Jef Van Staeyen

Tag: wetenschap en techniek (Pagina 2 van 5)

kernenergie is de vuilste energie die er bestaat

Nu er in Europa gediscussieerd wordt over het groene karakter van kernenergie…

 

Er zijn verschillende soorten vuil. Schoenen kunnen vuil zijn, en het tapijt besmeuren. Handen vuil, de boorden van een hemd. Er zijn vuile moppen, en vuile diamanten. Daarover gaat het hier niet. Het gaat om vuil als in vervuiling.

Vervuiling is de productie van een materie of een effect, die (of dat) schadelijk of hinderlijk is — of kan zijn —, én aan de controle van de producent ontsnapt.
PFOS in de bodem, het water of de lucht is een vervuiling, CO2 in de atmosfeer is een vervuiling, lawaai is een vervuiling, en licht dat de biotoop van dieren verstoort is dat ook. Plastic verpakkingen zijn an sich geen vervuiling, zolang het plastic afval effectief gerecycleerd wordt (en niet alleen maar recycleerbaar is). Uiteraard kan zowel de productie van het plastic (en de ontginning van de grondstof), als de recyclage, en als de uiteindelijke verbranding als bron van energie (na meerdere recyclages) voor vervuiling zorgen. Net zoals dat voor andere materialen en producten geldt: glas, papier, hout…
Plastic is wél een vervuiler wanneer het in de natuur terecht komt, en aan de controle van de producent of verbruiker ontsnapt. Het vergaat immers langzaam, en verstoort de voedselketens, vooraleer het zich tot in de natuur wel aanwezige materialen afbreekt.
Het al dan niet (volledig) controleren en beheersen van de materies of effecten die hinderlijk of schadelijk kunnen zijn, is een essentieel criterium om te weten of een activiteit niet of wel vervuilend is. Zo ook voor kernenergie.

Wat volgt gaat niet over de gevaren van kernenergie, tijdens de productie, al kunnen enkele recente, niet kernenergie-gelinkte evenementen, wel tot nadenken inspireren. Het gaat evenmin over de vervuiling die door de winning van de (fossiele) splijtstoffen veroorzaakt wordt.
Het gaat hier over kernafval.

Een kerncentrale produceert kernafval, dat omwille van de radio-actieve straling zeer gevaarlijk en zelfs dodelijk is. Dat kernafval heeft een korte of lange, of extreem lange levensduur, tijdens dewelke het zijn straling, zijn schadelijkheid, zijn dodelijkheid verliest. Men rekent met halveringstijden, tijdens dewelke het kernafval de helft van zijn schadelijkheid verliest, om op de zeer lange duur, na meerdere halveringen, een natuurlijk — dit is in de natuur aanwezig — stralingsniveaus te behalen. Voor sommige vormen van kernafval, die voortkomen uit de productie van kernenergie, gaat het om halveringstijden van meer dan twintigduizend jaar. Daardoor duurt het meer dan tweehonderdduizend jaar, eer dat kernafval van het niveau van hoge radio-activiteit tot het niveau van gemiddelde radio-activiteit terugvalt. En duurt het zevenhonderdduizend jaar, eer het niveau van natuurlijke radio-activiteit wordt bereikt. Dergelijke getallen doen duizelen — de mens bewoont de aarde sinds zeventigduizend jaar. Laat ons het vooralsnog bij die twintigduizend houden; 24110 jaar als halveringstijd voor plutonium, om exact te zijn.

Wie kernafval produceert, moet dus een oplossing bedenken en realiseren om het gedurende 24110 jaar — in feite veel, veel langer… — op een veilige manier te bewaren, zodat het niemand kan schaden. Het moet opgeslagen en afgeschermd worden, op een manier dat niemand erbij kan, maar het moet wel voldoende bereikbaar blijven om het desnoods te verwijderen en elders of anders op te slaan, wanneer blijkt dat de fysische omstandigheden of evoluties niet zijn zoals werd verwacht. Je moet dus niet alleen nu, of in de nabije toekomst, belangrijke investeringen doen — zoals een ondergrondse berging in diepe kleilagen, de oplossing waaraan veelal wordt gewerkt. Je moet ook eeuwigdurende oplossingen voorzien: een instelling die het kernafval bewaakt, en die daartoe de nodige menselijke, materiële en financiële middelen heeft, en je moet instructies schrijven die over meer dan tweehonderd eeuwen nog leesbaar en begrijpbaar zijn. Dat zijn allemaal dingen die je als eenentwintigste eeuwse mensen onmogelijk kan doen. Je kan wel galerijen graven, het afval in bijzondere containers steken, en die containers in de galerijen plaatsen, met enkele detectiesystemen erbij, en de toegang tot de galerijen afsluiten, zonder dat dat afsluiten onomkeerbaar is, er bewakers bijzetten… maar verder reiken je mogelijkheden niet. Wat er later gebeurt ontsnapt volledig aan de controle van de hedendaagse mens, net zoals een plastic fles die je in de natuur gooit aan je controle ontsnapt. Het enige verschil is dat de emissie van een fles (net zoals die van CO2, PFOS, lawaai, licht, fijn stof…) een ruimtelijke grens overschrijdt, en de emissie van kernafval door een tijdsgrens gaat.
Kernafval is een materie die schadelijk is, én aan de controle van de producent ontsnapt.
Kernafval is een vervuiling, allicht de grootste die ooit heeft bestaan.

een trambus is een bus

 

Een trambus.

Van tijd tot tijd (onlangs nog in Gent) beweert iemand dat het beter zou zijn de trams door trambussen te vervangen — die vermaledijde tramsporen —, en ook op beleidsniveau denkt men dat een trambus even goed is als een tram — dat is althans de bewering van de Vlaamse overheid omtrent het Spartacusplan in Limburg.

Maar dat is niet zo.

Ik wil echter goed gewapend zijn wanneer men over trambussen praat. Concreet: het rijcomfort lijfelijk hebben ervaren. Daarvoor ben ik onlangs naar Vilvoorde getogen, en heb er een aantal ritten gemaakt op de trambus die sinds juni vorig jaar Zaventem via Vilvoorde met Jette verbindt.
[Enkele jaren geleden schreef ik “Safari in Beaulieu”, een ontdekkingsreis door Vilvoorde, Machelen, Diegem, Haren en Buda, en omtrent het U-place project daar middenin. Toen schreef ik ook over de geplande bouw van een Ringtram. Uiteindelijk is het geen tram maar een trambus geworden, op een wat ander traject.]

Wat de verkeerssituatie betreft waren mijn ritten met de trambus niet echt representatief. Ik reisde in de late voormiddag en de vroege namiddag, zowat het uur dat ook politici kiezen wanneer ze, héél uitzonderlijk, de kwaliteit van het openbaar vervoer willen ervaren. Er zat dus weinig volk in de trambus, die nauwelijks gehinderd werd door het andere verkeer. Op het spitsuur moet dat heel anders zijn. Er is veel werkgelegenheid en er zijn veel scholen in de buurt, en het centrum van Vilvoorde is, met zijn Europabrug (een hefbrug), een van de weinige mogelijkheden om buiten de vaak verzadigde Brusselse Ring de twee oevers van het Zeekanaal met elkaar te verbinden.

Toch meen ik dat er uit de verschillende trajecten tussen Vilvoorde, Jette en Zaventem, uit de terreinobservaties, uit de adviezen van vrienden, en uit wat documentatie, veel over trambussen te leren valt. Dit vooral omdat de promotoren van dergelijk vervoer op alle mogelijke manieren beweren dat een trambus in feite een tram op banden is, die al de voordelen van een tram, maar niet zijn nadelen heeft.

Het wegdek is niet perfect, maar het was goed genoeg om het rijcomfort te testen. En, ik zeg het meteen: het comfort van een trambus is niet dat van een tram.
Het is moeilijk, als reiziger, te zien hoe de trambus zich door de straten beweegt en hoe ze bochten neemt. Maar je ziet wel — en ook dat is een belangrijk verschil met een tram — dat de staart van een trambus niet in het spoor van de kop zit: bochten worden afgesneden, en lage boordstenen of trottoirs wel eens meegenomen. Bijkomende terreinobservaties, náást de trambus, en raadpleging van de technische documentatie van de ExquiCity 24 (het model van de bus) leerden me dat het gedrag van een trambus in de bochten problematisch is. De bus vergt méér ruimte dan een tram, en kan voor voetgangers en fietsers onvoorspelbaar, en dus gevaarlijk zijn.
Het kruisen van trambussen in de te smalle straten verloopt moeizaam. Soms wacht de ene trambus hoffelijk tot de andere voorbij is, soms wordt er gemakshalve over een lage boord of een voetpad gereden, maar een enkele keer ook klinkt er een harde, lange claxonstoot, het teken allicht dat de ene chauffeur over het rijgedrag van de andere niet echt tevreden is.

Over dat alles schreef ik — zonder de claxonstoot — een verslag. De conclusie dringt zich op: de trambus is geen tram, zij is een bus.

 

extra: na de trambus, nu ook de vliegtuigtram

 

Zo makkelijk als een tram, en snel als een vliegtuig,
met charmante hostessen (m/v/x) en maaltijden aan boord: de vliegtuigtram.

hoe de Lange Wapper de Kattendijksluis heeft gered

aan de toegangsgeul van de Kattendijksluis, foto GV, augustus 2021

 

Het heeft niet veel gescheeld of de Lange Wapperbrug had een deel van de Antwerpse haven afgesloten van de Schelde en de zee. Althans voor hoge masten, die men in die haven graag ziet.
Uiteindelijk leidde het project voor de Lange Wapper tot de renovatie van de verwaarloosde, uit bedrijf genomen en deels gesloopte Kattendijksluis.

Deze tekst vertelt het verhaal van de sluis, en van het gelijknamige dok. Hoe ze verdween, en toch werd gered  (21 Mo).
De Lange Wapperbrug werd niet gebouwd, maar zonder haar was die sluis misschien nooit hersteld.

zaterdag 4 april 2020, zonsopgang in mijn kamer ❧

Of ik ermee in De Standaard geraak is onzeker, maar ook ik doe aan Corona-thuis-fotografie. Nog vóór het opstaan.

20 plaatjes van de zonsopgang in mijn kamer

Om een lang verhaal kort te maken. Ik heb véél zon in mijn appartement, in de woonkamer aan de straatkant. En nagenoeg geen in de kamers aan de achterkant. Maar de voorbije dagen heb ik met verwondering gekeken hoe de opkomende zon de muur van mijn kamer langzaam verlicht. Eerst met een groot rechthoekig vlak met wazige randen. De kleur is koel, het is het licht uit de lucht. Daarna met smallere, ook rechthoekige, maar warme vlakken, die beetje bij beetje, van boven naar beneden, wel scherpe randen krijgen. Dat is licht van de zon. Maar die stroken draaien snel weg — mee met de zon — terwijl ze van oranje over geel uiteindelijk wit zullen worden. Althans voor ons oog. Ik nam de foto’s liggend uit de losse hand met een kleine Canon PowerShot SX200 IS en automatische instelling.

Post scriptum: waarom hebben we wel een woord voor schaduw, maar niet voor lichtvlekken en hun precieze omlijning, hun silhouet, in een donkere ruimte of op een donkere wand?

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 moskenes.be

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑