De basis van alle mobiliteit zijn de trottoirs. Alleen zijn ze vaak in een slechte staat of te smal.(…) Dat betekent dat je moet ingrijpen in straten en pleinen. De voetpaden zijn daarbij het belangrijkst. De meeste aandacht in het mobiliteitsdebat gaat meestal naar de autosnelwegen. Daar mag zeker aandacht naar gaan, maar de basis van alle mobiliteit is nog steeds het trottoir. Voor iedereen is dat het eerste contactpunt met de rest van de wereld. Alleen liggen die trottoirs er niet altijd goed bij. Ze zijn te smal, of zijn in slechte staat. Dat is problematisch voor mensen die zich op vier wielen verplaatsen. Ik bedoel daarmee de kinderwagen, de rolstoel en de rollator.Daarom is het zo interessant dat stedenbouwkundigen en mobiliteitsdeskundigen oproepen om naar de stad en de straten te kijken vanuit het oogpunt van een kind, of van iemand die niet goed ter been is. Als een trottoir geschikt is voor iemand in een rolstoel, dan is het voor iedereen aangenaam om er te wandelen. Als de vijftien- minuten-wijk ooit werkelijkheid wordt, dan zijn de voorzieningen ook te voet bereikbaar. Vergeet niet dat iedereen in zijn of haar leven wel eens minder mobiel is. Dat begint al als klein kind, in de kinderwagen.

 

Dit is een uittreksel van een bijdrage van Thomas Vanoutrive, professor mobiliteit aan de Universiteit Antwerpen en een van de bezielers van Straatvinken, op de website van Straatvinken, overname van een interview in Gazet van Antwerpen, 19 september 2020.