Eind april, begin mei ben ik naar Noord-Italië gespoord, en heb er zeven steden bezocht: Turijn, Genua, La Spezia, Parma, Modena, Ferrara en Piacenza. Enkel Turijn kende ik al. Twee weken, of toch bijna, schoonheid, elegantie, vriendelijkheid, betrouwbaarheid, reinheid en lekkere dingen. Bijna, zeg ik, omdat er ook wel eens een uitzondering was.
Ik was niet op reis om foto’s te maken. Maar ik heb er wel gemaakt. Het weer, de zon, het licht heeft daarin vaak meegespeeld. Van Parma, de mooiste, heb ik weinig foto’s. Het licht was er grijs. Pas op het einde kwam er een vranke zon, maar ik ben niet opnieuw heel de stad afgelopen om betere foto’s te hebben. Ik stond op de Piazza Garibaldi naar de mensen te kijken, en daar stond ik goed.
Het boeiendste van die steden staat immers niet op mijn foto’s. Het zijn de mensen, op straat, in de kerk, de tram, het terras… Je moet snel en oplettend zijn, en een ander soort fotograaf dan ik — die ook niet weet wat je met de privacy doet.
Je ziet hier dus niet de man met een witte T-shirt en een witte korte broek (en witte baskets en sokken?) die op een kille ochtend met twee witte plastic kratten op zijn schouder door de smalle, grauwe straten van Genua ijlt, wellicht om een restaurant of winkel van verse etenswaren te voorzien (deegwaren? of boter en kaas?). En evenmin de kwetterende vrouwen in de Basilica di Santa Maria di Campagna in Piacenza, terwijl enkele banken verder zeven paters onverstoord luidop hun vespers bidden. Of de peuter die bijna uit een bovenmaatse kinderwagen valt, die zijn moeder met de hulp van twee toegesnelde jonge kerels tussen de deuren wringt van een tram in Turijn (de chauffeur wacht geduldig tot iedereen binnen zit).
Trouwens, ook de drie vrouwen in blauwe huishoudschorten en met plastic handschoenen waren mooi, die in de late namiddag een rijk versierd altaar voorbereidden op de mis, vraag me niet in welke barokke kerk, tientallen heb ik er gezien, en voor het oog van de biddende gelovigen behendig de hoge kaarsen ontstaken. Ik ben misdienaar geweest, en weet nog goed wat een poespas het is, met buigen, knielen en draaien, als een priester onder Gods ogen in een kazuivel zilverbestikt diezelfde handelingen verricht.
Eén boek had ik mee (andere had ik na lezing thuis gelaten: Tim Parks, Ine Roox, Ilja Leonard Pfeijffer). Dat was Goethes Italienische Reise, in het Frans weliswaar. Een merkwaardige keuze, geef ik toe, want van de door mij bezochte steden is Ferrara de enige die hij vermeldt — en het is ook de enige in heel Italië waar hij geen goed woord voor over heeft. Ook in Modena, Parma en Piacenza is Goethe geweest, maar dat was op de terugreis, ná zijn verblijf in Rome, hij was verzadigd en verlangde naar huis. Net als Siena, Firenze en Milaan blijven ze onvermeld. Toch heeft Goethe’s boek me dichter bij Italië en de Italianen gebracht, en bij eerdere reizen, die me wel naar Rome, Napels, Paestum of Sicilië hebben gevoerd. Uiteindelijk liep alles prachtig door elkaar.
Niet alleen Goethe was mijn gids, of Pfeijffer, Parks en Roox, of de adviezen van mijn Italiaanskundige zus. Ook Van Dijck heeft me geleid, en Rubens, Francken (een van de schilders!), Jan Soens en Jan Roos, en enkele anderen wier namen ik vergeten ben. Maar het mooist was toch Botticelli, Madonna adorante il Bambino con San Giovannino, in het Palazzo Farnese van Piacenza. Ik had het museum en de Botticelli voor mij alleen. Ook dat is wat waard — anderen mogen in Parijs voor de Mona Lisa staan dringen.
De komende weken of maanden wil ik druppelsgewijs foto’s toevoegen, of misschien anekdotes. Dit is een kort begin.
1. Italiaanse blinden
In Genua had ik een hotel in de oude stad, vlakbij de haven. Het zat geprangd tussen twee smalle straten. Dit is een foto van de hemel van de smalste van de twee. Binnen zat ik op de zevende verdieping. Gezien op straat (de breedste straat) stak het raam van mijn kamer op vier.
En dit is een andere straat in de oude stad, vraag me niet welke.
Kan iemand me zeggen waarom de huizen in Genua al die zonneblinden hebben? (*)
2. streekproducten uit Modena
Op de Piazza Grande van Modena, naast de kathedraal, worden streekproducten geschouwd. De stad en de streek zijn befaamd om hun Ferrari, Lamborghini, Maserati en Pagani.
[De e in Modena is een nauwelijks uitgesproken, doffe klank: MódeNa.]
3. Ferrara met een sluier
Dit is de onderdoorgang van de Piazza del Municipio naar de kathedraal van Ferrara. Na de aardbevingen van mei en juni 2012 werden door de Italiaanse overheden kredieten beloofd om de beschadigde en bedreigde gebouwen te restaureren. Die zijn nu toegekomen. In Ferrara zijn enkele monumenten aan het zicht onttrokken of ontoegankelijk gemaakt.
Een reden te meer om later nog ‘s te gaan.
(Dankzij de gesluierde kerk zie je beter de andere details: de gewelven, kapitelen, panelen, de luchter, en vooral de bestrating die als een loper loopt.)
❦
(*) Ik stelde de vraag over het nut van zonneblinden, in de smalle straten van Genua, dus kreeg ik antwoorden. Waarbij gewezen wordt op het feit dat de zon ‘s zomers heel hoog in de hemel kan staan, en tot diep in de straten schijnt, én op de behoefte aan intimiteit in de woningen, waarvan de vensters zo dicht over elkaar kunnen staan.
Dat zal zeker gelden, toch lijkt het fenomeen me in belangrijke mate cultureel: een gebruik, een levenswijze of, in dit geval, een bouwtechnische oplossing wordt buiten de context gebruikt waarvoor ze oorspronkelijk is bedacht. Een gelijkaardig fenomeen zie je op de Lofoten, voor de Noorse kust, waar alle huizen in hout zijn opgetrokken, terwijl steen veel logischer ware geweest: er groeien weinig bomen — steen is er in overvloed — en de hevige winden waaien de houten huizen omver. [Een husvarver is een storm die de huizen doet beven.] De Lofotenaren zijn echter vissers — en botenbouwers! — in een land waar overal elders in hout wordt gebouwd. Redenen genoeg om ook waar het hout zeldzamer is hetzelfde te doen.
Naar het overzicht: een Italiaanse reis