(Enkele andere schrijfprojecten schuif ik even opzij. Voor deze tekst.)
De kranten hebben er de laatste weken ettelijke keren over geschreven — terecht : de mensonwaardige leefomstandigheden in het vluchtelingen- en migrantenkamp in Duinkerke.
In Grande-Synthe, een Duinkerkse randgemeente, om precies te zijn.
Het lijkt me nuttig hier enige bijkomende informatie te geven. Enerzijds omdat in wat de kranten schrijven, toch een en ander verloren gaat, dat mijns inziens belangrijk is. Anderzijds omdat het hele verhaal, het hele probleem niet van de laatste weken dateert, maar al enkele jaren broeit.
Verwacht echter niet van me dat ik volledige informatie kan geven. Ik heb daar de kennis, noch de kunde voor. Ik geef ook linken met Franse persartikels, die ik enigszins duid.
Eerst wat over Grande-Synthe.
Ik wens niemand toe om daar te wonen.
Grande-Synthe is een dorp in de duinen. Het had een soort Bredene kunnen worden, maar de industriële en havenontwikkeling van Noord-Frankrijk in het algemeen, en Duinkerke in het bijzonder, heeft er anders over beslist. In de jaren 50 en 60 werd ook in Frankrijk de staalnijverheid gemaritimiseerd. [In België verhuisde toen een deel van het Waalse staal naar Gent: Sidérurgie Maritime, SIDMAR.] In Duinkerke kwam een nieuwe en grote zeehaven, en een indrukwekkend industrieel complex, met Usinor — de grootste walserij ter wereld —, Vallourec, Air Liquide, een rangeerstation… Manuel Castells heeft er in 1974 over geschreven: “Monopolville. Analyse des rapports entre l’entreprise, l’État et l’urbain à partir d’une enquête sur la croissance industrielle et urbaine de la région de Dunkerque”. In geen 20 jaar tijd groeide het dorp, dat een duizendtal inwoners telde, tot een industriële voorstad van 25.000. Aan de oostkant grenst Grande-Synthe aan een andere voorstad, Saint-Pol-sur-Mer, maar voor het overige ligt het volledig geprangd tussen zware industrie- en havencomplexen, spoor- en autowegen. De zee, het strand en de polders zijn onbereikbaar. Grande-Synthe is verweesd.
De stedelijke ontwikkeling van Grande-Synthe kan je geen succesverhaal noemen. Aan het Franse blokken- en torenmodel is het ontsnapt, maar het heeft wel een rist stedenbouwkundige experimenten moeten lijden, die min of meer gelukt of mislukt zijn, en nauwelijks aansluiten op elkaar. Soms lijkt het op een stukje Parijse banlieue, dan op een Franse verkaveling (van de goedkope soort), dan weer heb je een brok Louvain-la-Neuve, met over dat alles een Vlaamse saus. Toen ik, eind jaren 80, in Roubaix aan de slag kon, had ik een collega die in Grande-Synthe stadsvernieuwingsprojecten begeleidde. Toen al. De stad was nauwelijks “voltooid”, en moest al worden herbouwd. Ook nu nog wordt er volop “stadsvernieuwd”. Niet als antwoord op een normaal verouderingsproces, maar omdat het in feite nooit goed is gekomen. Teveel stedenbouwkundig experiment, te weinig bouwtechnische kwaliteit, te veel verloedering, en pakken armoede. Soms lijkt het, of er een vloek rust op het te grote dorp. Welke zin had het ook, een voorstad te bouwen, op de lage, waterzieke gronden, in de schaduw van al die fabrieken. Of zelfs: welke zin heeft het gehad, het dorp weer op te bouwen, dat in september 44 volledig was vernield, en pas op 9 mei 45 werd bevrijd.
Aan moed heeft het Grande-Synthe echter nooit ontbroken, om er toch wat van te maken — en die kracht, die warmte is misschien een reden om er wél te wonen. Behalve belangrijke sociale en culturele diensten en voorzieningen, waaronder nu ook de mediatheek Nelson Mandela, zijn er de natuur- en recreatiegebieden Puythoeck en Prédembourg, samen goed voor 200 ha, die de moord op de zee en de polders moeten vergoeden. Omwille van haar initiatieven voor de biodiversiteit, én haar successen op dat vlak — trekvogels hebben geen last van 15 Seveso’s; en ze kunnen als symbool voor de hele gemeente gelden, voor de inwoners, “déracinés”, en voor de migranten — werd ze in 2010 tot Franse hoofdstad van de biodiversiteit gekroond. En in aanloop tot een nieuwe ecowijk, bouwde de Engelse architect Bill Dunster van de ZEDfactory (Bedzed) er in opdracht van de gemeente alvast een eerste eco-huis. Dat was in 2008.
* * *
Sinds 20 jaar loopt de Europese autoweg Brussel-Calais (E40) net ten zuiden Grande-Synthe. Tussen de voorstad en het immense rangeerstation was nog een strook vrij. En in een verloren hoek, waar de Noort Gracht werd omgeleid, bleef nog plaats voor een benzinestation, 40 km vóór Calais.
In Calais (Sangatte om precies te zijn), had de Franse staat (de regering Jospin) bij Eurotunnel in 1999 een oude hangar gehuurd, een overblijfsel van de werf. Het Rode Kruis ontfermde zich daar over een tweehonderdtal migranten, die een overtocht naar het Verenigd Koninkrijk betrachtten. Hun aantal groeide echter snel, en er waren incidenten, in en buiten het centrum, en ontevredenheid van de Britse regering, waarop Nicolas Sarkozy (vanaf mei 2002 minister van Binnenlandse zaken) het probleem op zijn manier oploste: het centrum werd gesloten, zelfs afgebroken, en de migranten verspreidden zich over de ruime omgeving. Zoals in de inmiddels befaamde jungle van Calais.
Grande-Synthe werd een van die kampen. Vanaf 2006 vestigden enkele tientallen migranten zich in de onmiddellijke omgeving van het benzinestation aan de autoweg, dé plaats om een overtocht te forceren. Gesterkt door de verwachting slechts enkele maanden te moeten wachten tot een poging slaagt, en door de wil in geen geval nog terug te keren — of zelfs door de duizenden euros die ze hebben betaald — overleven de migranten, mannen, vrouwen en kinderen, in de meest barre omstandigheden: regen en kou, tekort aan sanitair en kookgelegenheid, ziekte, geweld, diefstal en afpersing.
De gemeente heeft het niet gewild, maar het overkomt haar, zoals zoveel al haar overkomen is, en samen met vrijwilligers en verenigingen zet ze zich in om de leefomstandigheden van de migranten te verbeteren. Vooral de burgemeester, Damien Carême, eerst Parti Socialiste, nu Europe Écologie les Verts, steekt de handen uit de mouwen. Il mouille sa chemise. Maar het is dansen op een slappe koord: de grens tussen legale en illegale hulp is ijl (tot de wetswijziging van 31 december 2012 bestond er in Frankrijk de facto een “délit d’aide au séjour irrégulier”), de relatie tot de criminele groepen die het kamp bestieren is delicaat, en het conflict met de nationale overheid, die de kampen liever kwijt dan rijk is, is latent. Een acuut conflict tussen de Préfet van het departement Pas-de-Calais en de burgemeester van de kleine gemeente Norrent-Fontes (ook bij een halteplaats op een autoweg, de A26 Reims-Calais), waarbij de Préfet de burgemeester verplicht een migrantenkamp op te ruimen, leidt begin 2011 tot de oprichting van een >Association des maires hospitaliers, die ook van de regionale overheid enige politieke en financiële steun geniet: een vereniging van gastvrije burgemeesters. [Het behoort tot de Franse politieke traditie dat burgemeesters van gemeenten met gelijkaardige problematieken verenigingen oprichten om als drukkingsgroep te gelden bij de nationale overheid. In dit geval steun aan de gemeenten, geen tegenwerking, voor een correcte, menswaardige inrichting en organisatie van de kampen.]
Vandaag is de — herkozen — burgemeester van Grande-Synthe zelf voorzitter van de vereniging. In zijn gemeente neemt het probleem immense proporties aan.
Wat jarenlang een kamp met enkele tientallen migranten was, wachtend op hun beurt — de Franse staat probeerde wel eens die mensen naar comfortabelere oorden te voeren, vooral in Zuid-Frankrijk, weg van Calais, maar ze kwamen onmiddellijk terug (een reis héén met het vliegtuig, en wéér met de trein) — werd met de vluchtelingencrisis medio 2015 een kleine “stad” van eerst 1600, en dan zelfs 2500 inwoners. Op waterzieke gronden gelegen, met ontoereikende sanitaire voorzieningen, ziektes, conflicten, uitbuiting en geweld. De gemeente, de vrijwilligers, de verenigingen, Médecins sans Frontières, het kamp was hen boven het hoofd gegroeid, en ze zochten naar een betere inrichting, en een andere plaats, en naar steun en medewerking van de nationale overheid. Die is er, heel laat, veel te laat — al zijn er voor haar twijfelen ook goede redenen — begin dit jaar dan toch gekomen. De nationale administratie merkte niet onterecht op dat de ligging tussen de spoorweg en de autoweg — en, voor wie naar Calais wil, aan de verkéérde kant van die weg — veel gevaren inhoudt. Bemerkingen bij een vraag die te lang werd miskend. Bemerkingen van een nationale overheid, die zich verschuilt achter de burgemeester van een gemeente van 20.000 inwoners, die wél de meeste risico’s neemt.
Blijkbaar zijn er geen goeie, alleen slechte en minder slechte oplossingen aan het probleem.
* * *
Dat is, lijkt me, ook het belangrijkste kenmerk van heel die problematiek, niet alleen in Grande-Synthe, maar veel ruimer. Er zijn geen goeie oplossingen, alleen minder slechte. Wie ook wat doet om het probleem te verlichten, om de concrete situatie van concrete mensen te verbeteren, weet dat hij ook dingen doet die hij liever niet doet, die zelfs met zijn eigen principes in tegenspraak zijn. Alleen niets doen zorgt voor propere handen.
Misschien houdt dat ook in, dat we in deze crisis wat minder vaak met principes moeten schermen, vooral als we ze tot anderen richten, wat minder snel verontwaardigd moeten zijn — alsof de blankheid van onze eigen ziel ervan af hing —, wat minder snel manke historische gelijkenissen moeten trekken, en evenmin de hele vluchtelingencrisis voor andere doelen misbruiken, hoe nobel die ook zijn.
De prioriteit ligt elders.
Enkele perslinken nog
>La Voix du Nord, 21 oktober 2015: Le Maire de Grande-Synthe veut fermer le camp de migrants, met reacties uit de gemeenteraad, [idem, als PDF ]
>Le Phare Dunkerquois, 23 december 2015: Migrants: Damien Carême rencontre le Ministre de l’Intérieur, aankondiging van een bezoek dat blijkbaar toch een en ander in beweging zet,
>Le Monde, 31 december 2015: Migrants: la France va ouvrir un camp humanitaire à Grande Synthe met o.m. de aankondiging van de inrichting van een “echt kamp”, volgens de normen van het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (maar wat de kampbewoners nog het meest interesseert, is brandhout, en de overkant),
>Libération, 6 januari 2016: Le camp de Grande Synthe, enfer et contre tout, o.m. omtrent geweldpleging en machtsverhoudingen in het kamp, waar mensensmokkelaars de plak zwaaien,
>Le Figaro, 8 januari 2016: Il n’y a pas de mots pour décrire l’enfer, o.m. omtrent buitenlandse hulpverleners,
La Voix du Nord, 12 januari 2016: Un camp humanitaire pouvant accueillir 2500 migrants verra le jour (als scan).
Post scriptum
De cartoon van Riss in Charlie Hebdo (13 januari), met de kleine Aylan, is wrang — wansmakelijk, zullen velen zeggen — maar ze is niet onterecht. Het heeft geen zin alle vluchtelingen in september als engelen te zien, en vier maanden later als duivels. Het gaat om mensen met mooie en lelijke kanten, en een pak klein en groot schorremorrie erbij. Riss’ tekening gaat niet over Aylan, of over vrouwenbepotelaars in Keulen, ze gaat over simplificaties en veralgemeningen, in wat kranten schrijven, politici zeggen, betogers roepen of in sociale media te lezen staat.
Mises-à-jour
>Le Monde, 7 maart 2016: Ouverture à Grande-Synthe du premier camp humanitaire de France, interview met Damien Carême, burgemeester van Grande-Synthe, en Angélique Muller, verantwoorelijke van Médecins sans frontières (MSF).
– La Voix du Nord, 10 maart 2016: Le déplacement des migrants réussi, le nouveau camp dans le viseur de l’État (als scan).
– Le Canard Enchaîné, 16 maart 2016: Dans les chalets de l’anti-Calais (als scan).
– La Voix du Nord, 1 september 2016, In Calais loopt de zaak uit de hand: migranten op de autoweg — een nacht op stap met het personeel van de Direction interrégionale des routes