Het is mooi, wanneer een film je verrast.
Jááren geleden volgde ik mijn vrienden naar de bioscoop. Geen idee welke film we gingen zien. Ik vertrouwde mijn vrienden en wist zelf geen suggestie te doen. De eerste minuten van die film waren de spannendste en de meest intense die ik ooit heb gezien: wordt het een drama? een comedie? een thriller? een misdaadfilm? Het was een Brian De Palma (*).Toegegeven, er klopt iets niet helemaal in mijn herinnering. Allicht ging het om de museumscène in Dressed to Kill (1980), maar die titel is zo expliciet dat de aard van de film voor iedereen duidelijk moet zijn geweest. Een titel als Obsession (1976) lijkt beter.

Het is mooi, wanneer theater je verrast.
Toen ik nog in Rijsel woonde had ik een abonnement op La Rose des Vents in Villeneuve d’Ascq, een scène nationale met vaak boeiende en verrassende spektakels in een eenvoudige kubus-vormige zaal met steile, mobiele tribune.  Ik mis die plek soms, net als le Salon de Théâtre in Tourcoing (*).Lees daaromtrent Grensoverschrijdend theater in Tourcoing en Moeskroen. Elke zomer, in juli of september, reserveerde ik een aantal spektakels voor het komende jaar, noteerde de datums in mijn agenda, kreeg de tickets, en vergat wat en waarom ik die reservaties had. Op de bewuste avonden arriveerde ik goed op tijd, kon ter plekke nog iets eten, en stapte onvoorbereid in de zaal. De verrassingen en de beleving waren er niet minder om.

Het is mooi, wanneer een boek je verrast.
Er staan veel boeken van Philip Roth in de bibliotheek, naast die van Joseph — geen familie. Er staan veel boeken van Philip Roth in de boekhandel, naast die van Joseph — Beschaafden in het land der barbaren… Er staan géén boeken van Philip Roth in mijn kast, naast dat van Joseph — Radetzkymars. Laatst nam ik er een in de bibliotheek: Het complot tegen Amerika (2004). De inhoudsopgave pagina’s 7 en 8 vermeldt negen teksten en een naschrift. Zijn dat verhalen? Essays? Is het journalistiek werk? (*).“Roman” staat er op pagina 3, maar de haastige lezer die ik ben, gaat daaraan voorbij.

Lindbergh

De eerste tekst, met vermelding juni 1940 – oktober 1940, draagt als titel Stem voor Lindbergh of stem voor oorlog. Mijn parate kennis van de geschiedenis reikt inmiddels ver genoeg om te weten dat de democratische politicus Franklin Delano Roosevelt — niet te verwarren met Theodore, de republikein, wel familie, verre familie — van 1932 tot een heel eind in de Tweede wereldoorlog president van de Verenigde Staten is geweest. Dat hij een ingrijpend crisis- en armoede-bestrijdingsbeleid heeft gevoerd — the New Deal — en zijn land in de oorlog heeft geëngageerd — daarbij geholpen door de Japanse aanval op Pearl Harbor en de Duitse duikboten die Amerikaanse vrachtschepen naar de dieperik torpedeerden. Dat hij met Stalin en Churchill in Yalta was om Europa te verdelen, maar nog voor het einde van de oorlog gestorven is — dat was in april ’45 —, waarna Harry Truman hem opvolgde. [Ik gebruik wel wikipedia om te weten hoe je Delano en Truman schrijft. Delano, naar de Lannoy, het minuscule stadje naast Roubaix.] En ik weet dat de beroemde Lindbergh, die in 1927 als eerste alleen de Atlantische oceaan is overgevlogen [ook dat jaartal heb ik opgezocht], berucht is om zijn uitgesproken nazi-sympathieën. Hij hoort in het rijtje van befaamde én beruchte personen waar ook Céline en de Frères Lumière staan.

Dus, wanneer Philip Roth in de eerste van zijn negen teksten, vijftig pagina’s lang, door de ogen van een kind Philip beschrijft hoe in 1940 de opkomst van Charles Lindbergh als republikeins presidentskandidaat onder de inwoners van de joodse wijk van Newark twijfel en onzekerheid zaait, of zelfs angst, lijkt dat, ondanks een korte vermelding in de tweede zin — “als Lindbergh geen president was geworden” (*)De eerste twee zinnen gaan als volgt: “In deze herinneringen regeert de angst, een voortdurende angst. Natuurlijk kent elke kindertijd wel zijn verschrikkingen, maar toch vraag ik me af of ik als kind minder bangelijk zou zijn geweest als Lindbergh geen president was geworden, of als ik geen joden als ouders had gehad.” — een getrouw, misschien geromanceerd verslag van wat er toen effectief is gebeurd. Een verslag dat de tegenstellingen goed vat, zowel tussen de joden en de gojim, als tussen de joden onderling en in elke jood individueel. De kleine Philip heeft een postzegelverzameling, en daar zitten enkele waardevolle Lindberghs in, en zijn iets oudere broer Sandy, die een begenadigd tekenaar is, heeft prachtige portretten van de heldhaftige Lindbergh gemaakt. Geen van beiden is die schatten graag kwijt. Niet veel later zullen we lezen hoe een inwonende neef langs vaders kant naar Montréal trekt om met het Canadese leger tegen Hitler te vechten, terwijl een tante aan moeders kant een professionele en amoureuse relatie begint met een invloedrijke rabbijn die zich tot aanhanger of zelfs raadgever van Lindbergh ontpopt — en Sandy kan overtuigen deel te nemen aan het Just Folks programma waarmee de regering joodse tieners een zomer lang ver van huis naar christelijke boerenfamilies zendt. Wie kiest voor Roosevelt, met een groot risico op deelname aan de oorlog in Europa, en wie voor Lindbergh, de vriend van Hitler die de joden vervolgt?

paukenslag

Maar al in een eerste zin, pagina 55, breekt de tweede tekst de illusie dat het om een waarheidsgetrouwe getuigenis gaat door een auteur die het als kleine jongen allemaal zelf heeft meegemaakt. Heel terloops lezen we: “In juni 1941, net een halfjaar na Lindberghs inhuldiging, reed ons gezin de vijfhonderd kilometer naar Washington D.C. om daar de historische plaatsen en de beroemde regeringsgebouwen te gaan bezichtigen.”
Roths boek is een “what if”, een tegenfeitelijke geschiedenis. Of veeleer: een tegenfeitelijke roman. Het bezoek aan Washington en zijn monumenten is voor Philip Roth — als auteur — meteen een uitgelezen kans om de dilemma’s te beschrijven waarmee de joodse familie wordt geconfronteerd. Ze voelen zich Amerikaan als de Amerikanen en zijn daar trots op, maar worden om hun joods zijn door veel van hun medeburgers niet geaccepteerd.

De manier waarop Philip Roth meldt dat Lindbergh tot president verkozen is, en hij de lezers even plots in een andere tijd en een andere context plaats, is naar mijn aanvoelen een van de stijlfiguren die uit de cinema naar de literatuur zijn overgewaaid. Even plots — of nog plotser — schrijft Roth op pagina 296 halverwege hoofdstuk 7, de Winchell-rellen (juni 1942-oktober 1942): “Wat de dood van Walter Winchell onmiddellijk tot landelijk nieuws maakte (…)”, nadat we diezelfde Winchell de pagina’s daarvoor nog springlevend hebben gezien. Door zijn opruiende politieke toespraken op straat, staande op een zeepkist, nam Winchell, eerst journalist en gevreesd politiek commentator, nadien presidentskandidaat, weliswaar grote risico’s, maar de moordaanslag en heel de context (het standbeeld van Jefferson voor het gerechtsgebouw van Louisville) worden pas in de pagina’s nadien verteld. Of, om het effect van die zin met muziek te vergelijken: denk aan de Paukenslagsymfonie (1791) van Joseph Haydn, wanneer de luisteraar, in casu de lezer, wordt aangespoord zijn misschien wat slabakkende aandacht bij de muziek, casu quo de tekst te houden.

the Homestead Act

Maar ik loop vooruit.
In hoofdstuk 6, Hun land (mei-juni 1942), begint deportatie — herplaatsing. Lindberghs regering begint op kleine schaal, zachtaardig, en doet er een wettelijk kleedje om. Het Amerikaans Integratie Bureau — begrijp: de joden zijn niet geïntegreerd, en moeten dat dringend worden — van het Ministerie van Binnenlandse Zaken werkt samen met de bedrijven, die hun joodse werknemers uit de joodse steden overplaatsen naar afgelegen, rurale plekken in staten als Kentucky, Oklahoma, Kansas of Montana — waar nauwelijks werk voor hen is.  Dankzij de Eigen Erf Wet van 1862 krijgen ze daar vrijwel gratis 40 ha woeste grond, om die zelf te bewerken.

Die Homestead Act van 1862 is geen fictie. Het is de wet waarmee destijds Europese kolonisten werden aangetrokken op land dat de federale overheid de Amerindiaanse bevolking met geweld en juridische spitsvondigheden ontfutseld had. Overigens werden ook de Amerindianen toen aangemoedigd hun gemeenschap en hun traditionele levenswijze te verlaten en zich onder de vorm van gezinnen als landbouwers te vestigen (de Indian Appropriation Acts), dit als onderdeel van het integratie-beleid dat zowel in de Verenigde Staten als in Canada tot diep in de twintigste eeuw werd gevoerd. [Maar dat is een uitwijding die ik eraan toevoeg. Roth spreekt nauwelijks over Indianen. De parallel vind ik wel treffend, wanneer de federale overheid, de ene reëel, de andere fictie, beslist bestaande maatschappelijke structuren uit elkaar te rukken, en hoe ze dat doet.]

Philips vader, die verzekeringsagent is, neemt ontslag om aan de verplichte ontheemding te ontsnappen, en aanvaardt een job als arbeider om in de joodse gemeenschap van Newark te kunnen blijven, al zijn talrijke collega’s en vrienden naar kleine stadjes in verre streken overgeplaatst. Het is de tweede sociale declassering die hij om die reden aanvaardt, rekening houdend met de sociale promotie, eerder in het verhaal, waaraan hij heeft verzaakt, omdat ook die hem ver van zijn joodse vrienden (en zijn kinderen ver van de joodse scholen) zou hebben gebracht. Om gelijkaardige redenen, en uit trots — het is ook mijn land —, weigert hij nadien het voorbeeld te volgen van vrienden die naar het Canadese Winnipeg zijn gevlucht.

complexiteit

Opgelet: plotbederver (spoiler alert).
De spanning neemt toe, zowel nationaal en internationaal als in het gezin. Er volgen rellen, de moord op een presidentskandidaat (Winchell, zie hoger), aanslagen op joden en joodse bezittingen, het verdwijnen van Lindbergh én zijn vliegtuig Spirit of Saint-Louis, complot-theorieën, een staatsgreep en bijna oorlog met Canada. En problemen met de neef, met een buurjongen, een oom, de tante, etc. Roth slaagt er wonderwel in die twee verhaallijnen te verweven, en de kwalijke effecten van de (inter)nationale politiek op het gezin Roth en op de kleine Philip te beschrijven. Nee: te vertellen. Daarbij vermijdt hij eendimensionale karakters: elk van de personages van het verhaal, zowel in het gezin als in de politiek, wordt in al zijn complexiteit beschreven. Je kan niets goed doen zonder ook iets fout te doen, bedenkt de radeloze kleine Philip (pagina 369).

Opvallend ook: door een merkwaardige wending in het verhaal, wordt Roosevelt toch nog president — in 1942 — en scharen de Verenigde Staten zich aan de kant van het Verenigd Koninkrijk en de Sovjetunie om Duitsland, Italië en Japan te verslaan. De rest van de geschiedenis kennen we, of kunnen we raden: behoudens het Lindbergh-intermezzo is er niets of weinig veranderd. Voor de wereldgeschiedenis althans, want voor de personages in het verhaal is niets meer wat het geweest is. Roths tegenfeitelijke geschiedenis is dus geen poging tot antwoord op de vraag hoe de wereld er vandaag zou uitzien als…

Na de negen hoofdstukken heeft Philip Roth in zijn boek nog een omvangrijk naschrift verzorgd, waarin hij de ware geschiedenis van een zestal hoofdpersonages beschrijft (Roosevelt, Lindbergh, La Guardia, Winchell, Wheeler, en Henry Ford), en van een dertigtal anderen beknopte biografische gegevens vermeldt. En er zit ook een authentieke toespraak van Lindbergh bij, in september 1941 in Des Moines (Iowa) voor het America First Committee, waarin hij de Britten, de joden en de regering Roosevelt oorlogstokers noemt. Dat naschrift is even lezenswaardig als de roman, omdat het de complexiteit van ook die geschiedenis en die personages goed weergeeft. Het huidige politieke spanningsveld van de Verenigde Staten in twee kampen, zoals de pers ons leert, lijkt kinderspel tegen wat het — niet alleen in de roman maar ook en vooral in de werkelijkheid — toen is geweest. Maar daarover verwijs ik graag naar wat Bill Bishop in The Big Sort (2008) heeft geschreven.

Philip Roths tekst zit vol fijne humor.
De kleine Philip vindt zijn buurjongen Seldon Wishnow zeer kleverig gezelschap, en wil hem zoveel mogelijk mijden. Wanneer de familie Roth in opdracht van het Amerikaans Integratie Bureau naar Kentucky moet verhuizen, trekt hij naar zijn tante Evelyn — die in huize Roth omwille van haar relatie met rabbijn Bengelsdorf en diens connecties met Lindbergh niet meer welkom is — in de hoop door haar bemiddeling te bekomen dat niet de Roths maar de Wishnows naar Kentucky moeten. Hij verdedigt zich zo onhandig dat zowel de Roths als de Wishnows, dus zowel hij als Seldon, naar hetzelfde kleine stadje in Kentucky worden gestuurd.
Seldon en diens moeder zullen een belangrijke rol in het verhaal blijven spelen.
In dat hoofdstuk, nadat een vleiende Philip zijn tante heeft gefeliciteerd voor haar deelname aan een feest in het Witte Huis, waar ze met de Duitse minister van Buitenlandse zaken Von Ribbentrop heeft gedanst, lezen we (pagina 235):
‘O, schatje van me,’ zei ze, terwijl ze mij naar zich toe trok en me nu over mijn hele gezicht zoende, ‘Ik denk het ook. Ik ben zo blij dat je naar me toegekomen bent. Ik heb je zo gemist,’ en toen streelde ze me alsof ze wilde controleren of mijn zakken gevuld waren met gestolen waar. Pas jaren later heb ik begrepen dat de grote vaardigheid van haar tastende handen weleens de verklaring kan zijn geweest voor de snelle renovatie van tante Evelyns leven door een figuur van het kaliber van Lionel Bengelsdorf. Zo briljant en erudiet als de rabbijn was, een ieders meerdere zelfs in zelfingenomenheid, van tante Evelyn had hij waarschijnlijk niet terug.
Beeldspraak.
(…) schonk hij de whiskey in een borrelglas en gooide hem in één teug naar binnen, waarbij hij het gezicht trok van iemand die net een hap uit een gloeilamp heeft genomen. (pagina 260)

Het complot tegen Amerika is een tegenfeitelijke roman. Dat houdt in dat hij onware gebeurtenissen, te beginnen met de kandidatuur en de verkiezing van Lindbergh tot Amerikaans president, in een waarachtige context plaatst. Ik ga ervan uit dat al wat hij schrijft, met badkamers, auto’s en telefoons, met programma’s waarvoor de bevolking aan de radio’s kleeft, met nieuws-bioscopen waar men van de ochtend tot de avond de actualiteiten kan zien (oorlog, politiek, sport…), historisch zoniet exact dan wel betrouwbaar is — met uitzondering van een transistorradio op pagina 242 (*).De transistorradio die op een pick-nick werd meegenomen, is als het zebrapad in Jeroen Olyslaegers roman Wil. Het zijn creaties van de jaren ’50. “Ook wat er in dit huis met een doodgewoon mens gebeurt — ook dat zal eens geschiedenis zijn.” zegt Philps vader pagina 199. En meneer Tirschwell, redacteur en filmoperateur van het Newsreel Theater pleit dat “in een democratie, op de hoogte blijven van de actualiteit de belangrijkste plicht van een burger is.”

Besluit: een aanrader