Tientallen keren zijn we er voorbij gereden, toen ik kind was. Het Fort van Breendonk. Nooit zijn we er gestopt, op weg naar Dendermonde of verder. Nu ga ik er soms heen.
In het boek “L’orchestre rouge” (1967) beschrijft de Franse auteur Gilles Perrault kort het kamp, zoals het tijdens de Duitse bezetting was.
In Frankrijk is er allicht nooit een even verschrikkelijk kamp als Breendonk geweest, dat enkel met Dachau, Mauthausen of Buchenwald vergeleken kan worden — men doodde er even makkelijk; het lot van de gevangenen was er zelfs erger dan dat van de weggevoerden [in Dachau, Mauthausen of Buchenwald], want omdat ze weinig talrijk waren, kenden de bewakers hen goed, en werden ze van de ochtend tot de avond persoonlijk gevolgd, terwijl men in Mauthausen of Dachau in de anonieme miserabele mensenmassa kon verdwijnen.
Het was een reeks kazematten dicht op elkaar, niet ver van Brussel, met een brede gracht vol dood water errond. Men bereikte het via een ophaalbrug, waarna men onderworpen was aan de macht van Duitse en Belgische S.S., heersers over leven en dood.
Een langer uittreksel uit dat boek (in het Frans) staat op de Franse vleugel van deze website.
“L’orchestre rouge” is het verhaal van een Sovjetrussisch spionagenetwerk in Berlijn, Brussel, Amsterdam en Parijs. Enkele leden van dat netwerk hebben in Breendonk gezeten, werden er gemarteld en/of vermoord.
foto’s: juli 2024