Oma, Opa, Papy, Mamie, Bompa, Bomma… het zijn eretitels.
Titels die je draagt bij kleinkinderen en achterkleinkinderen en — bij uitbreiding — kinderen, schoonkinderen en vriendjes van.
Het zijn liefkozende namen, die nabijheid en vertrouwen in woorden zetten: jij bent van ons en wij van jou.

Die mooie namen worden misbruikt. Een onbekende oudere man of vrouw wordt ongevraagd opa of oma genoemd, in de tram, aan de balie, in de krant. Een inbreuk in zijn of haar intimiteit. Waarmee de spreker of schrijver bedoelt dat oudere mensen onbekwaam zijn, onnozel, in zekere zin zelfs ongevaarlijk. Ze zijn uit-ge-ran-geerd. Het respect dat we hen tonen, is slechts schijn.

Daarom stel ik voor dat we iedereen, ongeacht zijn leeftijd, die onterecht het woord opa, oma, papy, mamie, bompa of bomma in de mond neemt, of welke variant dan ook, voortaan snotneus noemen (“morveux” of “morveuse”, in het Frans). Snotneus!

Twee recente snotneuzen.

  • “Als u denkt dat we enkel mensen met een bruine huidskleur selecteren: dat zal niet zo zijn. We gaan niet aan ethnic profiling doen. Ook de oma van 75 heeft kans om gecontroleerd te worden.” (Jan Jambon in Terzake, geciteerd door De Standaard, 3 mei 2016).
  • “Misschien was het toch beter geweest dat de extreem-rechtse luchtvaartingenieur de Oostenrijkse presidentsverkiezingen had gewonnen en niet de minzame groene opa.” (Geert van Istendael, “De elites van West-Europa weigeren de nood van hun medeburgers ernstig te nemen”, in De Morgen, 25 mei 2016). — Wat gebeurt er als Van Istendael in een opiniestuk de vroegere Deense Eerste minister poesje noemt?

Zoals je ziet, al zijn het er nog maar twee, het cultureel en maatschappelijk veld van onbehouwenheid is breed. Heb jij andere voorbeelden?

 

P.S.: Ik hoor het al. Ik ben wel héél vroeg met deze commentaar, en heb nog veel tijd om me kwaad te maken.