Het is dwaas, uiteraard, dat ik als recente Antwerpenaar — of her-Antwerpenaar, na bijna 40 jaar afstandelijkheid — jullie mijn Antwerpse ontdekkingen vertel. Maar jullie zijn hoffelijk, en verzwijgen me dat ik niets nieuws aanbreng.

Zondag stonden de deuren van de Sint-Andrieskerk open. Op weg naar de kaaien ben ik even binnen gestapt. Het moet straks vijftig jaar geleden zijn dat ik er nog was. Toen kregen we, studenten, te zien hoe de marmeren altaren in hout vervaardigd zijn.

Als ik voorbij een kerk kom ga ik wel vaker aan de deuren morrelen. De prachtige Sint-Laurentiuskerk in de Van Schoonbekestraat — een van de mooiste van Antwerpen — heb ik sinds ik hier woon nog niet open gezien. Ik heb wel vaak gemorreld, en op die manier onlangs Bernard Dewulfs uitvaart bijna meegemaakt. Er was schoon volk, las ik die avond in de krant.

  Sint-Laurentiuskerk, augustus 2013

Van de kerk van de Heilige Geest kan de deur soms open staan. Dat is de kerk hier in de buurt, die zich graag laat horen — maar niet vóór zeven uur —, en die zestig jaar geleden korte tijd in het middelpunt van de politieke belangstelling heeft gestaan. Toen, in 1962, werd er in het Frans gepreekt, wat voor een eerste aanvaring zorgde tussen de Vlaamse katholieken en hun bisschoppen, vijf jaar vóór Leuven-Vlaams. Er was destijds sprake van taalfaciliteiten in het Leuvense en aan de Belgische kust, en in een land waar de Kerk een openbare instelling is, leken Franse preken geen goed idee. De jaren nadien maakte deze onvrede het de gelovigen des te makkelijker afstand te nemen van wat de bisschoppen op andere vlakken te vertellen hadden. Waarmee ik niet wil zeggen dat de Heilige Geest de ontkerking van Vlaanderen heeft aangestuurd, de anti-conceptie heeft bevorderd en het maoïsme een duwtje in de rug heeft gegeven, om enkele maatschappelijke ontwikkelingen van de jaren zestig te noemen.
Overigens vind ik het een gek idee een parochie of kerk naar de Heilige Geest te noemen. Of naar het Heilig Hart, het Heilig Sacrament, de Heilige Drievuldigheid… Als bemiddelaar tussen een strenge God en de zwakke gelovigen kies je toch beter een heilige van vlees en bloed, een man of vrouw die nog weet wat het was, mens te zijn geweest. Wordt Maria niet Middelares genoemd?
[Een heilige met een kruiwagen, of met een piston, dat zou pas handig zijn.]

Het is pikdonker in die kerk, maar ik zag er wel een merkwaardig kruisbeeld hoog in de viering hangen. Op een heldere dag moet ik eens binnen wippen om het beter te zien. De gekruisigde Jezus draagt een lange rok, die tot halfweg zijn kuiten reikt. Hij staat op een bankje, kaarsrecht en met gestrekte armen. Het is geen lijden, het is alsof hij de bezoekers welkom heet. De aard van de kroon op zijn hoofd — doornen, of goud en juwelen? — heb ik in het duister niet gezien. Opvallend zijn ook de rijke versieringen aan en rond het kruis. Godsdiensten houden van lijden, maar het christendom is wel zij die een lijdende man als embleem heeft gekozen, en hem in al haar tempels en huizen toont.
In het overigens wat teleurstellende boek van Jan Vanriet, Rovers (2021), lees ik een korte vergelijking tussen God en cryptogeld. Dat redelijke mensen daarin geloven, in zoiets virtueels. Net als in bitcoins, cryptovaluta… God als cryptowezen. Dat vind ik verhelderend: God bestaat. Als je in hem gelooft en je anderen kan overtuigen dat hij bestaat en ze ernaar handelen, is hij zo echt als cryptogeld. Zo werd en wordt rijkdom en macht vergaard.

  het kruisbeeld in de H. Geestkerk,
op een latere dag gefotografeerd (maart 2022)

Een Koerdische vriend in Rijsel, die ik Frans leerde, en met wie ik de streek, de steden en stadjes bezocht, maar die ik nu al jaren niet meer heb gezien, van wie ik me afvraag of hij nog leeft sinds hij weer naar zijn land vertrok, ging bij het bezoeken van een kerk steevast aan het bidden — twee goden is beter dan een, moet hij hebben gedacht, hij had veel om te bidden. Ik, verwend joch van een vredig land, ga naar kerken voor kunst en architectuur. En voor de stilte als die er is. Zodat ik hoop dat hedendaagse beeldenstormers buiten blijven, want er valt wat te breken aan baardige mannen, vrome maagden en blote putti in zo’n kerk.

 

Wat is waarheid? Alain Sanez, 2012, in de Sint-Andrieskerk

Sint-Andries is een kunstkerk. De kerk is rijk aangekleed, met kerkelijke kunst die in andere kerken veelal in laden en kasten blijft. De schatkamer is een juweeltje. De preekstoel (1821) met Jezus en de vissers Petrus en Andreas is een beeldverhaal, en ook de wat discretere sculptuur het vagevuur (1710), aan de noordbeuk, waar (on)gelukkige zielen door engelen uit de rode vlammen worden gehesen, is alle aandacht waard. Angst moest het inboezemen, ik vind het mooi. De pastoor (een kunsthistoricus) gedraagt zich als museumintendant. Getuigen de teksten die hij bij de kruisweg en elders hing, de virtuele bedevaart (met een echte stapmachine…), de bokszak, de parade van schoenen als levensreis (van babysokjes en kinderbox tot sloefen en rolstoel, plus een lege valies), en het schilderij “Wat is waarheid” dat de Franse kunstenaar Alain Senez in opdracht van de kerk in 2012 geschilderd heeft. Het bevat een immense trompe-l’œil, een schildering in het schilderij, waardoor je niet weet wat je ziet, met talrijke media erover gekleefd. Kranten, computerschermen, een camera… ze verstoren je blik, zodat je hersenen voortdurend zoeken en twijfelen tussen de details en het totaalbeeld dat nauwelijks vatbaar is. Omwille van de titel, en van de uitwerking, mag het een wonder heten dat de covid-twijfelaars het werk nog niet tot embleem verkozen hebben. Ik heb er lang naar gekeken, en misschien daarom andere dingen gemist, zoals de kruisiging van Sint-Andreas, in 1595 door Otto Van Veen (of Venius) geconterfeit, de schilder die de pech heeft vooral als leermeester van Rubens bekend te staan. Als je dan bedenkt dat het MET in New York trots is een voorbereidend olieschetsje te bezitten van het werk dat onopgemerkt in de Sint-Andrieskerk hangt. Still in situ — wat niet helemaal waar is, want het doek hangt sinds twee eeuwen niet meer boven maar naast het hoogaltaar, dat tijdens het Frans bewind uit de toen afgeschafte Sint-Bernardusabdij van Hemiksem naar Antwerpen is overgebracht.
Ik heb niet voldoende gekeken, en heb veel dingen gemist. Ik ga dus zeker terug, wat ik ook jullie aanbeveel.

 

Over Otto Van Veen gespreken,  lees hier meer over het raadsel van Veen in de Rijselse kerk Saint-André.

aanvullingen:

(1) De waarheid is… dat het geen vijftig, maar slechts tien jaar geleden is, dat ik de Sint-Andrieskerk bezocht. In mijn oude foto’s zie ik een bezoek in juli 2011. De bokszak van Domyos hing er toen al.

(2) Onlangs, op 3 november 2022, na een middagconcert — elke eerste donderdag is er middagconcert — kon ik de Sint-Laurentiuskerk (geleid) bezoeken. Daar leerde ik dat de geklede en zonder doornen maar met juwelen gekroonde Jezus, die net als in de Heilige Geest in Sint-Laurentius is te zien, in feite de verbeelding van de Verrezen Christus is, die met name in de Byzantijnse sterk aanwezig is.