Al heeft het STOP-principe een wat ongelukkige naam, het beoogt de prioriteiten in het mobiliteitsbeleid en in het ontwerp van straten en pleinen juister te stellen, met meer aandacht voor mensen en duurzaamheid.
Het werd door de Nederlands verkeerskundige prof. dr. Jan Korsmit in Vlaanderen geïntroduceerd, en nadien door een aantal CVP-politici overgenomen, waarna het in 2009 middels het Mobiliteitsdecreet werd opgelegd.
1° het STOP-beginsel, op grond waarvan de volgende rangorde wordt gerespecteerd voor de wenselijke mobiliteitsvormen :
a) de voetgangers;
b) de fietsers;
c) het collectieve vervoer;
d) het individueel gemotoriseerde vervoer;
2° het participatiebeginsel, op grond waarvan aan de burgers vroeg, tijdig en doeltreffend inspraak wordt verleend bij het voorbereiden, het vaststellen, het uitvoeren, het volgen en het evalueren van het mobiliteitsbeleid.
In het huidige decreet Basisbereikbaarheid werd het STOP-principe afgezwakt:
Ter uitvoering van het mobiliteitsbeleid beogen het Vlaamse Gewest, de eronder ressorterende diensten en agentschappen, de provincies, de gemeenten en de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtspersonen die in het Vlaamse Gewest belast zijn met taken van openbaar nut, de volgende doelstellingen:1° vraaggericht investeren in bereikbaarheid; [het beleid is dus niet sturend]
2° vervoersnetwerken klaarmaken voor de toekomst;
3° een multimodaal vervoerssysteem uitbouwen waarbij zoveel als mogelijk uitgegaan wordt van het STOP-principe;
4° het realiseren van een slachtoffervrij vervoerssysteem;
5° verleiden, motiveren, prikkelen tot gedragsverandering; [ontrading behoort dus niet tot de beleidshefbomen]
6° Vlaanderen een gangmaker maken in innovatie;
7° basisbereikbaarheid regionaal en integraal aanpakken;
8° zorgen voor een vlotte doorstroming van elke vervoersmodus.
(…)
Het Vlaamse verkeersveiligheidsbeleid investeert in de veiligheid en de kwaliteit van de wegen en hun aanhorigheden, met het STOP-principe als uitgangspunt.
Hoe ook, het STOP-principe wordt zelden toegepast.
Veel vaker worden beslissingen genomen en uitgevoerd volgens wat men het POTAS-principe zou kunnen noemen:
- particulier vervoer
- openbaar vervoer
- trappers (fietsers)
- allerlei ambetante dingen die men ergens kwijt wil, en waarvan de meeste niéts met voetgangers te maken hebben (verkeersborden, parkeermeters, verlichtingsmasten, elektrische laadposten, elektrische en telefonie-kasten, fietsenstallingen, etc.)
- stappers (voetgangers).