versie per 5 augustus 2018
klik hier als je liever een PDF-bestand leest
Als je in Piacenza bent (of in Parma), lijkt het soms alsof die stad net voorbij Leuven of Oudenaarde ligt, en dat Frankrijk, behalve Arras, Douai of Cambrai, niet meer bestaat. Daarmee bedoel ik niet de aard van het stedelijk landschap, dat ondanks het even vlakke land erg verscheiden is. Net als zovele Italiaanse steden zijn Parma en Piacenza vooral uit grote of zelfs immense paleizen gebouwd, en dat is (letterlijk) een breed verschil met de smalle, kleine huizen in Vlaanderen.
Terloops. Uit die paleizen blijkt ook, me dunkt, dat de sociale tegenstellingen in Vlaanderen nooit zo extreem als in Italië zijn geweest. Niemand heeft ooit geld en macht genoeg gehad om dergelijke dingen te bouwen. De grootste niet kerkelijke gebouwen in Vlaanderen zijn vooral openbare gebouwen (met de Ieperse hallen als extreem voorbeeld) of gildenhuizen (die gemeenschappelijk zijn). Ook de Vlaamse ruimtelijke en architecturale wanorde is aan die (relatieve!) sociale gelijkheid gelinkt. Ruimtelijke orde kan slechts ontstaan bij een sterke concentratie van macht of een hoge mate van burgerzin. Vlaanderen heeft geen van beide.
Maar ik wijk af. Wat ik zeggen wil: Piacenza en Parma liggen niet ver af, omdat je er voortdurend op stukken van de eigen geschiedenis stoot. Nu ja, als je oog hebt voor die geschiedenis, museums of kerken bezoekt, en leest wat er op plakkaten en monumenten geschreven staat. Voor wie de wereld rond voetbal draait, ligt dat anders. Hem liggen Chelsea en Manchester dichter bij huis.
Wat mijn Italiaanse lentereis betreft, komt daar het toeval bij, dat niet helemaal toeval is, dat Goethe in zijn Italienische Reise, het boek dat ik ginds las (in het Frans weliswaar), vaak over zijn Egmont spreekt. En wie Egmont zegt, hoort ook Parma, de hertogin. Over haar straks meer. Ich muß an einem Morgen schreiben, der ein festlicher Morgen für mich wird. Denn heute ist “Egmont” eigentlich recht völlig fertig geworden. Goethe publiceerde het drama in 1788 — met graaf Egmont als moderne mens —, en Beethoven zette het in 1809 op muziek. Revolutionaire jaren voor revolutionaire muziek en een revolutionair verhaal, dat zelfs de Hongaren van 1956 een hart onder de riem gestoken heeft. Met de bedenking over hoe vaak er Libertá of iets van dien aard geroepen is, en hoe vaak dat al dan niet echt iets veranderd heeft.
Opnieuw wijk ik af, of loop vooruit op wat komt. Want ik voerde jullie mee naar Piacenza (en Parma).
Wat ook vertrouwd overkomt, is het gemak waarmee je met de trein in weinig tijd van de ene stad naar de andere rijdt — ze liggen niet ver van elkaar, en er zijn veel treinen —, en het feit dat je daarna mits een korte wandeling in het trotse stadscentrum staat. De architectuur is wat anders (de grote paleizen), de kleuren harmonieuzer en warmer (maar niet zachter), de reclame minder opdringerig — kortom een minder schreeuwerig stadslandschap —, maar het is dezelfde stedelijke fier- en ijdelheid die je ziet. Hier en niet elders, schreeuwt alles wat je ziet, de gevels, de beelden, het belfort, de kantelen… — terwijl er elders een even sterk hier bestaat. En het is nu net dat net van steden, waarin je zo van Brugge naar Gent naar Oudenaarde springt, naar Mechelen of Leuven of Mons (want het is niet wat vandaag Vlaanderen heet dat ik bedoel), waarvan je de indruk kan hebben dat het ongestoord en nagenoeg onveranderd tot Parma en Piacenza verder loopt (of Modena, Bologna, Ferrara…, Padua, Vicenze, Verona…).
❦
Dit massieve gebouw is het Palazzo Farnese in Piacenza. Een deel ervan, want het paleis is onvoltooid gebleven. Het werd vanaf 1558 op de plek van een oude burcht gebouwd, in opdracht van Margaretha van Parma en haar tweede echtgenoot, Ottavio Farnese. Ook in Parma bouwden ze enkele jaren later een paleis, dat even onafgewerkt is gebleven, het Palazzo della Pilotta. Ik vermoed dat Piacenza veeleer haar en Parma zijn stulpje was.
Margherita di Parma o d’Austria is de in 1522 in Oudenaarde geboren dochter van keizer Karel V en Johanna van der Gheynst, ondanks de naam d’Austria niet te verwarren met haar groottante, die we in de lage landen kennen als Margaretha van Oostenrijk, en die in Mechelen tussen markt en kathedraal haar standbeeld heeft (Brussel 1480 – Mechelen 1530).
Toen ze amper vier was had haar vader, keizer Karel, haar aan de hertog van Ferrara beloofd. Zes jaar later kwam hij op die belofte terug, en toen ze veertien was werd ze met Alessandro de’ Medici, hertog van Firenze getrouwd, die minder dan een jaar later voor haar ogen door zijn neef werd vermoord. Ik laat aan anderen de discussie of het motief van de moord machts- dan wel geslachtsdrift was, en of die Alessandro een zoon van paus Clemens VII (de’ Medici) was. Zij was nog geen 16 toen ze als weduwe een tweede keer werd gehuwelijkt, ditmaal aan de genoemde Ottavio, een amper 14-jarige snotneus, wat jong voor een vrouw die al zoveel had meegemaakt, maar wel de tweede zoon van hertog Pier Luigi van Parma en Piacenza, en kleinzoon van een andere paus, Paulus III, een Farnese. Dat kwam haar machtshongerige vader goed uit.
De relatie tussen de respectieve ouders of grootouders, die in 1538 in de Sixtijnse kapel het huwelijk hadden gevierd, bleef niet altijd even vredig. Ottavio’s vader Pier Luigi werd in 1547 in zijn oude burcht in Piacenza door een complot van edellieden en met medeweten van (aangetrouwde familie) Karel V vermoord. Ook de paus had al enige moorden gecoacht, zoals eerder dat jaar op Gianettino Doria, erfgenaam van de condottiere van Genua, en bondgenoot van de keizer — de moord op de condottiere zelf was mislukt. Keizer en paus betwistten elkaar het leenheerschap over Parma. Terwijl Pier Luigi’s lijk voor de ogen van de toegestroomde menigte in de burchtgracht van Piacenza werd gegooid, werd Libertá en Impero geroepen, waarna een keizerlijk leger (dat toevallig in de buurt verbleef) de burcht bezette en Ferrante Gonzaga, gouverneur van Milaan, in naam van Karel V de macht overnam. Er volgde nog veel diplomatiek (en militair) getouwtrek, met wisselende allianties. De promotie van Pier Luigi’s tweede zoon Ottavio en Karels dochter Margaretha tot hertogen van Parma was wellicht een deel van de gewapende vrede. Van Libertá werd lange tijd niets meer vernomen.
Zet twee Italiaanse edellieden samen, en ze smeden een complot tegen een derde. Wie ook het verhaal van de hertogen van Ferrara gelezen heeft, zijn deze bloedige zeden niet vreemd. In vergelijking met de Italiaanse edelen waren hun tijdgenoten in het noorden dan toch maar doetjes, die elkaar niet zo snel naar het leven stonden, lijkt mij — kasteelmoorden zijn zeldzaam — en die hun wreedheden tot het gewone volk beperkten. Politieke vraagstukken werden zo mogelijk in een Staten Generaal van adel, clerus en steden overlegd. Moet het verrassen dat Egmont en Horne in 1567 niet zijn gevlucht, en dat ze op Alva’s uitnodiging om samen te tafelen en praten zijn ingegaan? Er werd gehouden een fijn banket, maar op hun hoofd was een prijs gezet…
In een ruimer perspectief geplaatst, en wat je zoals gezegd ook in het landschap leest: de Italiaanse stedelijke adel, ook in de zogenaamde republieken, is in de late Middeleeuwen en de Renaissance alleen maar machtiger geworden (d’Este, de’ Medici, Farnese…), om pas met de Franse Revolutie en de Italiaanse Risorgimento haar prominente plaats te verliezen, terwijl het maatschappelijk veld in de Vlaamse steden al sinds de dertiende, veertiende eeuw sterk verburgerlijkt was. Zou Goethe’s moderne interpretatie van de omwenteling, met een edelman Egmont weliswaar, dan toch de juiste zijn?
Het is de schuld van de Vlamingen, — gelezen heb ik het niet, maar het werd me wel verteld, in Piacenza, al kan de vertaling schuld wat overdreven zijn — dat het Palazzo Farnese niet werd voltooid. Volgens sommigen heeft Margaretha zelden zelf beslist wat ze deed. Dat geloof ik niet, en blijkt ook niet uit wat je over haar leest. Maar van haar geboorte tot haar dood was ze wel een pion op het politieke schaakbord van eerst haar vader Karel V en nadien haar halfbroer Filips II. Toen die laatste haar de opdracht gaf landvoogdes der Nederlanden te worden — hij vertrok naar Spanje, zo dapper was hij wel —, heeft ze dat gehoorzaam gedaan, een eerste keer van 1559 tot 1567 (ze gaf er zelf de brui aan), en een tweede van 1579 tot 1581, waarna haar halfbroer haar verplichtte tot 1583 in Namen te blijven. Zij was dus niet aan het bewind toen de graven van Egmont en Horne in juni 1568 op de Brusselse Grote Markt op last van Alva werden onthoofd. Margaretha zat ook liever in de Abruzzen dan in haar Parma of Piacenza — ze hadden haar daar in 1559 héél feestelijk uitgewuifd —, zowel na 1567 als na 1583, tot haar dood in 1586. Om de opdrachtgeefster te zijn van wat het tweede grootste gebouw van Italië moest worden (111 bij 88 meter, met een theater binnenin, enkel het paleis van het Vaticaan is groter) was ze niet genoeg thuis. Niet de helft van het bouwproject werd uitgevoerd.
Botticelli, Madonna adorante il Bambino con San Giovannino, 1475-1480
Op de primo piano van dat halve paleis (die je slechts na een eindeloze reeks trappen bereikt) is er een pinacoteca. Daar vind je, tussen tientallen werken in zeer ruime zalen, de mooie Madonna adorante il Bambino con San Giovannino, van Botticelli. Behalve de compositorische schoonheid, de kleuren, de verhoudingen, de liefde en tederheid van het tafereel, zijn twee schildertechnische kenmerken me in het bijzonder opgevallen. Botticelli schildert heel fijne lijntjes rond de lijflijke delen (de handen, de hoofden, Johannes, het lijfje van Jezus), wat hij voor andere kleuren en vlakken niet doet, én hij schildert doorschijnende bloemen (je ziet het landschap of de groene blaadjes van een plant door de rode bloemen heen). Prachtig is dat.
De overige werken zijn vaak historische taferelen, waaronder de reeks van Giovanni Evangelista Draghi over de heldendaden van Alexander Farnese in Vlaanderen. De ons welbekende hertog (Rome 1545 – Arras 1592) — in Nederland wordt hij vaak gewoon Parma genoemd — is Margaretha’s zoon. De gelijkenis met zijn grootvader Karel is frappant. Hij was het die de opstandige Vlaamse steden voor de katholieke koning Filips II heroverde: Ieper, Brugge en Gent in 1584, Brussel en Nijmegen en tenslotte Antwerpen in 1585, dat laatste na een beleg van veertien maanden en de sluiting van de Schelde.
Farnese, die behalve zijn kindertijd slechts vier jaar in Parma heeft gewoond, die er nooit effectief hertog is geweest en die misschien nooit in Piacenza verbleef, was niet alleen een te duchten veldheer, hij was ook een gewiekst diplomaat die allianties kon smeden of breken. Door zijn successen is hij de feitelijke vader van België, en dus ook van het Vlaanderen van vandaag. België én Vlaanderen zijn als een uit verkrachting geboren kind, in niets minderwaardig, maar wel vol afschuw over het geweld waarmee het werd verwekt. In Piacenza wordt die Farnese geëerd, maar dat is vooral het initiatief van zijn zoon Ranuccio I en de Farnese’s die na hem kwamen, tot ze in 1732 naar Napels verhuisden. Op het centrale plein van Piacenza, niet onterecht Piazza dei Cavalli genoemd, staan prachtige, krachtige ruiterstandbeelden van Ranuccio en Alessandro, door Francesco Mochi in 1620 en ’25 gemaakt.
❦
De San Sistokerk in Piacenza is een miskend monument. Kom je in het Palazzo Farnese weinig mensen tegen, in San Sisto ben je helemaal alleen. Toegegeven, ook de Pinacoteca van het Palazzo Farnese en haar Botticelli heb ik die ochtend voor mij alleen gehad, maar ik was een vroege gast. In San Sisto ben ik echter tweemaal geweest, omdat ik eerst niet goed gekeken had. Aan het eind van een stille straat was ik blij dat ik de poort van de kloostergang voor de kerk weer zag open staan. Rafaëls engeltjes van de Madonna Sistina — of toch een mooie kopie ervan — lachten me toe.
[Ik zeg het jullie hier, maar hou het alsjeblief stil, het was op hen dat ik bij mijn eerste bezoek niet had gelet, en het was voor hen dat ik een tweede keer kwam. Achter mijn rug spotten ze met me, maar als ik me naar hen keerde deden ze of ik er niet was.]
La Madonna Sistina, met Rafaëls beeldschone putti — of cherubijntjes —, was een geschenk van paus Julius II (in 1513, als dank voor de steun van de hertogen in de strijd tegen het Franse leger van Lodewijk XII) en hing boven het hoofdaltaar van de kerk. Het doek werd in 1754 aan koning August van Polen, Saksen en Litouwen verkocht. De twee engeltjes verleiden voortaan de bezoekers van de >Gemäldegalerie Alte Meister in Dresden.
San Sisto heeft wel twee kopieën van de Madonna en haar engeltjes, een oude kopie (door Giuseppe Nogari) op >de oorspronkelijke plek, heel ver en moeilijk zichtbaar voor de bezoekers (en de gelovigen), en een recentere op een gevel onder de gewelven vóór de kerk, wel goed zichtbaar — als je er op let.
Waarom staan we te drummen in Dresden, voor het origineel, en kijkt niemand naar de kopie, zelfs al hangt die op de plek waarvoor het werk was bestemd?
❦
Maar laten we San Sisto binnen gaan. Het licht is heel mooi, en er is niemand, zelfs niet om helemaal achteraan (of is het vooraan?), achter het hoofdaltaar, naar de oude kopie van Rafaëls engeltjes te turen.
Dit is het grafmonument, in de San Sisto-kerk, voor Margaretha van Parma. Inderdaad, Margaritae Austriacae — van Oostenrijk — staat er op. Maar kan je in Piacenza verwachten dat ze haar ‘van Parma’ noemen, als ze een Habsburgse is die uit Vlaanderen komt? Terwijl ze voor de Vlamingen als landvoogdes wel degelijk van Parma was.
En dit is de volledige tekst:
MARGARITAE AUSTRIACAE • KAROLI V AUG F • OCTAVII FARN PLAC ET PAR DVCIS II • VXORI • ALEXANDRI MAX DVCIS III MATRI • RAINVTII DVCIS IV AVIAE • MAIORIBVS VIRO ET SOBOLE • FELICISSIMAE • RARISSIMI EXEMPLI FEMINAE • REBVSQ IN BELGIO GESTIS • INSIGNI • QVOD IN SAMNIO DECEDENS OSSA SVA • IN HANC AEDEM TRANSFERRI IVSSIT • QUODQ EIDEM PRETIOSAM SVPELLECTILEM • ET COENOBIO IN PIOS VSVS PECVNIAM • LEGAVIT • ABBAS ET MONACHI POS • CIƆ IƆC XVII
Ik heb getracht de tekst de ontcijferen, ginds in Parma, en nadien hier thuis. Ik heb geen Latijn gestudeerd, maar heb wel hulp gehad, menselijke, en op het internet. Ik vond ook, toen ik al goed gevorderd was, twee oude vermeldingen, een Nederlandse van Jan Alensoon (Dag-register van een reijs door Vrankrijk, Italie, Switserland ende Duijtschland, 1723-1724), en een gedeeltelijke Engelse, in de Engelse uitgave, uit 1756, van Johann Georg Keyßlers reisverslag (Neueste Reisen durch Deutschland, Böhmen, Ungarn, die Schweiz, Italien und Lothringen, 1740 — de Duitse tekst geeft geen vertaling).
Jan Alensoon moet een uitmuntende zanger zijn geweest, die met zichzelf in duet kon zingen, maar naar de vertaling van de Latijnse tekst heeft hij blijkbaar zijn klak gegooid. REBUSQ IN BELGIO GESTIS wordt ‘voortreffelijk door haar daden in België’ (!), waar er ‘in de Nederlanden’ moet staan. Kwalijker is echter IN SAMNIO DECEDENS, waarbij plots een zekere Decadeus in Samnium verschijnt (die Margaretha’s gebeente naar dit heiligdom heeft overgebracht…). Me dunkt dat IN SAMNIO DECEDENS gewoon betekent dat de hertogin in de Abruzzen (Samnium) overleden is (in Ortona), waarna haar gebeente naar San Sisto is overgebracht. Maar misschien ben ik te hard voor Alensoon, en is het de recente uitgever van Met trekschuit en draagstoel (Uitgeverij Verloren, 2014) die dat zootje heeft gemaakt.
De vrouw Margaretha wordt op de gedenkplaat door vier mannen gedefinieerd: haar vader Karel, haar man Ottavio, haar zoon Alessandro en haar kleinzoon Ranuccio, mét hun hertogelijke titels in PLACentia en PARma. Een vijfde ontbreekt: haar halfbroer Filips of Filippo, die haar voortdurend vertelde wat ze moest doen. Want niet zij maar hij had de meer dan twintig adellijke titels in de Habsburgse Nederlanden geërfd. Margaretha is dochter (F), echtgenote (VXORI), moeder (MATRI) en grootmoeder (AVIAE), en heel gelukkig in die familie (MAIORIBVS VIRO ET SOBOLE FELICISSIMAE). Ik vermoed dat er wrijvingen zijn geweest tussen de abdij en de hertogen. Het monument werd pas in 1716 voltooid, dertig jaar na haar dood, alhoewel ze behoorlijke schenkingen had gedaan (QUODQ EIDEM PRETIOSAM SVPELLECTILEM ET COENOBIO IN PIOS VSVS PECVNIAM LEGAVIT). De merkwaardige verwijzing naar de gelukkige familie kan best een poging zijn de plooien diplomatiek weer glad te strijken.
Wat me echter nog ontbreekt, is een duiding, met de juiste nuances, van RARISSIMI EXEMPLI FEMINAE. Moet ik verstaan dat het uitzonderlijk is dat een vrouw bestuurlijk talent bezit?
En Flandre, la femme vaut un homme et souvent mieux, staat op een schilderij in een vergaderzaal van de Métropole Européenne de Lille. Destijds bestelde Pierre Mauroy elk jaar een schilderij — niet altijd even geslaagd, niet altijd van eeuwigheidswaarde, maar moet dat niet van alle activiteiten van zo’n administratie worden gezegd? Het doek van Gérard Garouste uit 2005 verbeeldt de gravinnen van Vlaanderen, Johanna en Margaretha (13de eeuw, ze hebben veel voor Rijsel gedaan) en herinterpreteert een citaat van de Franse historicus Jules Michelet (1875), dat Jacques Duquesne in zijn kroniek Les vents du nord m’ont dit (1989) heeft verwerkt, en dat op veel oudere uitspraken teruggaat.
In 2005 was het wellicht een hint naar Martine Aubry, door Pierre Mauroy in 1995 naar Rijsel gehaald, in 2001 met zijn steun burgemeester geworden, en op de rails om hem in 2008 ook als baas van de metropool op te volgen. In de oudere getuigenissen, niet op politiek vlak, gaat het veeleer om Vlaamse vrouwen die door geen preutsheid geremd alle zeilen bijzetten om een man aan de haak te slaan en, eenmaal getrouwd, het echtelijk roer stevig in eigen handen nemen.
En Flandre, la femme vaut un homme et souvent mieux. In Vlaanderen is de vrouw een man waard en vaak meer. Of: Wat in Vlaanderen een man kan, doet een vrouw veel beter. Dat vrouwen een land regeerden was in het Noorden de gewoonste zaak, maar heeft die Latijnen in Piacenza allicht verbaasd. Zou dat de betekenis van RARISSIMI EXEMPLI FEMINAE zijn?
❦
Hiermee heb ik het nog niet over de stad zelf gehad, die in toeristische gidsen wat wordt miskend. Onterecht. Maar laat het zo blijven, ook als de Piacenzers zelf niet begrijpen wat je in hun mooie stad komt zoeken. Met uitzondering van de via Roma-via Borghetto (de decumanus maximus), die smal en soms druk bereden is, is Piacenza een aangename en boeiende stad. De stad waar ik het meest met grote ogen heb rondgelopen — al kan het ook het mooie weer zijn, of het feit dat ik in de zevende en laatste stad van mijn reis pas goed op dreef ben geraakt.
Vind hier een dertigtal foto’s van Piacenza.