Ik heb geen schoolgaande kinderen, en ben dus geen goede getuige. Toch sta ik versteld van de schoolproblematiek waarover in deze corona-tijden wordt gepalaberd: leerprogramma’s! examens! en hoe organiseer je die?
Okee, er zijn échte problemen: kinderen die geen computer met internet hebben, of een zwakke thuisondersteuning, jongeren die praktijklessen moeten volgen of stage moeten lopen, jongeren die afstuderen, hun einddiploma halen, en zij die, in dit land of elders, ver van huis in een klein kot overleven. Dat zijn echte problemen. (En ook de combinatie van job, kinderopvang en onderwijs kan voor ouders best slopend zijn.)
Maar al die andere problemen? Al die jongeren die zogezegd achterstand oplopen, ten overstaan van een in decreten bepaald leerprogramma, en wier examens in de verdrukking komen?
Het hoger onderwijs niét meegerekend, gaat een kind in Vlaanderen 14 tot 15 jaar lang naar school. Meer dan 500 weken, kan dat? Mij maak je niet wijs dat enkele corona-weken de voorbereiding van die jongeren op het volwassen leven en op het hoger onderwijs in gevaar kunnen brengen. Pas die leerprogramma’s aan, schuif een deel door naar het volgende jaar, en schaf de examens af, allemaal, of slechts enkele. Hou desnoods een loting, eind juni, voor welke 2 of 3 vakken er wel een examen is. Kinderen gaan naar school voor onderwijs en opvoeding, en socialisering, burgerschap, persoonsontwikkeling… Niet voor examens, die zijn een middel, geen doel. De jeugd van Vlaanderen is de toekomst van het land. Van hen wordt onder meer verwacht dat ze creatief en inventief kunnen zijn, en hoofdzaken van bijzaken onderscheiden. Je zou die jeugd niet mogen toevertrouwen aan mensen en instellingen die vastgeroest in procedures en programma’s denken.
[Terloops: zelfs de paus en zijn Kerk hebben hun heilige procedures aangepast, die voor het eeuwige zielenheil zo belangrijk zijn.]

Het Franse voorbeeld van 1968 kan misschien helpen.
In Frankrijk wordt het secundair onderwijs sinds oudsher afgesloten met een centraal examen: le baccalauréat (of le bac). Dat examen bestaat al lang, en werd in jaren ’60, met de democratisering van het hoger onderwijs, zowel meer gestructureerd als veralgemeend. “Le bac” heb je nodig om naar de universiteit of een grande école te gaan, is een van de belangrijkste rites de passage voor de jeugd (en bron van stress voor hun ouders), en zelfs het moment waarop de Franse minister de l’Éducation nationale (!) trots de globale slaagcijfers geeft, en ze zelfs als bewijs van zijn goed beleid beschouwt.
In mei 1968 stond Frankrijk op zijn kop, en was het onmogelijk normale baccalaureaatsexamens te organiseren. De proeven werden sterk vereenvoudigd (mondeling, op één dag, en met onmiddellijke punten), en een hoger aantal kandidaten haalden hun bac: zo’n 30% meer dan in voorgaande en nakomende jaren. “Le bac leur a été donné” werd wel eens gezegd, en de waarde van hun diploma miskend.
Vijfendertig jaar na de feiten hebben Eric Maurin en Sandra McNally (lees hier hun studie) onderzocht hoe die generatie baccalaureaten, “les miraculés de 1968”, het ervan hebben afgebracht.

Noemen we generatie 1968 zij waarvan de grootste groep in 1968 met een makkelijker baccalaureaatsexamen werden geconfronteerd.
Wat blijkt?

  • Van generatie 1968 is een groter aandeel naar de universiteit gegaan, dan van voorgaande en nakomende generaties.
  • Van generatie 1968 heeft een groter aandeel een universitair diploma behaald, dan van voorgaande en nakomende generaties.
  • Van generatie 1968 heeft een hoger aandeel leidinggevende functie bekomen, dan van voorgaande en nakomende generaties.
  • Generatie 1968 heeft gemiddeld hogere lonen bekomen dan voorgaande en nakomende generaties.
  • De grootste verschillen zijn opgetekend voor jongeren uit de middenklasse die in hun lager of middelbaar onderwijs al een keer gedubbeld hadden (in het Franse onderwijssysteem wordt heel veel gedubbeld), en die zonder het makkelijkere baccalaureaatsexamen wellicht hadden afgehaakt.
  • En, last, not least, sociale reproductie: de kinderen van generatie 1968 hebben betere schoolresultaten dan de kinderen van voorgaande en nakomende generaties.

De vereenvoudiging van de examens heeft die jongeren niet geschaad, in tegendeel.

[Tenslotte: dit gaat over de lycéens (hoger-middelbare scholieren) van 1968, en niet over hun eventuele deelname aan het protest van mei ’68. De studentenleiders van mei ’68 die nadien hoge maatschappelijke posities zijn gaan bekleden hebben de algemene versoepeling van de examens echt niet nodig gehad.]