2019. Na zovele jaren is Jef terug in België en vraagt, heel Belgisch, een Expo-brood?
Nee, dat is flink overdreven. Het Expo-brood, dat ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958 werd gelanceerd, en dat in de jaren zestig heel populair is geweest, was in de jaren tachtig, toen ik het land verliet, al nagenoeg vergeten. Bovendien hebben wij thuis, voor zover ik me kan herinneren, zelden of nooit Expo-brood gegeten. Terug in België, zoek ik in 2019 of 2020 helemaal geen Expo-brood.

Het Expo-brood, een vierkant, blinkend, spierwit schuimbrood, in een blauw gelijnde Expo-zak met Expo-ster was een teken des tijds, toen ook etenswaren op plastic en formica moesten lijken, en even smaakloos moesten zijn. Het was bovendien een nooit geziene reclame-stunt, want elk brood maakte reclame voor de Expo en elk woord over de Expo was meteen reclame voor het brood. Zowel het brood als de Expo was modern.

zwanenzang

De Expo zelf, de wereldtentoonstelling van 1958 op de Heizel in Brussel, was de zegekreet van een zelfzeker België. Beter en sneller dan de andere door de oorlog getroffen landen had het zich hersteld — de schade aan de havens, aan de transportinfrastructuur en aan de industrie was al bij al beperkt, en het Marshallplan en de gastarbeiders sprongen bij —, en het had een koningskwestie en (bijna) een schoolstrijd overleefd. Twee jaar later zou de jonge koning trouwen, en in 1961, na de stakingen tegen en de parlementaire goedkeuring voor de eenheidswet, zouden de socialistische en christendemocratische partijen hun wederzijdse afkeer overwinnen en de regering Lefevre-Spaak vormen. De oude ideologische en sociaal-economische tegenstellingen leken overwonnen, mede dankzij de groeiende welvaart — met autostrades, formica, universitaire expansie en Expo-brood.

Maar de Expo was ook een Belgische zwanenzang. Het België dat zichzelf fier in de kijker zette, bestond in feite niet meer. De mijnbouw en de zware industrie, die na 1945 voor snelle, schijnbare groei hadden gezorgd, bleken verouderd; in 1960 verloor het land zijn kolonies; en de taalwetten van 1962-63, de Leuvense kwestie in 1966-68 en, meer in het algemeen, de taalstrijd en de grondwetswijzigingen vanaf 1971 zouden het grondig hervormen. Veel nieuwe welvaart en rijkdom was slechts schijn: steden werden vernield en op de natuur werd roofbouw gepleegd. Quick wins verhulden zware verliezen. Onderwijl verschool wat ooit een economische wereldmacht was geweest zich onder de Amerikaanse, niet alleen economische, maar ook militaire en politieke paraplu.

Vandaag strijden Belgische politici om wat er nog overblijft, waarbij ze voorbijgaan aan de boude vaststelling dat wat voordien Belgische politieke macht was, sindsdien aan Europese, transnationale of, vaker nog, private actoren werd uitbesteed, en dat de grote Belgische bedrijven, partners in crime, verdwenen zijn, gefaald, verkocht en/of verknipt. Het land heeft federale en regionale verkiezingen voor wat vaak niet meer is dan een provincie met een feestdag, een hymne en een vlag. Echte problemen pakt het niet aan, en om pseudo-kwesties wordt hevig gestreden.

Ry Cooder

Maar waarom schrijf ik dat nu? Heeft dat wel zin?
[Ja, dat heeft zin, omdat je het België van vandaag beter begrijpt als je het in een wat langer tijdsperspectief plaatst. Zestig jaar in dit geval.]

Edoch, ik ben in 1983 naar Frankrijk vertrokken. Ook toen al  waren 1958 en de Expo voltooid verleden tijd. De jaren ’70 waren erover gegaan. Omtrent 1983 (of, ruimer gezegd, de jaren ’70 en begin jaren ’80) valt ook veel, veel meer te vertellen. Misschien ben ik wel een bevoorrechte getuige voor die periode, vanuit Antwerps perspectief althans, niet alleen omwille van mijn leeftijd — 30 in ’83 —, maar ook omdat het beeld van Antwerpen in die tijd bij mij nog scherper staat, en minder door latere evoluties vertroebeld is.
Beloofd! Ook over Antwerpen destijds ga ik schrijven. Voor de een zal het een ontdekking zijn, voor de ander een opfrissing.
Voor mij zit er wat nostalgie in, dat zal ik niet ontkennen. Laatst was ik in de Roma in Borgerhout. Behoorlijk vroeg, want ik had op trams met vertraging gerekend, maar alles reed vlot. Dus was er niemand wiens voorbeeld ik kon volgen toen ik om een drankje ging, en vergiste ik me. Tot spot van de aanwezige drankverdelende dames wier ruimte ik betrad. Als verontschuldiging zei ik dat ik er in jáááren niet meer was geweest, in de Roma, en dat mijn laatste bezoek dateerde van toen Ry Cooder er stond. ‘Wie is Ry Cooder?’ vroeg de vrouw aan wie ik het zei.

Beste wensen voor 2020.