(nu ga zelfs ik mee in het canon-gedrum)

Het was een Rijselse vriend die het zei, want geen Vlaming had me ooit zijn naam genoemd, Berchem, Van Berchem, n’est-ce pas le nom d’un musicien du XVIème, XVIIème siècle, spécialisé dans la musique de chœur?

En ja, Jacob van Berchem, of de Berchem, Berghem, Bercan… en ook Jacom, Jacques, Jacquet, Jachet, Giachet of Giachetto, was een zestiende eeuws componist van de zgn. Franco-Vlaamse school, die zoals veel van zijn vak- en tijdgenoten vooral in Italië actief was. Hij is in 1505 geboren in het Antwerpse Berchem (en dus niet in het Brusselse Berchem, of in het Luxemburgse, nu vooral bekend om zijn tankstations, het Rijselse Berkem, of een van de talrijke andere Berchems en Berghems ten lande), en overleed wellicht in 1567 in het Zuid-Italiaanse Monopoli (Apulië). Het begrip Franco-Vlaamse componisten, om dit vooraf duidelijk te stellen, verwijst niet naar Frans-Vlaanderen, maar wel naar het feit dat de talrijke succesrijke musici uit de 15de en 16de eeuw, wier werk vaak polyfonisch was, vooral uit Vlaanderen, Henegouwen en Noord-Frankrijk afkomstig waren, en daar in de kerken hun initiële zangvorming genoten hadden. Paul Van Nevel (Huelgas Ensemble) schreef er meermaals over, zoals in “Nicolas Gombert et l’aventure de la polyphonie franco-flamande” (2004, naar een eerdere Nederlandse uitgave uit 1992), of in het muziek-, landschap- en fotoboek met Luk Van Eeckhout, “Het landschap van de polyfonisten – De wereld van de Franco-Flamands” (2018), waarin hij hun muzikale kwaliteiten aan de schoonheid van het Noord-Franse, lichtglooiende, vaak mistige landschap in Artesië en Picardië linkt. Sinds zowat een halve eeuw wordt hun lang vergeten muziek door ervaren musici weer uitgevoerd en op CD’s en andere dragers verspreid. Hun namen zijn Guillaume Dufay, Gilles Binchois, Josquin Desprez, Johannes Ockegem, Jacob Obrecht, Pierre de la Rue, Adriaan Willaert, Cypriano de Rore, Philippus de Monte, Orlandus Lassus, Giaches de Wert en tientallen anderen. Waaronder dus Jacob van Berchem — of zal ik Jacquet de Berchem schrijven? —, uit geografisch oogpunt een randgeval, die mee in Van Nevels Franco-Vlaamse top-100 staat.

Van dit werk van Caravaggio, de Luitspeler, uit 1595, wordt beweerd dat er muziek van Van Berchem op geschreven staat.

Ik baseer me hier op “tertiaire” bronnen: vooral de Frans-, Engels- en Duitstalige wiki-pagina’s over de Berchem — een Nederlandstalige bestaat niet eens, wel zijn er pagina’s in het Italiaans, het Pools en het Galicisch (NW-Spanje) —, op enkele muziekwebsites (zoals >discogs.com, of >Choral Public Domain Library), en op eerder ingewonnen informatie (zoals omtrent het hof van Este in Ferrara).

Jacob van Berchem wordt pas voor het eerst vermeld in 1539, wanneer de Venetiaanse muziekuitgever Antonio Gardano een aantal van zijn werken in een verzamelbundel opneemt. Wellicht is Van Berchem daar een leerling geweest van Adriaan Willaert (Rumbeke, circa 1490 – Venetië, 1562), die als stichter van de Venetiaanse school en dus wegbereider van Claudio Monteverdi wordt beschouwd. Van Berchems faam in Venetië groeit snel, hij treedt in contact met andere musici en met de plaatselijke prominenten, onder wie de doge, en in 1546 wordt voor het eerst een bundel met eigen madrigalen gepubliceerd.
Van 1546 tot 1550 is Jacob van Berchem kapelmeester aan de kathedraal van Verona, maar hij lonkt naar het hof van Ferrara. Een aantal van zijn werken draagt hij op aan graaf d’Este, waaronder zijn Capriccio, gebaseerd op een selectie van 91 verzen uit Ludovico Ariosto’s Orlando Furioso. [Ariosto had zijn meesterwerk tussen 1506 en 1516 voor graaf d’Este aan diens hof in Ferrara geschreven, en daarbij een erfelijke lijn van zijn verhaal naar het geslacht d’Este geconstrueerd.] Niets wijst er op dat Van Berchem in Ferrara aangeworven werd, en hij trekt meer zuidwaarts, naar Rome en Monopoli, waar hij in 1553 een rijke adellijke dame huwt, en er door de plaatselijke religieuze en wereldlijke machthebbers in bescherming wordt genomen.

Jacob Van Berchem heeft weinig religieuze werken nagelaten: slechts twee missen en negen motetten kunnen met zekerheid aan hem worden toegeschreven. Ze zijn veeleer traditioneel, onder meer met canons. [En als je dan leest wat een canon is, weet je meteen waarom sommige politici en cultuurbewakers zo canon-gezind zijn: eerst is er één die zingt, waarna de anderen exact hetzelfde zingen.]
Het œuvre aan wereldse muziek is veel groter, met vooral Italiaanse polyfonische en homofonische madrigalen en Franse chansons. Onbeantwoorde liefde is het belangrijkste thema, op teksten van Petrarca, Ariosto, Tansillo en anderen. Vele van zijn liederen werden gepubliceerd, en tot in de 17de eeuw wijd verspreid.
François Rabelais, in zijn proloog tot le quart livre des faicts & dicts heroïques de Pantagruel” (1546), beschrijft een uitgelezen koor met de befaamdste musici uit zijn tijd, zoals Iosquin des Prez, Ollzegan, Hobrethz, De la Rue (…) en Iacquet Bercan, chantans melodieusement… een scabreus chanson dat ik hier niet citeer.

Nee, ik start geen actie, geen facebook-groep om die onbekende bekende Berchemnaar in de canon te krijgen, maar een straatnaam mag wel, en vooral aandacht voor zijn muziek.