De Hamonterweg in Neerpelt ligt er sinds lang. Hij bestond al een eeuw voor er snelle auto’s kwamen. Hij was — letterlijk — een trage weg, voor karren, kippen en vee, voor voetgangers en voor spelende kinderen. We hebben er een weg voor snel verkeer van gemaakt. Wie traag is werd de openbare ruimte ontfutseld en in de bermen en grachten geduwd, op een zelfmoordstrook voor fietsers of een zeldzaam zebrapad.
Onderwijl hebben we met lintbebouwing van diezelfde Hamonterweg ook een “woonstraat” gemaakt: een straat met huizen en hier en daar een bedrijf.
De Hamonterweg heeft bushaltes én een benzinestation.
Wie de slachtoffers zouden zijn — een dode en een zwaargewonde — en welk de precieze omstandigheden, wisten we niet, maar wel dat er >een zwaar ongeval kwam. De immense schade en leed hebben we (collectief) gewild.
post scriptum (25 januari 2023):
De term >zelfmoordstrook heb ik een kleine halve eeuw geleden meermaals gehoord en ook zelf gebruikt, om de nauwelijks bestaande, met verf afgebakende strookjes langs Vlaamse wegen te duiden. In het begin van de eenentwintigste eeuw pleitte de mobiliteitsdeskundige Kris Peeters voor het woord moordstrook, allicht omdat zelf de verantwoordelijkheid onterecht bij de fietser (of voetganger) legt. Door hier het oude zelfmoordstrook toch te gebruiken, wijs ik op de intussen hoge ouderdom van het fenomeen — en van de kritiek er op —, dat velen van ons ook dreigt te overleven. Aan fietsers en voetgangers wordt pas gedacht als er plaats voor is, nadat eerst de auto’s zijn bediend.