Taal is kracht en macht. Om een voorbeeld uit een totaal ander domein te halen: het zijn woorden, veel meer dan cijfers, die miljoenen Grieken in de armoede gedreven hebben.

Maar om terug te keren tot Ruimte, en tot School maken, drie reacties omtrent taal. (Kleiner dan Griekenland, weliswaar. — Gelukkig maar.)
Woorden die we vandaag kiezen, zijn zwanger van wat we morgen denken en doen.

1.     (ontwerpwetenschappen)
Onder leiding van Marc Martens discussiëren Michael Ryckewaert (Vrije universiteit Brussel), Luuk Boelens (Universiteit Gent), Jan Schreurs (KU Leuven) en Tom Coppens (Universiteit Antwerpen) over het sterk gewijzigde landschap van stedenbouwkundige opleidingen in Vlaanderen. Eén van de vraagstellingen, ingebracht door Luuk Boelens, betreft de plaats van “het ontwerp en het direct professionele praktische onderwijs”. “Het praktische stedenbouw- en planningonderwijs dat sterk aanwezig was bij Erasmus [Brussel], Artesis [Antwerpen, zeg maar ‘de Academie’, of ‘het NHIBS’, of ‘Henry Van de Velde’, e.v.a.] en Sint-Lucas [Brussel en Gent], wordt nu allemaal ‘academisch’.”
‘Academisch’, in de zin van beschouwend, analytisch, theorievormend, evaluerend en kritisch — allemaal goed —, maar niet ontwerpend, creatief, ingreep-gericht. Niet ‘in een worsteling met de realiteit’, wat ontwerpen altijd is.

Deze zorg is terecht, ondanks Tom Coppens’ geruststellende woorden (“ik denk dat het nog altijd 50/50 is”), als je naar de nieuwe naam van de Antwerpse opleiding kijkt, waar behalve stedenbouwkundigen en planners ook architecten, interieurarchitecten, productontwikkelaars en monumenten- en landschapzorgers worden opgeleid : de ‘faculteit Ontwerpwetenschappen’.
‘Ontwerpkunde en -wetenschappen’ ware veel beter geweest, en meer in lijn met de doelstellingen. Als we willen dat er ook morgen bekwame ontwerpers zijn — die wat kunnen —, moeten we dat ook talig erkennen.

[Overigens is het niet het samen bestaan, naast elkaar, maar de wederzijdse samenwerking van kennis en kunde die belangrijk is. De Antwerpse opleiding stedenbouw in de jaren 70 was wél heel academisch, in feite te. Rank Xerox was toen net op de markt, en de invloed van de fotokopie op het onderwijs mag niet onderschat worden. De toenmalige opleiding kenmerkte zich echter vooral door misprijzen voor de concrete stedenbouwkundige praktijk. Hoe collega-studenten, die naast hun studies ook in het vak stonden, die schizofrene situatie beleefd hebben, is me onbekend. Hoe leg je een link tussen, zeg maar, Castells of Lefebvre, en de écoline van een BPA — wat toch, decennia lang, de enige hoorbare taal van de ruimtelijke ordening is gebleven? Al de rest bleef in de kast. Gelukkig waren er uitzonderingen. Het is de grote verdienste van mensen als Charles Vermeersch en Jef Van den Broeck de brug tussen kennis en kunde te hebben gebouwd.
Terloops — ik wijk af —, niet alleen toen (met Xerox), maar ook vandaag is de invloed van de beschikbare technologieën op opleiding en vakbeoefening erg groot. Tekstverwerkers, Excel-tabellen en A4-printers zijn goedkoper, en makkelijker te gebruiken, dan teken- of ontwerpprogramma’s. Ook dat heeft zijn invloed op wat geproduceerd wordt.]

2.     (markt)
“Op weg naar een Europese arbeidsmarkt voor ruimtelijk planners” is, enige pagina’s verder, de titel van Joris Scheers’ bijdrage over de stappen die worden gezet, en waaraan hij actief meewerkt, om in Europa tot wederzijdse kennis en erkenning van diploma’s en professionele vaardigheid te komen. Een goeie zaak, waarmee stedenbouwkundigen van elkaar, en opdrachtgevers van hen, beter kunnen weten wat ze waard zijn, waarmee ze makkelijker internationaal aan de slag kunnen, en waarmee hun vaardigheden niet systematisch, en naar land van herkomst, onder- of (soms) overschat worden.

Maar, is het een ‘markt’, wat we wensen? Is ‘markt’ het juiste woord voor wederzijds vertrouwen en erkenning, en voor de kennis, de georganiseerde informatie die daarvoor nodig is?
Voor we er erg in hebben wordt de goede werking van de markt belangrijker geacht dan de kwaliteit van de stedelijke ontwikkeling.

3.     (!()
Pagina 60 (in het artikel “Integraal plannen GO!” van Edwin De Ceukelaire) lees ik volgende zin: “Op basis van de resultaten en de gebruikte methodiek werkte een architect-ruimtelijk planner van het GO!”.  Daarna staan, wat verweesd, de woorden “in samenspraak met heel wat andere collega’s vervolgens zelf een ander plan uit”.  [Er staan nog wel wat meer dergelijke zinnen in het stuk.]

Elders, pagina 38 (een tekst van Annelies Augustyns), lees ik “Om de nood (…) in een breder perspectief te plaatsen, schreven het Team Vlaams Bouwmeester en Br(ik — de servicedesk voor studenten in Brussel…”. Hopeloos zoek ik waar het tussen haakjes geplaatste zinsdeel eindigt, wat nodig is voor een goed begrip van wat er staat. Er is er geen. Brik is Br(ik. Alsof het ‘ik’ daarzonder niet genoeg zichtbaar was.

Het Vlaamse gemeenschapsonderwijs heeft ervoor gekozen in zijn logo een uitroepteken te plaatsen. Laat het zijn. De Brusselse servicedesk voor studenten koos voor een haakje. Idem. Anderen, vóór hen, kozen staarten en andere apenstreken.

Uitroeptekens, haakjes, leestekens kortom, ze zijn de bakens in een tekst. Ze helpen de lezer te begrijpen wat er staat. Want bij het lezen springt die van leesteken naar leesteken, en vult pas nadien de woorden in. Leestekens horen niet de naam-gever toe (het GO of het Brik). Ze zijn de taak, het voorrecht — de verantwoordelijkheid zelfs — van de auteur die de zinnen schrijft. Leestekens zijn een ‘omgangsvorm’. Ze correct gebruiken is een vorm van beleefdheid en respect. Het mag merkwaardig genoemd worden dat met name openbare instellingen voor opvoeding en onderwijs van scholieren en studenten, (en, vóór hen, een ecologische partij, Groen!), de elementaire beleefdheidsregels van een correct leestekengebruik aan hun laarzen lappen. Een ongepast uitroepteken of een half haakje, om beter op te vallen, is immers als een quad in een voetgangersstraat. Of op een boswegel. Intelligente gemeentebesturen weten wat moet: ze gooien hem er uit. Het is de taak van een auteur, of van een redactie, hetzelfde te doen.

met vriendelijke groet,

jef

P.S.: Cut out all these exclamation points. An exclamation point is like laughing at your own jokes.” (F. Scott Fitzgerald)