Jef Van Staeyen

Categorie: Essays (Pagina 1 van 28)

de wet van behoud van miserie — de Grotesteenweg in Berchem

Het voorbije jaar werd de Grotesteenweg in Oud-Berchem deels heraangelegd. Dat was wel nodig. Een aantal problemen, waarover ik reeds eerder schreef, werden opgelost, andere niet. En nieuwe problemen werden gecreëerd.

Dat noem ik de wet van behoud van miserie. Ik maakte een reportage van wat beter werd, van wat beter kon, en van wat echt niet goed is. Het gaat om smalle en versmalde voetpaden, short-cuts, spookfietsers, ontbrekende zebra’s, drukknoppen (en ontbrekende drukknoppen!), ontbrekende hellingen aan tramperrons… en om verlaagde leefbaarheid en veiligheid, waar doorstroming en snelheid belangrijker zijn.
Klik hier of klik op de foto.

 

Montebello en de eponiemen

Hier in de buurt is een ijssalon, dat Montebello heet.
Een zonnige, Italiaanse naam voor een ijssalon — de mooie berg.
Montebello is een dorp in Lombardije, tussen Genua en Milaan, Piacenza en Turijn. Maar de link van het ijssalon met het dorp is niet zo eenvoudig.

Montebello is de naam van de straat waarin het ijssalon gelegen is.
Die straatnaam verwijst naar het verdwenen fort Montebello, dat in 1806-1810 door het Franse leger werd gebouwd waar nu het Justitiepaleis staat.
Ze noemden het fort naar de (eerste) slag van Montebello, waar ze in 1800 de Oostenrijkers verslagen hebben.
Ook in 1859 werd er in Montebello slag geleverd, de tweede slag van Montebello: weer werden de Oostenrijkers verslagen, dimaal door een coalitie van een Piémontees-Sardijns (laat ons zeggen: Italiaans) en een Frans leger, als deel van de tweede Italiaanse onafhankelijkheidsoorlog.
Door zijn naam verwijst het ijssalon naar de straat, die naar een verdwenen fort verwijst, dat naar een veldslag verwijst, die haar naam aan een dorpje te danken heeft. Het ijssalon, de straat, het fort, de veldslagen en het dorp zijn eponiemen. Ze dragen dezelfde naam. Ze zijn naar elkaar vernoemd.

Edgar Allan Poe in Antwerpen: Alegria! Alegria! — Patrick Conrad

De straten van Antwerpen is een boek uit 1993, samengesteld door Koen Vergeer en uitgegeven door Atlas Amsterdam / Antwerpen. Een bloemlezing. Ze bevat dertig teksten, vooral verhalen, soms een gedicht, die op de een of andere manier aan de straten van Antwerpen zijn gelinkt. Die link is vaak heel zwak — zelden staat de straat centraal, soms is het niet meer dan een wat toevallige plek. Uitzonderingen zijn De weg naar het niemandsland van Sus van Elzen over de Cogels-Osylei, en Het einde van de wereld is nabij van Paul Snoek over braspartijen in het schrijvers- en kunstenaarsmilieu in de V.E.C.U. en het nabije Conscienceplein. [Wat Snoek daar beschrijft komt goed overeen met wat Jeroen Brouwers in Vlaamse Leeuwen schreef.] Maar het meest Antwerps zijn allicht de teksten van Maurice Gilliams: Sterven te Antwerpen en Notities over Antwerpen. Dat mag geen verrassing zijn.

Gilliams

Als ik door sommige straten wandel, waar de witte huizen glanzen van de verse verf, waar het koper aan naamplaten en deurklinken van het geregeld poetsen afgesleten is: — waarom zou ik over die wandeling een andere opmerking verwachten, dan dat men dáár in geen geval de lokale Antwerpse kleur moet gaan zoeken. Doch die straten van kooplieden en verzekeraars, van dokters en advocaten, zal ik steeds als de belangrijkste en meest vervaarlijke beschouwen, omdat ik ze betreed met herinneringen aan ziekten en betwiste erfenissen, aan mislukte beursspeculaties en scheepsrampen die de vooroorlogse (1914) wereld definitiever en schandelijker tot ondergang doemden dan heden het geval is.

Het boek is wat slordig uitgegeven. Geen enkele tekst en geen enkele publicatie is gedateerd. De keuze lijkt erg willekeurig — nergens wordt ze verklaard — en de kwaliteit is — of: vind ik — ongelijk.

Conrad

Een uitschieter is Alegria! Alegria! van Patrick Conrad, uit de gelijknamige verhalenbundel, die volgens Wikipedia in 1972 verscheen.
Loop nu niet naar de Otto Veniusstraat nr 7, waar het verhaal zich afspeelt. Het is niet Antwerpser dan de belastingsdienst in de Lange Nieuwstraat, de winkel Cecil op de Meir waar Antoine Depaepe een stel gele lederen laarsjes koopt, of de vitrines van de Innovation met naakte, kale mannequins.
Dertig jaar geleden kocht Antoine Depaepe voor de liefde een levensechte pop die nu plots zwanger lijkt: eerst haar borsten en dan haar buik zwellen op. Depaepe vraagt zich af wie de vader is, want de liefde bedrijven kan hij niet meer. Het slot vertel ik niet, het had door Edgar Allan Poe geschreven kunnen zijn.
[Let ook op de stijl van dit uittreksel, dat de verwarring van de hoofdpersoon goed weergeeft.]

Rond halftien die avond. De jaarlijkse vakantie was juist voorbij en Depaepe was niet van huis gegaan, hij kon Musidora immers geen drie weken in de kleerkast achterlaten, en daarbij wat kon hij meer verlangen dan dag en nacht voor haar te zorgen, over haar te waken — ontdekte hij, terwijl hij haar oksels met opopanax parfumeerde, dat haar lichaam weer veranderd was, duidelijker plots, en het zweet brak hem uit, koud en hij rilde en met een ruk bracht hij zijn hand voor zijn mond, als om een kreet van afgrijzen, blijdschap en wanhoop te smoren, en met wijd opengesperde ogen staarde hij naar het wulpse, grenzeloze lijf van zijn bleke pop, het drachtig dier, dat zich schaamteloos op de sofa uitstrekte. Ditmaal was er geen twijfel mogelijk, Musidora was zwanger.

vrienden fietsers, we moeten scheiden

beste vrienden fietsers,

Jarenlang — niemand weet nog sinds wanneer — hebben we, voetgangers en fietsers, samengeleefd.
Samen waren we langzaam verkeer. We waren actieve én zachte verkeers-deelnemers.
Ons samenleven werd zelfs nog intenser toen we beslisten dat de ruimte die voor ons, voetgangers, was bestemd, en die we slechts moeizaam op het gemotoriseerd verkeer heroverd hadden, ook voor jullie, fietsers, kon worden opengesteld: voetgangersstraten en -pleinen, wandelwegen… of zelfs een tunnel.
Maar toen gingen jullie vreemd. Jullie werden meer en meer gemotoriseerd. De traagheid en de zachtheid die ons bonden hebben jullie verleerd. Jullie werden sneller, groter, sterker en zwaarder. Jullie werden opdringerig. Scheren in hoge snelheid langs ons heen, brengen ons aan het schrikken of, erger, stoppen niet en rijden ons aan. Jullie bellen naar spelende kinderen of kuierende ouderen in een woonerf of een voetgangersstraat. Opzij, opzij, opzij… En jullie geparkeerde fietsen verplichten ons over het fietspad of de rijweg te gaan. Wij, voetgangers, kunnen onszelf niet meer zijn.
Jullie noemen zinloos rood het verkeerslicht dat ons beschermt, en conflictvrij het kruispunt dat we niet veilig kunnen oversteken. Van een trage weg maken jullie een fiets-snel-weg.
We herkennen jullie niet meer. En jullie zién ons niet meer. Alsof we niet bestaan.
Onze wegen scheiden. Elk onze eigen weg moeten we gaan. Letterlijk dan.

« Oudere berichten

© 2025 moskenes.be

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑