klimmen_met-een_foto

Op 25 augustus stond deze foto — en stond dit artikel — in De Standaard der Letteren. Omtrent een boek van Ludwig Hohl, Op weg door de nacht (Nächtlicher Weg. Erzählungen), dat ik niet ken. Het leek wel een berg-boeken-beklimmers-bijlage, want elders in dezelfde SdL kwam De acht bergen (Le otto montagne) van Paolo Cognetti aan bod (die ik evenmin ken).

Al uren heb ik naar de foto bij dat artikel gekeken — en gedroomd: enkele bedenkingen die ik graag met jullie deel.

1. Prachtig toch, wat de grafisch ontwerper heeft gepresteerd (is dat de art director Jan Desloover, de fotoredacteur Karel De Weerdt, of nog iemand anders, die niet staat vermeld?): het grijs van de hemel gaat langzaam over in een grijs aplat achter de tekst. Als een echte hemel eindigt hij nooit.

2. Jammer toch, dat de foto zo naamloos blijft: nergens en niemand. Enkel © Getty Images/Vetta staat erbij. Moeilijk om weg te dromen naar de plek. Om de naam te onthouden wie de mooie foto genomen heeft.

3. Voetsporen tekenen een ijle binding in de sneeuw tussen fotograaf en onderwerp. We vergeten snel dat foto’s van alpinisten, duikers, parachutisten, gletsjerklimmers… veelal door andere alpinisten, duikers, parachutisten, gletsjerklimmers… zijn gemaakt. Is de fotograaf blijven staan, terwijl zijn makkers verder trokken, of is hij meegegaan, en wordt zo’n toestel met afstandbediening tot ontspannen gebracht?

4. Wat bezielt ons, mensen, toch? Geen diersoort doet ons dat na. Zijn leven wagen op onherbergzame, gevaarlijke plaatsen, waar niets te zoeken valt, behalve het avontuur, de confrontatie met de natuur, de kameraadschap, de overwinning, de ongewone schoonheid van de unieke plek, de herinneringen die je eraan over houdt, met foto’s en verhalen gestaafd. Zingeving aan zinloosheid?

5. Het is een soort plek waar ik nooit geweest ben, en nooit komen zal. Maar de fotograaf neemt me mee, kleine donkere silhouetten in een wisselende wereld van grijzen en wit.
Of Ludwig Hohl in zijn verhalen die sneeuw en die lucht ook voelen doet, weet ik (nog) niet. Thomas Mann, in De Toverberg (Der Zauberberg), kon dat wel — bij hem voel je de stofsneeuw door je kleren kruipen. Jon Krakauer, in zijn beschrijving van zijn beklimming van Devils Thumb (Into the Wild) kon dat niet — je voelt nooit of je mee aan die bergwand hangt, of over de gletsjerkloven gaat —, maar hij heeft nog andere boeken over bergen geschreven, waarin dat mirakel misschien wel gebeurt. En ergens is er een verhaal, zonder bergen maar met veel sneeuw, een kar, een man en een paard, van Dostojevski denk ik, indrukwekkend, maar in mijn geheugen ver ondergesneeuwd.

 

Extra: Drie zotte wieven, een kort uittreksel uit Ludwig Hohls Op weg door de nacht.
De beschrijving van de bergen achter het dorp is zo sterk — zo echt — dat je terstonds in je auto zou kruipen om er naartoe te rijden. Het is ook heel mooi hoe de schrijver alles verweeft, de drie oude vrouwen, het landschap, de man met de koperen ketel, en uiteindelijk toch weer de drie oude vrouwen, die geen van drieën kwaadaardig waren.