Het Grondwettelijk hof heeft de Vlaamse maatregel omtrent de negatieve elektriciteitsmeter vernietigd.
Wellicht is de dag niet ver dat een of andere hogere rechtbank, Belgisch of Europees, ook de Vlaamse planschadevergoeding vernietigt, omdat ze onrechtmatige verrijking creëert en het gelijkheidsbeginsel schaadt.

Hier alvast de argumenten.

1. Bouwrechten werden kosteloos toegekend. [Als er ooit voor betaald is geweest — misschien, eventueel, uitzonderlijk, wie weet? — is dat geld nooit op de goede plaats terechtgekomen.]

2. Sinds de bouwrechten kosteloos zijn toegekend, is hun waarde fors gestegen. Die stijging heeft twee oorzaken:

    • openbare bestedingen, zowel investeringen als beheer (wegen, openbaar vervoer, scholen en universiteiten, ziekenhuizen, cultuurhuizen, parken, natuurbescherming…),
    • private bestedingen van derden (woningen, winkels, bedrijven, horeca, verenigingen…).

Het gaat om dingen die je in zowat elke vastgoed-annonce leest, en die de waarde van het goed bepalen.
Het gaat om bestedingen die niet door de eigenaar van het goed zijn uitgevoerd.

3. Het gebruik van de bouwrechten (door het bouwen van één of meer woningen) creëert een aantal openbare en maatschappelijke baten en schade.
Tot de baten behoren, naargelang de site en de locatie:

    • de verruiming van de woningvoorraad,
    • fiscale opbrengsten,
    • bouwactiviteit,
    • klandizie voor allerlei lokale voorzieningen.

Tot de schade behoren, naargelang de site en de locatie:

    • onomkeerbare vernieling van landbouwgrond of natuurgebied,
    • verstoring van landbouwactiviteiten,
    • verstoring van biotopen, ecologische netwerken en biodiversiteit,
    • verstoring van de waterhuishouding,
    • verstoring van de landschappelijke waarde,
    • verstoring van de recreatieve waarde,
    • bijkomende kosten voor nutsvoorzieningen (investeringen, onderhoud en gebruik),
    • bijkomende kosten voor dienstverlening (postbedeling, bejaardenzorg, politie…),
    • verhoging van de verkeersdrukte, en de daarbij horende vervuiling, stress en onveiligheid,
    • verhoging van het energieverbruik,
    • verhoging van de uitstoot van broeikasgassen,
    • verschuiving van baten (fiscale opbrengsten, klandizie, onderhoud van de woningvoorraad, wat kan leiden tot verkrotting…).

Zoals gesteld zijn deze baten en schade zeer afhankelijk van de site en de locatie.
Wanneer het gaat om onbebouwde gronden (landbouw, natuur), die slecht gelegen zijn ten overstaan van de voorzieningen en van het openbaar vervoer — denk aan de mobiscore —, en waarvan het bebouwen (zware) schade aanbrengt aan de omgeving (landbouw, natuur, landschap, water…), is de openbare en maatschappelijke schade veel hoger dan de openbare en maatschappelijke baten.

Daarom is het redelijk dat de overheid, vooral in het geval ze planschade wil toekennen, in eerste instantie een schadevergoeding betaalt aan wie terzake wel baten creëert maar geen schade veroorzaakt, dit wil zeggen aan al wie géén bouwgrond in eigendom heeft.

Dus: planschadevergoeding voor wie geen bouwgrond heeft.