beste Museum voor Schone Kunsten,

Eergisteren 3 februari bezocht ik uw prachtige museum in Gent. Er waren geen specifieke tentoonstellingen (of “events”) — en daardoor allicht wat minder bezoekers —, maar dat was een uitstekende gelegenheid om de kracht en de diversiteit van de permanente collectie naar waarde te schatten. De thematische presentatie is bijzonder boeiend. Vooral de zaal met de portretten sprak me aan, maar ook elders waren er verrassende confrontaties, soms over eeuwen en stijlen heen. [Alleen de kleuren van sommige wanden vond ik wat storend om ten volle van de kunstwerken te kunnen genieten.] Er is veel te zien, veel meer dan ik had verwacht. Dus kom ik zeker terug — ook om sommige werken opnieuw te zien. Bravo! en hartelijk dank.

Bij een van de meesterwerken van uw collectie, Jupiter en Antiope van Antoon Van Dyck, las ik volgende tekst:

Vermomd als sater vergrijpt de oppergod Jupiter zich aan de slapende Antiope, in een scene die elke eeuw anders interpreteert. In Van Dycks tijd ziet men geen graten in deze benadering van de vrouw. Het werk symboliseert de kracht van de natuur en brengt ode aan de vruchtbaarheid — hoewel het erotiserende ervan niet ontkend kan worden.

Wanneer het MSK het schilderij in 1900 aankoopt, vinden enkele bestuursleden van het museum het te gewaagd voor de ogen van hun vrouw. Over mannelijke ogen wordt niets gezegd. En vandaag zouden we het beschouwen als toonbeeld van verouderde genderrelaties. Of net als herinnering dat deze misogynie nog steeds bestaat.

Ik vraag me af of u overweegt ook bij andere werken gelijkaardige teksten aan te brengen.
In uw museum zag ik onder meer:

  • een immens schilderij waarop men ziet hoe drie mannen, voor de ogen van de menigte, met grote spijkers aan hoge palen en balken zijn vastgemaakt. Dergelijke scène werd wel vaker afgebeeld, omdat ze zaligmakend werd (of wordt) geacht. Bovendien wordt verteld dat voor een van de drie gemartelde mannen het zijn eigen vader was die het wilde. Gelijkaardige (weliswaar niet identieke) praktijken zijn tot vandaag in sommige landen gebruikelijk, waar mannen of vrouwen voor de ogen van de menigte worden gegeseld, gestenigd, onthoofd. Hangt u weldra een waarschuwend bord waarop het afgebeelde wordt gecontextualiseerd, en de uiteenlopende lezingen, door de eeuwen heen, worden geduid, “als herinnering dat gelijkaardige praktijken nog steeds bestaan”?
  • een wat kleiner werk met een man die vrijwillig honger lijdt. Komt daar een waarschuwing voor de gevaren van anorexia?
  • meerdere schilderijen (of groepen van schilderijen) waarop een gehuwde man en vrouw en hun kinderen worden afgebeeld, de jongetjes netjes bij hun vader, de meisjes bij hun moeder. Soms worden ook de overleden broertjes en zusjes afgebeeld, met hun engelbewaarders, waaruit moet blijken dat ze (in een andere wereld) nog verder leven. Dit lijkt me de plek bij uitstek voor een bord waarop ook andere samenlevingsvormen en andere identiteiten worden vermeld, en hoe die in de loop der eeuwen zijn geëvolueerd. Welke maatschappelijke kansen hadden kinderen en volwassenen die niet in dat ideaalbeeld pasten?

Dit is maar een selectie. Allicht — ik heb er niet op gelet — ziet men op andere schilderijen mensen die voor een hongerloon zware en gevaarlijke arbeid moeten uitvoeren.
Zoals u merkt, er is werk aan de winkel.

En, wat de bestuursleden van 1900 en de ogen van hun vrouwen betreft, het is een bekend fenomeen. In dergelijke commissies en jury’s vindt men vaak zowel deskundigen als niet-deskundigen. De mening van deze laatsten beperkt zich veelal tot “ik houd niet van”, wat ze in aanwezigheid van de deskundigen moeilijk tot uitdrukking kunnen brengen. Dus praten ze over de zogezegde mening van hun vrouw, die in hun ogen zowat de verpersoonlijking van de goegemeente is — de commissie- of jury-leden waren (zijn?) immers al te vaak man. Dan hoort men, naargelang het onderwerp, commentaren als “mijn vrouw houdt niet van platte daken” (een architectuurwedstrijd), of “van geel”, “van klavecimbel”, “van Thomas Bernhard”, etc. [Het kan ook een beetje anders: nog niet zo lang geleden verklaarde een politicus dat hij “iets niet kon uitleggen aan Deborah”.]
Blijkbaar vonden sommige van die bestuursleden van 1900 het zelf jammer dat Jupiter en Antiope van Antoon Van Dyck in de collectie kwam — en vinden sommigen van het MSK dat vandaag nog steeds. Misschien is er een ander (openbaar!) museum ten lande dat het werk graag in langlopend bruikleen heeft.

Met vriendelijke groet,