De kleine overwinning van Emmanuel Macron, door het Franse kiessysteem buiten proportie opgeblazen, heeft de politieke realiteit wat verdoezeld : talrijke Fransen zijn niét naar de stembus getrokken, of hebben op systeembrekende partijen gestemd, het Front National en La France Insoumise (waarmee ik deze twee niét over eenzelfde kam wil scheren), plus nog wat klein grut. Inmiddels is president Macron (hier een Franstalige, drie jaar oude tekst over hem, op deze site) begonnen geld van de armste Fransen naar rijkere Fransen te schuiven, in casu door de verlaging van de woonsubsidies: uniform 5 euro per maand gaat er af.
De vraag blijft dus, even sterk als voorheen, naar de Franse malaise, waarover ik enkele maanden geleden schreef. Ik ga daar verder op in, een stuk concreter, maar wel erg makkelijk voor me. Ik vertel jullie een boeiende tekst die onlangs in het digitale tijdschrift Métropolitiques verscheen: >Distance spatiale et distance de classe, Les mutations de l’encadrement industriel en milieu rural. Julian Mischi onderzocht de impact van de hedendaagse management-technieken in een atelier van de Franse spoorwegen op de sociale verhoudingen en interacties in de landelijke regio waar dat atelier gevestigd is.
De inhoud spreekt voor zich.
Maar Julian Mischi’s verhaal biedt me ook een onverwachte kans terug te keren naar Michiel Hendryckx’ verlangen naar Frankrijk, het beginpunt van deze korte reeks teksten. Daarover dadelijk meer.
De werkbank
Het spoorwegatelier werd in de jaren 50 opgericht, 360 werknemers in een groot dorp dat vandaag 3000 inwoners telt. De nationale SNCF zond kaderleden, en de arbeiders werden ter plaatse gerekruteerd, in families die leefden van landbouw en/of industrie. De kersverse kaderleden integreerden zich snel in de plaatselijke samenleving, in de politiek (als gemeenteraadslid, burgemeester of adjoint), in de sport en het verenigingsleven, ze gingen naar de plaatselijke winkels, en stuurden hun kinderen naar de plaatselijke school. De arbeidsrelaties mengden zich met talrijke andere sociale interacties, waarbij de hiërarchie uit de fabriek wel eens werd omgegooid.
Rekrutering en promotie gebeurden vooral lokaal. Daar waren meerdere — goede en minder goede — redenen voor: de lokale kaderleden beslisten in vertrouwen (ze kozen vooral wie ze kenden), informatie circuleerde weinig (ze bleef vooral binnen het bedrijf en het dorp), de regio werd door buitenstaanders weinig aantrekkelijk geacht, en concrete arbeidservaring werd zeer op prijs gesteld. Wie aan de werkbank had gestaan wist wat en hoe kon.
Zo’n 30 tot 40 jaar na de oprichting van het atelier was de omkadering vooral lokaal, door sociale promotie ontstaan. Zowel in als buiten het bedrijf werden de kaderleden om hun technische en sociale vaardigheden erkend: ze hadden eigenhandig industriële installaties gerenoveerd, hadden hun eigen huis gebouwd of verbouwd, waren actief in het verenigingsleven en bleven betrokken bij hun vroegere collega’s. Enkelen hadden zelfs hun lidmaatschap bij de vakbond bewaard — de CGT. Dat was een rijkdom aan sociale interacties, wat niet betekende dat er in het atelier geen conflicten waren. Maar die betroffen concrete mensen, die elkaar kenden en erkenden.
Ontwaard
De management-technieken van de jaren 90 hebben die sociale structuur overhoop gegooid. Geografische mobiliteit werd een vereiste, lokale verankering een handicap. Kaderleden blijven slechts voor enkele jaren, ze installeren zich niet in het dorp. Ze wonen in een grotere stad, tientallen kilometers van het atelier vandaan, of in een verre metropool. Ze engageren zich niet in het lokale verenigingsleven, of in de politiek, ze gaan niet naar de lokale winkels, spelen niet in het lokale voetbalteam, en zenden hun kinderen niet naar de lokale school. Ze kennen hun ondergeschikten enkel vanuit de arbeidsrelatie. Sociale afstand en ruimtelijke afstand versterken elkaar.
De nieuwe management-technieken treffen de arbeiders hard. Hun promotiekansen smelten als sneeuw voor de zon. Hun technische vaardigheden worden ontwaard. Ze hebben chefs die het werk niet begrijpen, die niet weten waarover het gaat, wier denk- en beslissingsmodel andere logica’s volgt. En ze maken zich zorgen over werkzekerheid. Een manager die zijn mensen niet kent en geen banden heeft met de streek, sluit makkelijker een fabriek dan hij die lokaal wel sterk betrokken is.
De ont-persoonlijking van de socio-economische relaties en de groeiende maatschappelijke afstand tussen het gewone volk — la classe populaire, hoe vertaal je dat? — en de midden- en hogere klasse leidt tot een verzelfstandiging, een repli sur soi. Het stemgedrag — absenteïsme of Front National — is een uiting daarvan.
L’horizon est bouché.
De horizon is dichtgeklapt in het dorp.
De cirkel sluit zich — terug naar Michiel Hendryckx en het verlangen naar Frankrijk
Een eerste tekst over de Franse malaise was het verlangen naar Gent (9 april), althans een deel ervan, parafrase op Michiel Hendryckx’ tentoonstelling en boek het verlangen naar Frankrijk, die ik in de Gentse Sint-Baafsabdij zag. Ik schreef onder meer:
“Hendryckx vraagt zich ook af wat er mis gaat met Frankrijk. Iedereen gaat akkoord dat het misgaat, maar niemand weet waarom. Een deel van het antwoord geeft hij elders toch zelf, al lijkt hij dat niet zo te beseffen. Een land waar anderen heen gaan uit nostalgie, een land dat naar gisteren verwijst, dat aan gisteren denkt, is een land dat niet in zichzelf gelooft. Dat niet meer weet waarheen.Want wat vandaag gisteren is, is ooit morgen geweest. Het Frankrijk van Hendryckx bestaat nog wel, maar het is Frankrijk niet meer. Hendryckx, met zijn verliefde ogen, heeft dat niet gezien, de Fransen wel.”
Een tweede tekst, de Franse malaise (19 april), moest verduidelijken wat daar te kort geschreven stond. Het Frankrijk van Hendryckx bestaat nog wel, maar het is Frankrijk niet meer. Zelfs Voskuil — kan het Hollandser? — heb ik erbij gehaald. Plus nog wat andere teksten, waarin ik eerder over Frankrijk schreef: France, novembre 2005 en Spiegels op het water (2007). Deze laatste tekst had niet toevallig als ondertitel “een kort verhaal omtrent kanalen in Bourgogne, en God in Frankrijk”. Een fietstocht langs Bourgondische kanalen had me ideeën gebracht.
Ik haalde er de Franse mythen bij, waarop het land is gebouwd, en waaraan het zijn samenhang dankt — het geweld, le terroir, de eeuwenoude gezamenlijke culturele erfenis, en het project dat Frankrijk is —, en schreef:
Er zijn twee Frankrijken, mag je stellen : een Frankrijk waar de meeste Fransen wonen, en een Frankrijk dat je in de foto’s ziet. Een Frankrijk van de mensen, en een Frankrijk van het landschap. Zelfs al is ook dat laatste door Fransen bewoond.
De Fransen, alle Fransen, identificeren zich nog steeds met dat landschap — het is een van de mythes van daarnet. Maar de meesten wonen er niet meer. Ze zien Frankrijk langs de autoweg of door het raampje van de TGV. Of bij verre familie op bezoek. Ook voor hen wordt dat Frankrijk een buitenland.
De Fransen die wel in het landschap wonen zijn er niet beter aan toe. Vergeet even de grote steden en hun ruime omgeving, of sommige kleinere steden, vooral bij de kust, het westen, het zuiden, en kijk wat er overblijft : dorpen, provinciesteden en -stadjes, vaak ook een Prefecture. Fabrieken sluiten, winkels staan leeg, scholen krimpen, de kraamkliniek gaat dicht. Zelfs het belastingkantoor — le Tresor Public — is vertrokken, en de kazerne verhuist naar de stad. De inwoners voelen zich verlaten. Ze zijn het ook. Want het Frankrijk van de mensen, het Frankrijk dat telt, is elders naartoe. Het beeld klopt niet meer met de werkelijkheid.”
Venarey-Les Laumes
Het heeft me weinig moeite gevergd te ontdekken hoe het dorp heet waar Julian Mischi over schrijft. Maar het was wel een verrassing. Een atelier van de Franse spoorwegen, in le Centre-Est — versta Bourgogne of Franche-Comté —, een dorp van 3000 inwoners, op 70 km van een stad. Venarey-Les Laumes is zijn naam. De plaatselijke krant, Le Bien Public (23 maart 2016) bevestigde mijn vermoeden — of gok.
Venarey-Les Laumes ligt in het département de la Côte d’Or, Bourgogne. Een prachtige streek. Elke Vlaming of Nederlander weet dat. Het Canal de Bourgogne loopt langs het dorp. Sluis 55. Meer dan tweeduizend jaar geleden vonden de Galliërs het al een ideale plek: op een heuvel, naast de rivier — la Brenne — bouwden ze Alésia. Venarey ligt aan het water, aan de voet de heuvel, de Mont Auxois. Het ligt zelfs aan de voeten van Vercingétorix, het meer dan zes meter hoge, groenkoperen beeld uit 1865 dat vanop een granieten sokkel de site van het slagveld (52 v.C.) en de opgravingen van Alésia overschouwt. Het stadje Semur-en-Auxois en de voormalige cisterciënzerabdij van Fontenay zijn vlakbij. In die streek ben ik meermaals geweest: fietsen, wandelen, kamperen, of er met de auto gestopt. Bourgondisch eten.
Ook Michiel Hendryck is er geweest — veel meer dan ik —, het Bourgondisch complot.
In Venarey heb je in één hand de vier Franse mythen. Het land is uit geweld geboren — een meervoudige keizersnede of césarienne zelfs —, le terroir, de cultuur, en het project — waarvan het Canal de Bourgogne een van de mooiste voorbeelden is. Maar ook de spoorweg is niet mis.
Welke beelden Hendryckx ginds geschoten heeft, weet ik niet. Of Venarey er op staat, evenmin. Maar het dorp, of op zijn minst de site en de streek waar het toe hoort, is de essentie van het Frankrijk waar hij van houdt, het Frankrijk dat hij liefkozend fotografeert — het mooiste land ter wereld. Dat vinden wij ook.
Er hangen bloemen op de brug over het Canal de Bourgogne.
Maar Venarey — Julian Mischi toont het ons — is ook het Frankrijk dat langzaam sterft. Het Frankrijk dat mensen in hun ambities blokkeert. Het Frankrijk dat niemand aantrekkelijk vindt — om er te wonen, echt te wonen, met zijn hele leven en doen, en niet deeltijds, als korte of lange verademing van de grote stad. De auto voor de deur, om te vluchten, als navelstreng. Of een snelle TGV, het vliegtuig wat verderop.
Venarey — pars pro toto — is het Frankrijk waaruit Frankrijk langzaam wegtrekt. Het is het Frankrijk waar het maatschappelijk, politiek en cultureel weefsel in rafels valt.
Dus schreef ik: Het Frankrijk van Hendryckx bestaat nog wel, maar het is Frankrijk niet meer. Hendryckx, met zijn verliefde ogen, heeft dat niet gezien, de Fransen wel.
Op een mij onverwachte en sterke manier brengt Julian Mischi’s verhaal me waar ik begon, bij Hendryckx’ (en mijn) verlangen naar Frankrijk. Het verlangen — de weemoed — van alle Fransen wellicht. De cirkel is rond.
Al is de cirkel rond, toch voeg ik er dit aan toe. Want niet alleen fotograaf Michiel Hendryckx is soms ziende blind. Ook Mia Doornaert (Ontredderde Republiek. Zoektocht naar de ziel van Frankrijk) is dat. Dirk Vandenberghe schreef over wat ze niet zag, of niet wilde zien, in Ons Erfdeel, augustus 2017.