Jullie hebben het allicht gemerkt. Ik maak me bijzonder kwaad om wat vandaag met Europa gebeurt. Collectief individualisme, vooroordelen, dwaasheden en onkunde veroorzaken onherstelbare schade aan Europa en de Europeeërs. Wat vandaag gezegd en beslist wordt, werpt zijn duistere schaduw over wat morgen komt.

De socialistische voorzitter van het Europees parlement heeft het verstaan te pleiten voor een — weliswaar tijdelijke — herinvoering van de dictatuur in Griekenland. Eénenveertig jaar na de kolonels heten de dictators “technocraten”. Ze zijn eleganter gekleed, spreken verzorgder, zijn minder brutaal, en er vloeit minder bloed. Maar de logica is dezelfde: ze achten zichzelf best geplaatst om de problemen van het land op te lossen, om te weten wat er moet gebeuren en hoe. Nadat de dictators — correctie: de technocraten — de belangrijkste beslissingen hebben genomen en uitgevoerd, mag er volgens Schulz opnieuw een democratische regering komen. Om te beslissen of de belastingsbrieven rose zijn of lichtblauw.

Europese solidariteit is een mooi begrip, als het op krijgen aankomt, vinden de politieke vertegenwoordigers van enkele Centraal-Europese en Baltische landen. Eerst was er hun onwil om bij te dragen aan de opvang van Afrikaanse et Klein-Aziatische oorlogsvluchtingen, en nu is er de Griekse kwestie.
Onder de titel ‘”Grieken gooien geld over de balk! Ongehoord”, Oost-Europese en Baltische tegenstand grootste struikelblok voor Griekenland’ citeerde Maarten Rabaey (De Morgen, 9 juli) enkele politici.

“Voor de Grieken is het elke dag mañana” zou de Litouwse presidente Dalia Grybauskaité verklaard hebben.  Merkwaardig, want mañana is geen Grieks, maar Spaans, de taal van het land dat een kwart eeuw lang door iedereen bewonderd werd, omwille van zijn bijna incidentloos democratisch parcours, zijn economische successen, zijn geslaagde internationale evenementen (een wereldtentoonstelling en olympische spelen) en zijn realisaties op artistiek, stedenbouwkundig en sportief vlak. (Alleen het laatste is nu overgebleven.)  Enkele jaren na het uitbreken van de internationale financiële crisis — die niet in Spanje of Griekenland, maar wel in de States vertrokken is — zit datzelfde land blijkbaar vol luilakken (“mañana”). Eén pot nat, al die zuiderlingen. “Le club-med”, wordt ook gezegd, of “the PIGS”. Scheld-taal, die mensen en volkeren uit elkaar drijft.

In Estland maakt men het nog bonter: “Wij brachten zware offers om toe te treden tot de eurozone, zonder financiële hulp”. Versta: Waarom zouden we de Grieken helpen, als wij Esten alles zelf hebben gedaan en betaald? Gemakshalve wordt vergeten dat het land — net als zijn buren — al meer dan twintig jaar door de Europese begroting geholpen wordt. En geen beetje. Al in 1989 werd het Phare-programma opgestart, eerst voor noodhulp aan Polen en Hongarije, en vanaf 1994 ter ondersteuning van tien kandidaat-lidstaten.  Na mei 2004 (wanneer Estland en zijn buren effectief tot de Unie zijn toegetreden), is die financiële steun (het gaat niet om leningen, maar om subsidies) alleen maar toegenomen. Volgens de meest recente cijfers van de Europese Unie zijn de Europese bestedingen in Estland vandaag goed voor 5,46% van het bruto nationaal inkomen (BNI), terwijl de Estse bijdrage aan de Europese begroting slechts 1,07% van dat BNI bedraagt. Dat is een gunstig saldo van 4,40%. Van alle Europese landen (de 28) is Estland trouwens het land dat per inwoner het mooiste bedrag van de Europese begroting overhoudt. De actuele cijfers zijn overigens lager dan wat ze in vorige meerjarenprogramma’s waren. In 2010 (het jaar vóór Estland bij de Euro kwam), was het saldo nog goed voor 6,1% van het BNI.  Ter vergelijking, het Griekse saldo vandaag is 2,98%.  Die Europese steunprogramma’s voor reconversie en convergentie zijn volkomen terecht (een kleine halve eeuw Sovjetbewind heeft Estland geen goed gedaan), en een groot deel van dat geld is wellicht goed besteed — dat staat hier geenszins in vraag —, maar de Estse pinocchio liegt als hij beweert dat ze niet bestaan.

Hoe zit het overigens met de inspanningen? In Griekenland.
Le Monde van 10 juli bracht enkele cijfers: in vijf jaar tijd is het Griekse begrotingsdeficit in BNI-termen teruggebracht van 15,2% (2009) tot 2,7% (2014). Sommige bronnen geven iets hogere cijfers. Dit deficit is lager of gelijk aan het Belgische of Franse, en veel lager dan het Britse of Amerikaanse (meer dan 5%). Daartoe hebben de achtereenvolgende Griekse regeringen op jaarbasis 47 miljard euro op de begroting bespaard. Het resultaat is bekend: de economische activiteit is met 25% gedaald — een “mañana-effect” misschien, van luie Grieken? — waardoor de openbare schuld, in BNI-termen gemeten, automatisch met een derde steeg. (“It’s mathematics, stupid!”). Zelfs met een positief primair begrotingssaldo (0,4%) blijft er steeds minder over om de groeiende openbare schuld te betalen. (Waar kwam die schuld ook weer vandaan? Hoe zat dat met die bankencrisis?) Het vanuit Europa gestuurde beleid heeft het land letterlijk lamgelegd, en het heeft niet kunnen vermijden — of niet willen vermijden — dat Grieks kapitaal naar Noord-Europese landen is gevlucht, waar het in gunstig fiscaal klimaat werd onthaald. Jammer voor de Grieken.

Met of zonder Grexit, wat vandaag gebeurt is schadelijk voor iedereen. Voor de Grieken, die de kwalijke gevolgen onmiddellijk voelen, in hun maag, hun wonen, hun gezondheid — onzekerheid en gebrek aan perspectief. Maar ook elders in Europa, waar de nijd, de afgunst, het misprijzen en het wantrouwen groeit.
Blaas nog ′s een “Last Post”, ik vind dat zo mooi. Laat de klaprozen bloeien. “Nooit meer oorlog”. Hoe heeft zoveel dwaasheid en gruwel ooit kunnen bestaan?