Op 4 maart 2022 verklaarde Vlaams minister van mobiliteit en openbare werken Lydia Peeters aan Radio 2 Antwerpen dat er geen extra geld is voor openbaar vervoer in de Antwerpse regio. Ze antwoordde negatief op de vraag naar meer middelen, die de burgemeesters van de 32 gemeenten van de Vervoerregio haar hadden gesteld. Er zal dus met de oude (te korte, en versleten) riemen moeten worden geroeid, wat veelal betekent dat de capaciteit die je in A creëert, in B moet worden geschrapt. De conflicten over de tramlijnen 7 en 15, en de twee door de Vervoerregio verworpen openbaar vervoerplannen getuigen ervan. Veelal, schrijf ik, want met betere doorstroming, een regelmatiger aanbod en vlottere halteringsprocedures valt er wel wat capaciteit en comfort te winnen.
De blokkering leidde ertoe dat TreinTramBus, de Vlaamse vereniging van openbaar vervoergebruikers, zelf met een tramplan kwam, dat duidelijk beter is dan wat De Lijn tot nu toe heeft voorgesteld. Een plan met de beperkte — té beperkte — middelen. Het lijkt wat op een vakbond die zelf een plan opstelt waarin staat wie ontslagen wordt, om zoveel mogelijk mensen aan de slag te houden. In dit geval, vanwege TreinTramBus, de minst slechte oplossing.

Geen drie weken later, op 24 maart 2022, verklaarde dezelfde Vlaamse minister van mobiliteit en openbare werken Lydia Peeters aan dezelfde Radio 2 Antwerpen dat ze een plan heeft met acht projecten om het tramnetwerk in Antwerpen vanaf 2025 fors uit te breiden en te versterken. “We willen meer trams onder de grond en buiten de stad”, zei de minister. En daar wringt het schoentje. Uitbreidingen van het tramnet “buiten de stad” zijn goed — kunnen goed zijn, mits ze een goede bediening creëren. En ook de districtentram zal een uitstekende zaak zijn; daar passen zeker tunnels in. Maar een belangrijk onderdeel van het plan zijn bijkomende tunnels op plaatsen waar de trams nu bovengronds rijden: met name van Mercatorstraat naar Berchem station, en op wat poëtisch de N12 in Deurne-Noord wordt genoemd, maar wat voor stedelingen alhier gewoon het Cogelsplein en een stukje Turnhoutsebaan is. “Daar waar het mogelijk is — let op het woord “mogelijk”; er staat niet “waar het nodig is” , komt de tram ondergronds. Als we in smalle woonstraten zitten, of straten waar er niet voldoende ruimte is voor de fiets bijvoorbeeld. Dat zal ook de snelheid van de trams ten goede komen omdat er geen obstakels zijn op de trambedding. Zo kan alles vlotter verlopen”, zei de minister. Vijftig jaar geleden werden tramlijnen ingegraven en de haltes in ondergrondse grotten gestopt om plaats te ruimen voor auto’s, nu wordt hetzelfde aangekondigd ten voordele van fietsen. “Minder obstakels”, zei ze ook, en “vlotter verlopen”, waarbij de minister, die niet in staat bleek het woord “te voet” uit te spreken, zelfs waar het verplaatsingen in de stad betreft, voorbij ging aan het feit dat voor tramreizigers zo’n ondergrondse halte helemaal niet vlotter is. En dat de genoemde straten — waar overigens ook van die dikke Lijnbussen rijden — helemaal geen “smalle woonstraten” zijn.

Om misverstanden te voorkomen: het Cogelsplein en de Deurnse Turnhoutsebaan liggen niét op het traject naar Ranst. Om dat te creëren moet je de flessenhals van de Herentalsebaan aanpakken, waarvoor een specifiek, alternatief traject is voorzien.
En: als er tussen Mercatorstraat en Berchem station plaatselijk een tunnel nodig is, reserveert men die best voor het snelle fietsverkeer, dat liever niet door overstekende voetgangers en dwarsende straten gehinderd wordt. Terwijl voetgangers en trams elkaar wél nodig hebben, liefst op straatniveau. Het oversteken van een trambaan met in elke richting elke drie minuten een tram is voor voetgangers ook makkelijker dan dat van een baan met onvoorspelbaar fiets-snel-verkeer. Overigens: worden de platanen gekapt om de platanen te redden?

 

Het Cogelsplein in Deurne, met banken en tramhalte. (Weliswaar hadden de banken wat korter bij, en de fietsen wat verder van de tramhalte mogen staan. Wie op zo’n bank op de tram wacht, moet goed opletten, en hopen dat er ook andere reizigers zijn.)
Dit plein en deze halte liggen vlakbij de brug over het Schijn en de plek waar het beloofde Schijnpark (een van de mooiste toekomstige Ringparken) aan het Rivierenhof raakt. Een plek om te koesteren, niet om onder de grond te steken.  

 

De Stanleystraat naast de spoorwegberm. Wordt de tramtunnel tussen Mercatorstraat en Berchem station straks ook langs hier geleid?

 

Het plan van minister Peeters is blijkbaar — althans in belangrijke mate — geen openbaar vervoersplan, maar een plan om zware infrastructuurwerken uit te voeren. Infrastructuurwerken waarvan sommige het openbaar vervoer meer schade gaan berokkenen dan ten goede komen. Het doet daarmee ook wat denken aan die andere beslissing van de Vlaamse regering, die om de door covid geteisterde cultuursector te steunen, een plan aankondigde om meer cultuurgebouwen te zetten.

Ik wil hopen dat in volgende zin het meervoud “we” terecht is: we willen trams, geen tunnels.