Jef Van Staeyen

Categorie: Fotografie (Pagina 1 van 15)

Eggum ❧

texte en français: 🇫🇷

 

(aangepast op 4 februari 2024)

Met deze foto’s neem ik je mee naar Eggum, op het eiland Vestvågøy in Noorwegen. Naar de Lofoten. 68,2982° noorderbreedte en 13,6289° oosterlengte. Daar staat sinds 1992 het beeld Hode (hoofd) van de Zwitserse kunstenaar Markus Raetz (1941-2020).

In 1989 nam de provincie Nordland, waartoe de Lofoten behoren, het initiatief in elk van haar 44 gemeenten een sculptuur te plaatsen: het Skulpturlandskap Nordland. In 1999 stonden er zo 33 sculpturen van heel diverse aard, en van kunstenaars uit heel diverse landen. Tussen 2009 en 2015 werden 3 bijkomende werken geplaatst.

Hode is, met inbegrip van de granieten sokkel, 178 cm hoog. Het hoofd is in ijzer. Je moet het van nabij bekijken, er rond gaan, om te begrijpen wat gebeurt. Markus Raetz toont hoe een object, hoe de wereld er anders kan uitzien naargelang de hoek waaronder je kijkt. Maar wat vooral magisch is, is de plek. Het kleine beeld — het hoofd is met de hals een dertigtal centimeters hoog — gaat in confrontatie met de weidse omgeving. Die bestaat uit de Noorse Zee, Norske havet, die meer dan duizend kilometer verder tot in Groenland reikt, waar ze Grønlandshavet heet, en de bergen van de Lofoten. Die zijn niet hoog, maar wel indrukwekkend. Tussen die bergen tekent zich een kom, die zowat één kilometer breed en twee kilometer lang is. Daarin ligt een meer, het Nedre Heimredalsvatnet. De waarneembare ruimte rond het beeld is dus duizenden, nee miljoenen keren groter, maar toch is het dat kleine beeld dat die immense ruimte domineert. Het beeld — of juister: de kunstenaar — toont hoe kleine dingen groots kunnen zijn en hun wereld — de wereld van de observator — ingrijpend veranderen. En het toont ook hoe een landschap uiteindelijk in de hoofden van de mensen — de al dan niet bewuste waarnemers — ontstaat. Een landschap bestaat niet an sich. Het bestaat omdat je ernaar kijkt, vanuit menselijk perspectief, omdat je het waarneemt, en er dankzij de opgedane kennis van andere landschappen, betekenis aan geeft en emoties aan bindt. Bij Hode is heel veel te zien.

Hode was, samen met ander werk van Markus Raetz, van 1994 tot onlangs ook te zien in het MUba (Musée des Beaux-Arts) in Tourcoing. Daar zag ik het jaren geleden in een kleine zaal, zowat een slaapkamer groot. In 2012 was er ook een tentoonstelling — en een catalogus — aan hem gewijd.

Ik vraag me af of Raetz Hode speciaal voor Eggum ontworpen heeft. Ik denk — en hoop — van wel. Net als alle andere kunstenaars van het Skulpturlandskap Nordland heeft hij in alle geval de plek gekozen waar het staat.

Meer over de Lofoten en over gelijkaardige artistieke interventies lees je hier: van Moskenes tot Senja, juni 2023. Je vindt er ook enkele voorbeelden van de artistieke en architecturale projecten die het Noorse Statens Vegvesen (de nationale wegbeheerder) van zijn kant heeft uitgevoerd.

 

En: nu vergat ik bijna jullie allemaal een mooi en gelukkig nieuw jaar te wensen.

voetganger in (Noord-) Amerika

 

We kennen Noord-Amerika (de Verenigde Staten en Canada) niet meteen als een voetgangersparadijs — met uitzondering van Manhattan misschien. Veeleer denken we aan het uitgestrekte Los Angeles, waarvan de straten zelfs voor automobilisten te lang geworden zijn, aan eindeloze verkavelingen waar uniforme huizen langs uniforme straten staan, of aan afgelegen huizen op het land. Niets om te voet te gaan.
Dat beeld is onvolledig, of zelfs onjuist. Zowel in grotere steden als in kleine stadjes wordt veel aandacht aan voetgangers en hun voetpaden besteed.
Hier verzamel ik een wat toevallige reeks foto’s die ik de afgelopen tien jaar bij enkele reizen in de Verenigde Staten en Canada heb gemaakt. Een zeer onvolledig, maar toch divers beeld. Het is járen geleden dat ik nog in New York, Washington of Philadephia ben geweest, en in Chicago, Boston, Denver, San Francisco of Vancouver was ik nooit. Wel heb ik beelden van de steden en stadjes van het lieflijke New-England en het wat ruigere Montana en Idaho, en aan Canadese kant uit Montréal, Toronto, Kingston en Golden. [Kingston is een stad in Ontario, en Golden een klein stadje in de Rocky Mountains van Brits Columbia.]

Klik hier of klik op de foto.

De beelden spreken voor zichzelf. Toch geef ik enkele bijkomende inlichtingen.

  • De Amerikaanse straten zijn breed en recht, zonder obstakels. Toch wordt er langzaam en rustig gereden. Kleine, discrete borden vermelden een maximum snelheidIn Canada worden snelheden wel in km/u aangeduid. van 25 mph (soms 15, een enkele keer 35 mph), wat overeenstemt met 40 km/u (soms 25, een enkele keer 55 km/u).  Aan kruispunten geldt steevast een 4xSTOP regeling, waarbij auto’s uit de vier richtingen verplicht moeten stoppen, om pas nadien, in volgorde van aankomen, door te rijden. Snel optrekken en een eind verder hard remmen hoort daar niet bij. Het is niet onmogelijk dat strenge handhaving daar goed voor is.
  • Mijn ervaring is dat overstekende voetgangers op reguliere oversteekplaatsen (niet altijd een zebra) worden gerespecteerd. Wie elders oversteekt, en daarbij een aankomende auto hindert, mag zich echter aan een klaxonstoot verwachten.
  • In de Verenigde Staten en in Engelstalig Canada (dus zonder Québec) bestaat een algemene regel “rechtsaf door rood (voor auto’s)”, waarbij de automobilist eerst moet stoppen, en pas wanneer hij zonder hinder kan doorrijden, dat ook mag doen. Vaak wordt die regel per kruispunt afgeschaft, met een bord zoals men op de foto (pagina 45) van het kruispunt in Kingston (Ontario) kan zien.
  • Voor zover de getoonde steden en stadjes representatief zijn voor hun respectieve landen, kan gesteld dat het openbaar domein in de Verenigde Staten met meer zorg wordt aangelegd en onderhouden dan in Canada.
  • In Montréal — en misschien elders — worden de voetpaden door de stad sneeuw- en ijsvrij gehouden. Daarvoor worden sneeuwruimers ingezet, die bij nacht de schrik van de voetgangers zijn. De sneeuw van de straten wordt met grote vrachtwagens afgevoerd.
    Het feit dat de straten van Montréal zwaar te lijden hebben van de winter en van de sneeuwruimers kan mee verklaren waarom er minder zorg wordt besteed aan de kwaliteit van de straatwerken. Heeft het zin een mooie boordsteen of een mooie bestrating te realiseren als die de winter en de sneeuwruimers niet overleven?
  • Gebreken worden hersteld — allicht omwille van de juridische aansprakelijkheid. De foto (pagina 17) van het voetpad in Golden (Brits Columbia) waarvan een betonplaat door de wortel van een boom is opgetild, laat het zien: om struikelen te voorkomen werd de rand van de plaat afgeslepen .
  • Amerika heeft een “lange” traditie van voetpaden, of veeleer stoepen, zoals de foto’s (pagina 29) van het verlaten mijnstadje Garnet (Montana) tonen. Dergelijke stoops hadden tot doel de paarden en hun uitwerpselen op afstand te houden.
  • Het lijkt er sterk op dat in de Verenigde Staten een mooi voetpad, samen met een mooi gazon, een status-symbool voor de bewoners is.

 


Meer over de straten van Montréal, met zeer talrijke foto’s, lees je hier (in het Frans).

 

de huizen van Watou

 

 

Voor Christian Norberg-Schulz, architect en architectuur-filosoof, zou het de Genius Loci zijn, de eigenheid van een plekGenius Loci, Electa Editrice, Milaan, 1979, in het Frans verschenen als Genius Loci, paysage, ambiance, architecture, Mardaga, Liège, 1981.. Voor Gwij Mandelinck, de dichter, was het van 1980 tot 2008 één van de poten waarop en waarmee hij de jaarlijkse poëziezomers heeft gebouwd — de andere poten zijn de beeldende kunsten, de poëzie, en de mensen van Watou. In oude huizen, boerderijen, stallen en schuren, en in de kerk, werden gedichten en beelden gebracht, die door duizenden bezoekers werden gezien, gelezen en gehoord. Die huizen, en het land errond, waren een essentieel kenmerk van “Watou”.
Heel vaak ben ik er geweest, bijna jaarlijks, van 1994 (of eerder?) tot het einde — en ook nadien. Want toen Gwij Mandelinck in 2008 naar Brugge vertrok om daar een gelijkaardig project op te zetten, dat niet lang heeft geleefd, ontstond in Watou een nieuw initiatief, het zomerse kunstenfestival, dat heden door de stad Poperinge (waartoe het dorp Watou behoort) vooral met toeristische oogmerk wordt voortgezet. Net als in de vroegere poëziezomers kan men twee maanden lang, zes dagen per week, in oude huizen (en nu vaak ook parken) beeldende kunst en gedichten zien, en soms horen. Toegegeven: de jaarlijkse bezoeker merkt de verandering niet eens. Onder de hete zon of in de koude regen loopt hij van huis naar huis, waar hij na het tonen en ontwaarden van zijn bezoekerskaart op beeldende kunst en gedichten wordt onthaald. Een of meerdere haltes in de horeca op of nabij de markt vervolmaken de prettige dag.

De verandering zit elders. Het aanbod aan oude huizen, schuren en stallen was dé troef van Watou. De Genius Loci. Maar dat aanbod is er niet meer. Boerderijen werden afgebroken en door kasten van villa’s vervangen. Huizen werden gerenoveerd, of worden voor wat anders dan leegstand — en twee maanden poëzie — gebruikt. Een oud gemeentehuis en een even oud bejaardentehuis konden niet lang voor vervanging zorgen — alleen de mooie Sint-Bavokerk blijft al die tijd trouw —, zodat het nu enkele karakterloze parkjes én een kasteel in Poperinge zijn — dat laatste op 6 km van het dorp — die het krimpende oude-huizenaanbod in Watou moeten aanvullen. De verbetering van het woningbestand is uiteraard een goede zaak — wat we zagen was soms schrijnend, of zelfs gevaarlijk voor bezoekers — maar ze maakt dat Watou “Watou” niet meer is.

Mijn herinneringen aan Watou overschouwen dertig jaar, mijn foto’s niet. Wat ik makkelijk terug vond, betreft vooral de periode ná Gwij Mandelinck. Digitaal. Talrijk. Maar ze geven wel de sfeer weer, of de evolutie ervan, die Watou kenmerkt(e). Veel van die foto’s breng ik hier samen. Nooit heb ik de ambitie gehad een reportage over Watou, of de huizen van Watou, te maken. Het aanbod is dus onevenwichtig. [Er zitten weinig boerderijen in.] Misschien vind ik later nog andere foto’s terug.

[Er zit geen chrologische noch geografische orde in de foto’s. Soms wel een thematische. Ik heb me ook niet tot de huizen, of andere gebouwen, beperkt. Soms zitten er gedichten en beelden in. De grens met de huizen is bij wijlen flinterdun.]

 

van Moskenes tot Senja, juni 2023

(aangepaste versie, 17 en 19 augustus 2023)

 

Nergens beter dan op de Reinefjorden zie je wat de Lofoten tot Lofoten maakt. Elke berg heeft een eigen identiteit, een eigen gezicht.
Zwijgzaam zitten ze om je heen — een berg ligt noch staat, hij zit —, als oude mannen en vrouwen om een immense tafel, wat de zee van de Lofoten ook is.
Maar… als je goed kijkt of luistert, hoor je een taal waarvan je soms flarden verstaat. Een trage taal die een veel langere tijd overspant dan de tijd die je er bent, dan de tijd die je kent. Klein ben je, en kortstondig, de bergen maakt het niets uit. Onverstoorbaar praten zij langzaam voort. Wat voor ons een jaar of een eeuwigheid is, is een dag of een uur voor hen.

Daarom kan ik eindeloos naar die bergen kijken, op de Lofoten — en de Vesterålen, en Senja Senja is een eiland van 1600 km2 ten noorden van de Lofoten en de Vesterålen. Het telt ongeveer 8000 inwoners. Landschappelijk is het sterk verwant aan de Lofoten, maar het wordt minder druk bezocht. —, en luisteren. Ook deze lente (juni 2023) heb ik het gedaan. Ben ik op de Lofoten een derde, op de Vesterålen een tweede en op Senja een eerste keer geweest. [1981 – 2005 – 2023, elke keer in ander, goed gezelschap.] Meer dan in 2005 heb ik foto’s meegebracht, en minder dan toen een tekst. Heb ik niet alles al gezegd?
Nadat ik naar de bergen geluisterd heb, ga ik zwijgen. Al zeggen mijn foto’s maar een tipje van wat ik ginds heb gehoord.

 


 

om de foto’s ten volle tot hun recht te laten komen:

  • gebruik bij voorkeur de schermvullende presentatie,
  • gebruik zo mogelijk de volle lichtsterkte van uw computerscherm.

 

  De Lofoten — en de Vesterålen, en Senja — in een honderdtal foto’s. De stokvis, de stranden, de bergen, de rorbuer, de wolken en de zon. Er zit geen geografische noch chronologische volgorde in.

Eén kortere reeks foto’s heb ik afzonderlijk gehouden.

  Op en langs de weg bevat een dertigtal plaatjes over de realisaties van het Noorse Statens Vegvesen en van de provincie Nordland.

Het skulpturlandskap is een initiatief van de provincie Nordland en van haar gemeenten, waarbij een kleine veertig sculpturen in het landschap zijn geplaatst, op de Lofoten, op de Vesterålen, en elders. Vier ervan (Hode, Uten tittel, Epitath en Mannen fra havet) komen hier aan bod.

Het Statens Vegvesen van zijn kant heeft een programma van hoogwaardige — maar vaak te kleine — halteplaatsen opgezet, waarvan de meeste langs toeristische wegen liggen. Een zevental boeiende plekken én een halve tunnel passeren de revue.

 

   
Mannen fra havet  (Kjell Erik Killi Olsen, 1994), Skulpturlandskap Nordland
&   Bergsbotn, Senja  (Code Arkitektur, 2010), Statens Vegvesen

 

 

plaatsnamen: Andenes, Andøya, Austvågøya, Bergsbotn, Bø, Botnhamn, Bufjellet, Bukkekjerka, Bunesfjorden, Bunesstranda, Eggum, Einangen, Ersfjordstranda, Evenes, Festhæltinden, Fiskebøl, Flakstad, Flakstadøya, Flakstadpollen, Forsfjorden, Fredvang, Gryllefjord, Hadsel, Hadselfjorden, Hadseløya, Handkleppan, Haukland, Hauklandstranda, Kjerkfjorden, Kleivodden, Klumpan, Krokelvvatnet, Kvalvika, Langøya, Leknes, Marka, Mefjorden, Mefjordvær, Melbu, Moskenes, Moskenesøya, Olstinden, Ramberg, Rambergstranda, Rævskjeran, Reine, Reinefjorden, Sakrisøy, Sandbotnen, Sandøya, Senja, Sortland, Sørvågen, Stokmarknes, Straumfjorden, Straumsjøen, Svolvær, Tåa, Toppøy, Tungeneset, Uttakleiv, Veggen, Vestfjorden, Vestvågøy, Vikten, Vindstad, Vinjesjøen, Ytresand.

 

Het is bijna zeker dat er fouten zijn geslopen in de plaatsnamen die ik bij de foto’s vermeld. Daar zijn, behalve banale schrijf- of tikfouten, meerdere redenen voor:

  • Noorwegen heeft twee talen, of zelfs meer. Er is het Bokmål-Noors en er is het Nynorsk. Om het land te benoemen zegt het een Norge, het ander Noreg. Er zijn ook mengvormen, en er is het Samisch van de Samen of Sami.
  • De bestuurlijke organisatie en naamvorming is best complex, zeker op de Lofoten en de Vesterålen. De gemeenten (kommune) zoals Moskenes, Flakstad, Hadsel, Vågan… zijn veelal naar een klein dorp genoemd, waar ook een oude kerk staat. Het bestuurlijk en maatschappelijk centrum ligt dan elders, in Reine, Ramberg, Stokmarknes, Svolvær… Sommige eilanden zijn ook naar die dorpen genoemd (Moskenesøya, Flakstadøya, Hadseløya, Austvågøya en Vestvågøya, …) zonder dat de gemeentegrenzen overeenstemmen met de eilanden : de gemeente Flakstad ligt deels op het eiland  Moskenesøya, en de gemeente Hadsel omvat twee eilanden (Hadseløya en Børøya) en delen van drie andere eilanden. Ook fjorden, straumen etc. zijn naar die dorpen vernoemd.
  • Misschien is het omwille van de tweetaligheid, maar sommige plekken hebben twee of meer namen: Vestvågøya en Vestvågøy, Kirkfjorden, Kirkefjorden en Kjerkfjorden…
  • Sommige namen komen meermaals voor: Å, Bø… om de eenvoudigste te noemen.
  • Ook de nummers van de wegen zijn (soms meermaals) gewijzigd.

Voor Nederlandstaligen zijn enkele namen wel herkenbaar: øya voor een eiland (oog), tinden voor een bergtop (tand), neset (neus) voor een kaap of een landtong, met Tungeneset (tong en neus?) als mooie combinatie, waar men uitkijkt op de zeer indrukwekkende Okshornan (de horens van de stier).

« Oudere berichten

© 2024 moskenes.be

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑