“Pardon, messieurs”, zei het meisje, de jonge vrouw, “savez-vous s’il y a d’autres maisons comme celle d’en face dans cette rue ?” We stonden, twee heren van middelbare leeftijd, op de bus te wachten, die ochtend in de rue Royale…

In de Rijselse rue Royale zag ik wat een ander niet zag.

verantwoording

Dit verhaal heeft een wat complexe ontstaansgeschiedenis.
Reeds in 2014 schreef ik een korte Franse tekst met als titel “le piéton est le roi de la ville” en als bestandsnaam “vive le piéton”, waarin ik na een korte overpeinzing over de plaats van de voetganger in de stad, zowel belaagd als geprivilegieerd, enkele anekdotes verzamelde.
Van toen dateert mijn idee ooit een tekst over de rue Royale te schrijven. Meerdere oudere teksten die je op deze website vindt zijn overigens geheel of gedeeltelijk tijdens het stappen op de rue Royale ontstaan. De tekst zou er komen nadat ik Rijsel verlaten had, want ook toen ontstond het voornemen om na, of misschien zelfs vóór mijn pensioen, weer naar Antwerpen te trekken. [Toegegeven, ook Gent gaf ik een kleine kans.]

De korte tekst van 2014 is in de kast blijven liggen, of veeleer vergeten in mijn computerbestand. In november 2019, kort na mijn  verhuis naar Antwerpen, schreef ik een eerste Nederlandse tekst rue Royale. Het resultaat stelde me teleur: er zat te weinig vlees aan de beentjes. Een jaar later, in oktober 2020 probeerde ik het opnieuw, met méér vlees. Toen publiceerde ik de tekst.
Tot ik in februari 2021 bij het opruimen van de bestanden op het tekstje van 2014 stootte, en een rist anekdotes vond, tragiques et cocasses, die ik toch vergeten was: de jongeman met de bloemen, de scène de ménage, etc. Reden genoeg om mijn tekst nog wat aan te dikken. Geen vet, maar vlees.
Wie weet komt er later nóg wat bij, denk ik dan.

Vóór de anekdotes stond deze tekst, die een echo in de vergeten voetganger vindt:

Le piéton est le roi de la ville.
Certes, il est méconnu — méprisé faut-il dire! — par les urbanistes, les architectes, les ingénieurs, les décideurs politiques, les policiers et les entreprises du bâtiment et des travaux publics. Pour les cafetiers et les restaurateurs, il est un fléau quand il passe, mais une aubaine quand il s’assoit. Il est voué aux gémonies par les automobilistes et les cyclistes, dont il empêche la circulation et contraint le stationnement. Pire, il lui arrive de vouloir monter dans un bus ou un tram, ce qui perturbe la régularité de leurs horaires et nuit à la tranquillité des chauffeurs.
Mais: c’est lui qui voit et vit la ville. Il lui arrive même — rare privilège — de pouvoir s’arrêter où et quand il veut. De regarder, et de s’étonner. Il lui arrive de rencontrer une vieille connaissance ou un proche ami, de le reconnaître, de le héler, et de prendre le temps pour causer.

méér over de rue Royale

Ik vul de tekst hier nog even aan:

  • Tussen de winkels, die er nauwelijks zijn in de rue Royale, waren er wel twee uitstekende bakkers, de een met zuurdesembrood, dat ik veel later ontdekte dan goed voor me was, de ander met fougasses (olijfolie, olijven, uien… in je brood). De een is op pensioen gegaan, te vroeg voor mij als klant, de ander heeft zijn zaak toen ze goed draaide verkocht. Nu zijn er minder klanten voor minder lekker brood.
  • Over de kerk Saint-André in de rue Royale, en over twee tableaus van Otto Venius, lees je hier: het raadsel van Veen.
  • In de reeks Lille in foto’s zit ook een beetje rue Royale.
  • Analyse architecturale d’un abri voor voyageurs de bus geeft je, in het Frans, een beschrijving en commentaar van een bushalte-met-hok in de rue Royale.