Zondag 8 oktober sprak radioman Pat Donnez met Vlaams minister-president Geert Bourgeois (Klara, Berg en dal, van tien tot elf). Na een gesprek over zijn opvallende politieke carrière, van Volksunie tot minister-president, over collaboratie (een zware fout), media, de Amerikaanse rechtsfilosofe Martha Nussbaum (de tijdgeest wordt beheerst door meten en berekenen), en over Catalonië (en België, dat in weerwil van de toenmalige grondwet is ontstaan), spraken beide heren over de gehaastheid van het politieke bedrijf (10:29:30). “Rusteloosheid is eigenlijk in de politiek onontbeerlijk, en tegelijkertijd ook een pest”, stelde Pat Donnez. Het moet een telegeleide voorzet zijn geweest (waarom niet trouwens, mits dat boeiende gesprekken geeft) want Bourgeois las prompt een stuk uit Ignaas Devisch’ recente boek, dat hij had meegebracht, en ook prijsde: Rusteloosheid, pleidooi voor een mateloos leven. Hij deed dat zeer goed. Wat mij betreft mag Bourgeois na zijn politieke carrière als presentator bij de radio gaan. (Dat hij zich haast, hij is 66.) De technicus vond het wel nodig er een streepje muziek achter te zetten. Ach, die radiofonische angst voor stilte.

 

Ik geef een lang citaat uit het boek — Devisch is filosoof en ethicus — en duid meteen welk stuk Bourgeois voorlas.

‘De keren dat ik me ertoe zette na te denken over de veelsoortige en drukke activiteit van de mensen en de gevaren en moeilijkheden waaraan ze zich blootstellen, aan het hof en in de oorlog, waar zoveel twisten en hartstochten, zoveel gewaagde en vaak kwalijke ondernemingen etc. uit voortkomen, heb ik vaak gezegd dat alle ellende van de mensen maar één oorzaak heeft, namelijk dat zij niet in staat zijn rustig in een kamer te blijven.’ (Blaise Pascal, De Gedachten)
De observatie van Blaise Pascal (1623-1662) stamt uit de zeventiende eeuw, maar klinkt bijzonder actueel: we lijken er niet in te slagen om niets te doen. Tegelijkertijd klagen we over de drukte van het dagelijkse leven. Hoe vaak vertellen wij elkaar niet dat we aan rust toe zijn, maar doen we vervolgens daarna nog meer? Dat is vreemd, zeker omdat tot in de jaren zestig van de vorige eeuw werd voorspeld dat verveling het grote probleem van de eenentwintigste eeuw zou zijn. De minder lange arbeidsdagen als gevolg van technologische vooruitgang en automatisering zouden ervoor zorgen dat we van pure verveling tegen de muren zouden oplopen.
Het tegendeel lijkt vandaag het geval. Zelfs al werken we gemiddeld minder uren, we hebben toch meer te doen. Wat is er dan aan de hand? Ook al zijn er aspecten van ons gedrag die eigen zijn aan onze tijd en is onze samenleving zo georganiseerd dat het de drukte in de hand werkt, we doen er goed aan achterom te kijken.
Dat Pascal in de zeventiende eeuw al over rusteloosheid schrijft, toont aan dat de menselijke drang om steeds vooruit te willen en niet stil te kunnen zitten al veel ouder is dan we doorgaans denken. Misschien is er wel iets in de moderne mens zelf aanwezig dat ons tot een rusteloosheid aanzet?

[Hier begint het citaat door Geert Bourgeois.]
Maar eerder dan rusteloosheid als de grote boosdoener aan te duiden, werp ik de vraag op of, en welke positieve aspecten aan rusteloosheid verbonden zijn. Is menselijke rusteloosheid een probleem, of leidt zij veeleer tot een interessant en creatief leven? Over die vraag gaat dit boek. In weerwil van allerlei pleidooien voor verlangzaming of meer evenwicht in ons leven, breek ik een lans voor passie, creativiteit en verlangen, positieve zaken die het gevolg zijn van onze aanhoudende vlucht vooruit. Rusteloosheid doet dromen van een beter leven, een nieuw evenwicht, een andere job of een passionele liefdesnacht.

[Hier onderbreekt Geert Bourgeois zijn citaat, maar Devisch gaat verder— volgt een presentatie van de drie delen van het boek — Geert Bourgeois herneemt.]
Ik eindig niet met een oproep om het kalmer aan te doen of de tijd stil te zetten. Eerder dan rust en evenwicht te bereiken, komt het eropaan een verhouding te vinden met onze onstilbare, maar ook zeer positieve drang tot zelfrealisatie en alle passie die daarmee gepaard kan gaan.

[Hier onderbreekt Geert Bourgeois opnieuw zijn citaat.]
Dat betekent niet dat we niet moeten oppassen voor te hard werken of burn-out, of voor maatschappelijke en economische processen die het leven drukker maken. Dat veel zaken uit ons dagelijkse leven sneller verlopen dan enkele eeuwen terug is een feit. Het is van belang die versnelling goed te begrijpen om in te zien waarom we hierover klagen én tegelijk er in blijven meestappen.

[En hier herneemt hij.]
Want sinds wanneer moet een goed leven evenwichtig zijn? Jaagt ook de zoektocht naar een leven in balans ons niet vooruit, omdat we naast onze dagtaak en de kinderen ook nog eens die cursus yoga of ‘ken jezelf’ moeten volgen? Getuigen de aanhoudende pogingen om een alternatief te vinden voor ons drukke bestaan niet van eenzelfde rusteloosheid?

Zo kan ik het ook, ga ik niet zeggen, want die handigheid heb ik niet. Wat Devisch daar schrijft is een goocheltoer met woorden. Niemand gezien?
Hij bouwt zijn boek en zijn stelling, en de aandacht die hij daarom krijgt, op een valse tegenstelling. En een valse gelijkstelling.
Rusteloosheid stelt hij gelijk aan creativiteit, passie, verlangen, zelfrealisatie. De ontevredenheid die rusteloosheid is — inderdaad —, wordt de wil de wereld te veranderen, en de daad dat effectief ook te doen. Vooruitgang, stelt Devisch, is het resultaat van rusteloosheid.
Traagheid, onthaasting, tijd nemen om te denken wat je doet, wordt dan het tegendeel: het wordt desinteresse, passiviteit, stagnatie, aanvaarden.

Bromvlieg

Heeft Pascal — om zijn voorbeeld te nemen — zijn Pensées geschreven omdat hij rusteloos was? In de zin van: altijd bezig, van jip naar jaar, zoals de rusteloze mens waarover Devisch schrijft. Rusteloos, zodat je lastige vragen vergeet, ze voor je verbergt.
Nee, Pascal heeft heel veel gedaan, maar hij heeft vooral tijd genomen, hij heeft onthaast, om na te denken over wat hij vermoedde, over wat hij voelde en deed. Tijd om te observeren. Tijd om ideeën te ontwikkelen, gedachten, en ze zorgvuldig op papier te zetten, ze met ons te delen, generaties lang. De zenuwlijders aan het hof en in het leger, altijd bezig, waarover hij schrijft, zijn we al lang vergeten, ze zijn al twintig keer dood. Maar Pascal leeft nog onder ons, omdat hij rust heeft gezocht. De rust, een halte in de jacht van de tijd, die nodig is voor creativiteit.
In één zin samengevat zit heel de verwarring die Devisch onderhoudt: de menselijke drang om steeds vooruit te willen en niet stil te kunnen zitten. Het tegendeel van stilzitten is immers niét vooruitgaan, zoals Devisch beweert, het is rondhossen. Denk aan een bromvlieg, die rusteloos is, en tegen de ruiten vliegt. Vooruitgaan heeft richting nodig.

De rusteloosheid waar Devisch voor pleit, is drukdoenerij, in feite een vluchten. Veel te vaak is ze geen drager voor, maar een ersatz van denken, vragen stellen, creativiteit, en verandering, vooruitgang. Ze is de angst voor de zin en de onzin van het leven, die je ziet wanneer je halt houdt, zelfs even maar.