Jef Van Staeyen

Tag: architectuur en stedenbouw (Pagina 4 van 25)

het geheim van Paray-le-Monial

Ooit moet ik mooie foto’s hebben gezien van de romaanse basiliek van Paray-le-Monial, die in mijn hoofd zijn blijven hangen, en die me ertoe hebben verleid het kleine stadje (9200 inwoners) in mijn Franse treinreis op te nemen, ergens tussen Nevers en Chalon-sur-Saône. Samen met het ook atypische Le Creusot — totaal anders weliswaar: een oude, verloren gelegen industriestad van 21.000 mensen in een agglomeratie van 34.000 — bracht Paray-le-Monial me op weinig bereden sporen, waar de takken van de struiken tegen de vensters van de treinen zwepen. Ik bedoel: Nevers en Chalon-sur-Saône hebben op hun niveau (kleine préfecture en grote sous-préfecture) al wat je van een stad verwacht, terwijl Paray-le-Monial en Le Creusot beide op een dominante, wat paternalistische nijverheid zijn gebouwd. In Le Creusot is dat de metaalverwerkende industrie van Schneider en in Paray de Roomse kerk.

Al in de 11de eeuw besliste Hugo, abt van Cluny, in Paray een nieuwe kerk te bouwen aan de oever van de Bourbince, een verkleinde copie van “Cluny 3”, maar zonder de rijke versiering ervan. Enkele eeuwen later, in 1673, had notaris-dochter en kloosterzuster Marguerite-Marie Alacoque (sœur de la Visitation) de gelukkige idee verschijningen van Christus’ Heilig Hart te zien, waarvan haar biechtvader de boodschap noteerde: “Voilà ce Cœur qui a tant aimé les hommes”. Daarmee waren de zuster en haar biechtvader hun tijd ver vooruit, want andere beroemde verschijningen dateren uit de 19de en 20ste eeuw, en de cultus van het Heilig Hart zou pas na de Franse revolutie, of zelfs na het Eerste Vaticaans Concilie in 1869 een hoge vlucht nemen, als reactie op de ontkerkelijking. [Het katholicisme zoals wij dat hebben geleerd en ook beleefd, en dat ons als eeuwenoud werd voorgesteld, is door Pius IX, paus van 1846 tot 1878, in de steigers gezet, terwijl hij de wereldlijke macht van zijn Pauselijke Staten verloor: onfeilbaarheid, onbevlekte ontvangenis, verering van het heilig hart…]

Florida

Paray-le-Monial is dus een bedevaartsoord, maar is dat allicht vooral op de derde vrijdag na Pinksteren. Mij lijkt het meer op een katholiek Florida. De indrukken die ik had werden nadien door digitale media gestaafd: een rustig en ordentelijk stadje, dat niet om centen verlegen zit, met welvarende, weldenkende en wellevende mensen, en met een voorzieningenniveau (ook commercieel) waar menige grotere stad jaloers op kan zijn. Bijna de helft van de Parodiens is ouder dan 60, wat op departementaal niveau slechts een derde, en nationaal een flink kwart is. Al sinds 1989 wordt het bestuurd door een overtuigde katholiek (manifest tegen het homo-ouderschap, kerststallen in het gemeentehuis…) die zijn politieke loopbaan ooit als jeune giscardien begonnen is. Hij is er wel in geslaagd het openbaar domein in het oude centrum, de omgeving van de basiliek, het belfort en het stadhuis prachtig heraan te leggen — met meer smaak voor architectuur en stedenbouw dan de lokale bouwpromotoren en hun klanten hebben getoond — en ook het zeer merkwaardige Musée du Hiéron en het interieur van de basiliek te renoveren, waarna beide door de toenmalige minister van cultuur en partijgenoot Renaud Donnedieu de Vabres werden ingehuldigd (diens naam leest als een boek). Als er voor ouder wordende katholieken een paradijs op aarde bestaat, ligt het in Paray-le-Monial.

Arabische motieven in het noordportaal van de basiliek

De idee achter het Musée eucharistique du Hiéron, heb ik begrepen, is dat er over alle landen en tijden heen, één religie is, waarvan het katholicisme de meest volmaakte vorm en de sacrale kunst de bevoorrechte uitdrukking is. Het museum uit 1888, in 2005 flink vergroot, bevat een rijke en diverse collectie, en ontvangt ook tijdelijke tentoonstellingen van hedendaagse kunst — een bezoek meer dan waard. Het geheim van Paray-le-Monial zit echter in de Basilique du Sacré Cœur (tot 1875 gewoon église Notre-Dame genoemd). Ze oogt als een slimme romaanse bouwdoos, een waterval van grote en kleine volumes, drie flinke torens, een open narthex en een arabiserend noordportaal (Hugo van Cluny is in Castillië geweest). Het interieur is behoorlijk saai — veeleer dan enkel sober — maar wie binnen en buiten vergelijkt staat voor een raadsel, waarvan de oplossing althans mij nogal wat tijd, een beetje hulp, én gelukkige omstandigheden heeft gevergd. Als je vóór de westgevel met de twee torens staat, zie je hoe de hoge vieringtoren wél, maar de nok van het schip niét in de (schijnbare) as van de gevel zit (zie foto). Meermaals ben ik van buiten naar binnen gelopen, om niet te begrijpen hoe het zat, tot een informatiebord wat verder (zie foto) me enigszins op weg heeft geholpen. De basiliek uit de elfde eeuw werd ter vervanging van een oudere kerk gebouwd, waarbij de oriëntatie — zoals bij zoveel oude kerken — enigszins werd aangepast. [De dag voordien had ik in de kathedraal van Nevers gezien hoe er een knik zit tussen koor en schip.] De as waarrond de kerk van Paray werd gewenteld zit in het koor, iets voorbij de viering, maar de narthex en de twee torens, of op zijn minst hun basis, bleven op hun oude plaats. Niet de gevel van het schip, met zijn twee bescheiden vensters, maar de torens staan naast de as van de kerk. Toch is het pas de wijd open deur op zondagavond, waarlangs ik ongehinderd van binnen naar buiten kon, die voor opheldering heeft gezorgd.

De puntgevel van het schip (met de twee eenvoudige boogvensters boven elkaar) staat uit de as van de vieringtoren en van de twee torens (met narthex) vooraan.

mozaïeken

Een mooie verrassing is het Maison de la mosaïque contemporaine, dat zich ook in de trottoirs van Paray aankondigt, en behalve ateliers en sensibiliseringsacties ook (kleine) tentoonstellingen biedt. Van hedendaags mozaïek uiteraard, in een diversiteit van materialen, zoals glas, hout en leisteen, waarbij niet alleen de kleur maar ook de textuur wordt gebruikt. [Oudere, meer dan kamerbrede Gallo-Romeinse mozaïeken zag ik enkele dagen later in de musea van Besançon en Langres.] Nabij het station is er ook het Musée du carrelage céramique Paul Charnoz (de naam van de fabriek) maar voor de te beperkte bezoekuren had ik geen geluk.

Vindt onder deze straatstenen nog meer foto’s van Paray-le-Monial en van de mozaïeken.

Toch was het pas ′s anderendaags, toen ik in het station de trein nam naar Le Creusot, dat ik Paray-le-Monial wat beter begreep. Toen zag ik dat er achter de spoorweg nog een heel stuk Paray ligt, dat omwille van de sporen, het Canal du Centre, de industriële sites en de rivier la Bourbince, vanuit het centrum nauwelijks te bereiken valt, en dat — van op afstand althans — een wat grauwere aanblik biedt. Misschien wonen daar de mensen die het paradijs van Paray draaiende houden, en de oude bewoners, pelgrims en toeristen de zorg geven waar ze om vragen.

 


la France en TER — het traject

Links het traject van 2019, dat ik met een TGV van Tours naar Lille heb afgerond, en rechts het traject van 2022. Montchanin, Dijon, Belfort en Chaumont zijn geen etappes, maar overstapstations, eventueel met een brasserie erbij. Dijon en Chaumont heb ik overigens al herhaaldelijk (en in zeer goed gezelschap) bezocht, en Montchanin is weinig meer dan een station. Blois (in 2019) en Tournus bezocht ik toen ik in Tours of in Chalon logeerde.

En dit is het (trein)verslag van 2019, in het Frans.

Edvard Munch in Sologne

Dit is de kerk van Vierzon, Notre-Dame, gebouwd in de 12de en vergroot in de 15de eeuw. Vierzon is een kleine stad in het centrum van Frankrijk — een sous-préfecture van ongeveer 25.000 mensen. Het is een belangrijke industriestad geweest, met porselein, faïence en landbouwmachines, en het is en blijft een verkeersknooppunt, eerst met het Canal du Berry, en later met spoor- en tenslotte autowegen. Veel bezoekers leveren die wegen en spoorwegen niet op: het stadje telt welgeteld één hotel — in het centrum althans, want langs de autoweg staan er meer — en dat lelijke gebouw staat net op de plaats waar het oude Canal du Berry werd gedempt. Vierzon kennen we van Brel’s liedje… Vesoul.
T’as voulu voir Vierzon.
Vierzon ligt aan de zuidelijke rand van la Sologne, een immens natuurgebied van ongeveer 5000 km2, zo groot als de provincies Antwerpen en Vlaams Brabant samen, met vlakke, arme bodems, dat omwille van zijn bossen en vennen vooral door jagers, vissers en natuurliefhebbers wordt gesmaakt.

Met De Schreeuw (of De Kreet — Skrik — 1893, 1895, 1910…) tekende en schilderde Edvard Munch (1863-1944) een van de beroemdste kunstwerken uit de 19de eeuw. Er bestaat nogal wat aandacht, en er bestaan nogal wat hypothesen, over de plek nabij Oslo waar Munch De Schreeuw heeft getekend, en over het licht en het hemelverschijnsel dat hij toen zag. In zijn dagboek verhaalt hij die ervaring. Minder aandacht gaat naar de centrale figuur die met haar handen haar oren bedekt. Soms verwijst men naar een Peruviaanse mumie die Munch in Firenze of Parijs zou hebben kunnen zien.

Ik voeg daar graag een hypothese aan toe: De Schreeuw is de kerk van Vierzon.
Van 1885 tot 1889 verbleef de jonge Edvard Munch meermaals in Frankrijk en met name Parijs. In zijn eerste, Noorse jaren had hij wel eens landschappen geschilderd, maar in Frankrijk was hij als kunstenaar op de dool. De tekenlessen bij Léon Bonnat bevielen hem niet, maar diens commentaren in musea des te meer, en hij was enthousiast over het werk — en vooral de kleuren — van Gauguin, Van Gogh en Toulouse-Lautrec. Het is heel aannemelijk dat hij, net als vele andere kunstenaars voor hem, de natuur in trok, ook voor het licht en de kleuren. De vallei van de Seine, Normandië, de Loire en, waarom niet, la Sologne. Toen heeft hij, denk ik maar, op een avond de gloed van de kerk van Vierzon gezien, en dat beeld is hem bijgebleven.

Zijn verblijf in Frankrijk werd plots afgebroken door de eerste van een reeks dramatische gebeurtenissen die zijn leven en zijn kunst ingrijpend zouden veranderen, en tot De Schreeuw zouden leiden. In december 1889 stierf Munch’s vader — terstond keerde Munch naar zijn land terug — en daarop volgden een onmogelijke liefde en de zelfmoord van een goede vriend. En dan De Schreeuw, dat hij herhaaldelijk getekend en geschilderd heeft. Landschappen waren er voorlopig niet meer, wel menselijke figuren, bij wie verwrongen landschappen en hemels de significante achtergrond zijn. Er bestaat discussie over wie schreeuwt. Is het de schreeuw van het personage zelf, of van het landschap en de hemel, waarvoor dat personage zijn oren en hoofd beschermt? Niet iedereen ziet hetzelfde wanneer hij naar Munch’s meesterwerk kijkt.

De kerktoren van Vierzon trekt hoge, beangstigde ogen. Ook de neus en de mond, niet helemaal zichtbaar op de foto boven, zijn als in Munch’s tekening sterk uitgerekt. En vooral, er zijn de steunberen als armen en beschermende handen, links en rechts, die Munch zeker heeft opgemerkt — als hij er was. Misschien heeft de toren die avond ook echt geschreeuwd.

 

 Bij zonsondergang staat de toren van Vierzon als een geel-oranje baken in de donkere stad.

 

P.S.: Een deel van de site van de vroegere Société Française de Vierzon (SFV-landbouwmachines), nabij het station, herbergt het museum van Vierzon, met aandacht voor de industriële erfenis: spoorwegen (maquettes en onderdelen), tractoren, glas, keramische producten, confectie…

wat de kerken zijn voor Napels, is de metro voor Montréal ❧

 

Pas enkele maanden geleden, op 12 november 2021, publiceerde ik op deze website een lovend artikel over de architectuur van de metro van Montréal.  Een nieuw bezoek aan die stad, in april 2022, bracht nieuwe foto’s en nieuwe inzichten. U krijgt hier vier — toch nog altijd onvolledige — fotoreportages van de vier metrolijnen van Montréal. Daar staan zowel “oude”, reeds gepubliceerde als “nieuwe” foto’s in. De bijhorende tekst heb ik (nog) niet herschreven en aangevuld. Dat komt nog. Er valt immers veel te zeggen over de bijzondere architecturale kwaliteiten van de stations. Wel geef ik alvast een inkijk in de slimme functionele structuur van drie van de vier overstapstations.

  De groene lijn Angrignon — Honoré Beaugrand telt 27 stations, waarvan er 22 in deze foto-reportage staan.

  De oranje lijn Côte Vertu — Montmorency telt 31 stations, waarvan er 26 in deze foto-reportage staan. De overstapstations Lionel Groulx en Berri-UQAM, reeds vermeld voor de groene lijn, komen uiteraard ook hier aan bod.

  De blauwe lijn Snowdon — Saint-Michel telt 12 stations, die allemaal in deze foto-reportage staan. Ook hier worden de reeds eerder getoonde overstapstations — in dit geval Snowdon en Jean Talon, uit de oranje lijn — opnieuw vermeld.

  Voor de volledigheid — maar wat is volledigheid? — is dit de gele lijn Berri-UQAM — Longueuil-Université de Sherbrooke. Het is een korte lijn met een lange naam, slechts 3 stations, waarvan het eerste, Berri-UQAM, ook al bij de groene en de oranje lijn aan bod kwam, en het laatste, Longueuil…, in de foto-reportage nog ontbreekt. Er staat dus slechts twee “nieuwe” foto’s, van het ene station Jean Drapeau, foto’s die ik overigens al in 2013 genomen heb.

  Drie van de vier overstapstations — Lionel Groulx, Snowdon en Berri-UQAM — zijn meesterwerken wat betreft de organisatie van de verkeersstromen van (overstappende) reizigers. Lees en zie hier waarom.

 

Dit is, ter herinnering, een link naar de tekst die ik november 2021 schreef.

En, in december 2023 publiceerde het Tijdschrift Publieke Ruimte mijn bijdrage over de metro van Montréal: de ondergrondse schat van Montréal.

sterren ★★★★

Heel subjectief en, geef ik toe, nog onvolledig, ken ik de metrostations volgende kwaliteitssterren toe.

★★★★ vier sterren: Verdun en Radisson (groene lijn), en Bonaventure (oranje lijn),

★★★ drie sterren: De l’Église, Peel, Langelier (groene lijn), Plamondon, Place Saint-Henri, Georges Vanier, Lucien L’Allier, Jarry (oranje lijn), en Outremont (blauwe lijn),

★★★ ook drie sterren, omwille van de slimme organisatie van de verkeersstromen: de overstapstations Lionel Groulx, Snowdon en Berri-UQAM,

★★ twee sterren: Angrignon, Monk, Jolicœur, Charlevoix, Place des Arts, Beaudry, Préfontaine, Joliette, Pie IX, Viau, Assomption, Cadillac (groene lijn), Du Collège, De la Savane, Côte Saint-Catherine, Villa Maria, Vendôme, Rosemont, Beaubien, Jean Talon, Crémazie, De la Concorde (oranje lijn), Côte des Neiges, Université de Montréal, Édouard Montpetit, Acadie, Parc, De Castelnau, Jean Talon, Fabre, D’Iberville en Saint-Michel (blauwe lijn),

★ één ster: Saint-Laurent, Frontenac (groene lijn), Côte-Vertu, Namur, Sherbrooke, Mont Royal, Henri Bourassa, Cartier, Montmorency (oranje lijn), en Jean Drapeau (gele lijn),

geen ster: Guy Concordia, McGill en Papineau (groene lijn).

nog niet bezocht — nu ja, in sommige ben ik al gewéést, en heb ik misschien zelfs foto’s van, maar niet genoeg om een oordeel te staven : LaSalle, Atwater, Honoré Beaugrand (groene lijn), Square Victoria OACI, Place d’Armes, Champ de Mars, Laurier, Sauvé (oranje lijn), en Longueuil Université de Sherbrooke (gele lijn).
[Het lijkt erop dat LaSalle, waarvan ik onlangs foto’s zag, en dat ik “dringend” eens moet bezoeken, een stevige kandidaat is voor een sterrenregen.]

Daar horen nog enkele opmerkingen bij:

  • Let op het hoge niveau, en het hoge aantal twee-sterren stations. Slechts weinig stations halen dat (hoge) niveau niet. Op de blauwe lijn hebben alle stations twee of zelfs drie sterren.
  • Tussen twee- en drie-sterren stations zijn er flink wat twijfelgevallen: Monk, Charlevoix, De la Concorde…
  • Nader onderzoek (met name van de “édicules” of inkomkiosken aan de straat — die ik niet overal heb bezocht) kan tot toekenning van bijkomende sterren leiden.
  • Mijn aandacht gaat meer naar de ruimtelijke kwaliteiten en de helderheid van de trajecten dan naar de aankleding van de stations of de aanwezige kunstwerken — en ik heb een zwak voor de brutalistische architectuur (Verdun, De l’Église, Outremont…).
  • Dit is en blijft uiteraard subjectief.

Samen met de foto’s, de beschrijvingen en de schema’s geven de talrijke sterren aan hoe boeiend en bezoekwaardig de metro van Montréal is. Wat de kerken zijn voor Napels, is de metro voor Montréal.
Vaut le voyage.

wat is waarheid? in de kerk

Het is dwaas, uiteraard, dat ik als recente Antwerpenaar — of her-Antwerpenaar, na bijna 40 jaar afstandelijkheid — jullie mijn Antwerpse ontdekkingen vertel. Maar jullie zijn hoffelijk, en verzwijgen me dat ik niets nieuws aanbreng.

Zondag stonden de deuren van de Sint-Andrieskerk open. Op weg naar de kaaien ben ik even binnen gestapt. Het moet straks vijftig jaar geleden zijn dat ik er nog was. Toen kregen we, studenten, te zien hoe de marmeren altaren in hout vervaardigd zijn.

Als ik voorbij een kerk kom ga ik wel vaker aan de deuren morrelen. De prachtige Sint-Laurentiuskerk in de Van Schoonbekestraat — een van de mooiste van Antwerpen — heb ik sinds ik hier woon nog niet open gezien. Ik heb wel vaak gemorreld, en op die manier onlangs Bernard Dewulfs uitvaart bijna meegemaakt. Er was schoon volk, las ik die avond in de krant.

  Sint-Laurentiuskerk, augustus 2013

Van de kerk van de Heilige Geest kan de deur soms open staan. Dat is de kerk hier in de buurt, die zich graag laat horen — maar niet vóór zeven uur —, en die zestig jaar geleden korte tijd in het middelpunt van de politieke belangstelling heeft gestaan. Toen, in 1962, werd er in het Frans gepreekt, wat voor een eerste aanvaring zorgde tussen de Vlaamse katholieken en hun bisschoppen, vijf jaar vóór Leuven-Vlaams. Er was destijds sprake van taalfaciliteiten in het Leuvense en aan de Belgische kust, en in een land waar de Kerk een openbare instelling is, leken Franse preken geen goed idee. De jaren nadien maakte deze onvrede het de gelovigen des te makkelijker afstand te nemen van wat de bisschoppen op andere vlakken te vertellen hadden. Waarmee ik niet wil zeggen dat de Heilige Geest de ontkerking van Vlaanderen heeft aangestuurd, de anti-conceptie heeft bevorderd en het maoïsme een duwtje in de rug heeft gegeven, om enkele maatschappelijke ontwikkelingen van de jaren zestig te noemen.
Overigens vind ik het een gek idee een parochie of kerk naar de Heilige Geest te noemen. Of naar het Heilig Hart, het Heilig Sacrament, de Heilige Drievuldigheid… Als bemiddelaar tussen een strenge God en de zwakke gelovigen kies je toch beter een heilige van vlees en bloed, een man of vrouw die nog weet wat het was, mens te zijn geweest. Wordt Maria niet Middelares genoemd?
[Een heilige met een kruiwagen, of met een piston, dat zou pas handig zijn.]

Het is pikdonker in die kerk, maar ik zag er wel een merkwaardig kruisbeeld hoog in de viering hangen. Op een heldere dag moet ik eens binnen wippen om het beter te zien. De gekruisigde Jezus draagt een lange rok, die tot halfweg zijn kuiten reikt. Hij staat op een bankje, kaarsrecht en met gestrekte armen. Het is geen lijden, het is alsof hij de bezoekers welkom heet. De aard van de kroon op zijn hoofd — doornen, of goud en juwelen? — heb ik in het duister niet gezien. Opvallend zijn ook de rijke versieringen aan en rond het kruis. Godsdiensten houden van lijden, maar het christendom is wel zij die een lijdende man als embleem heeft gekozen, en hem in al haar tempels en huizen toont.
In het overigens wat teleurstellende boek van Jan Vanriet, Rovers (2021), lees ik een korte vergelijking tussen God en cryptogeld. Dat redelijke mensen daarin geloven, in zoiets virtueels. Net als in bitcoins, cryptovaluta… God als cryptowezen. Dat vind ik verhelderend: God bestaat. Als je in hem gelooft en je anderen kan overtuigen dat hij bestaat en ze ernaar handelen, is hij zo echt als cryptogeld. Zo werd en wordt rijkdom en macht vergaard.

  het kruisbeeld in de H. Geestkerk,
op een latere dag gefotografeerd (maart 2022)

Een Koerdische vriend in Rijsel, die ik Frans leerde, en met wie ik de streek, de steden en stadjes bezocht, maar die ik nu al jaren niet meer heb gezien, van wie ik me afvraag of hij nog leeft sinds hij weer naar zijn land vertrok, ging bij het bezoeken van een kerk steevast aan het bidden — twee goden is beter dan een, moet hij hebben gedacht, hij had veel om te bidden. Ik, verwend joch van een vredig land, ga naar kerken voor kunst en architectuur. En voor de stilte als die er is. Zodat ik hoop dat hedendaagse beeldenstormers buiten blijven, want er valt wat te breken aan baardige mannen, vrome maagden en blote putti in zo’n kerk.

 

Wat is waarheid? Alain Sanez, 2012, in de Sint-Andrieskerk

Sint-Andries is een kunstkerk. De kerk is rijk aangekleed, met kerkelijke kunst die in andere kerken veelal in laden en kasten blijft. De schatkamer is een juweeltje. De preekstoel (1821) met Jezus en de vissers Petrus en Andreas is een beeldverhaal, en ook de wat discretere sculptuur het vagevuur (1710), aan de noordbeuk, waar (on)gelukkige zielen door engelen uit de rode vlammen worden gehesen, is alle aandacht waard. Angst moest het inboezemen, ik vind het mooi. De pastoor (een kunsthistoricus) gedraagt zich als museumintendant. Getuigen de teksten die hij bij de kruisweg en elders hing, de virtuele bedevaart (met een echte stapmachine…), de bokszak, de parade van schoenen als levensreis (van babysokjes en kinderbox tot sloefen en rolstoel, plus een lege valies), en het schilderij “Wat is waarheid” dat de Franse kunstenaar Alain Senez in opdracht van de kerk in 2012 geschilderd heeft. Het bevat een immense trompe-l’œil, een schildering in het schilderij, waardoor je niet weet wat je ziet, met talrijke media erover gekleefd. Kranten, computerschermen, een camera… ze verstoren je blik, zodat je hersenen voortdurend zoeken en twijfelen tussen de details en het totaalbeeld dat nauwelijks vatbaar is. Omwille van de titel, en van de uitwerking, mag het een wonder heten dat de covid-twijfelaars het werk nog niet tot embleem verkozen hebben. Ik heb er lang naar gekeken, en misschien daarom andere dingen gemist, zoals de kruisiging van Sint-Andreas, in 1595 door Otto Van Veen (of Venius) geconterfeit, de schilder die de pech heeft vooral als leermeester van Rubens bekend te staan. Als je dan bedenkt dat het MET in New York trots is een voorbereidend olieschetsje te bezitten van het werk dat onopgemerkt in de Sint-Andrieskerk hangt. Still in situ — wat niet helemaal waar is, want het doek hangt sinds twee eeuwen niet meer boven maar naast het hoogaltaar, dat tijdens het Frans bewind uit de toen afgeschafte Sint-Bernardusabdij van Hemiksem naar Antwerpen is overgebracht.
Ik heb niet voldoende gekeken, en heb veel dingen gemist. Ik ga dus zeker terug, wat ik ook jullie aanbeveel.

 

Over Otto Van Veen gespreken,  lees hier meer over het raadsel van Veen in de Rijselse kerk Saint-André.

aanvullingen:

(1) De waarheid is… dat het geen vijftig, maar slechts tien jaar geleden is, dat ik de Sint-Andrieskerk bezocht. In mijn oude foto’s zie ik een bezoek in juli 2011. De bokszak van Domyos hing er toen al.

(2) Onlangs, op 3 november 2022, na een middagconcert — elke eerste donderdag is er middagconcert — kon ik de Sint-Laurentiuskerk (geleid) bezoeken. Daar leerde ik dat de geklede en zonder doornen maar met juwelen gekroonde Jezus, die net als in de Heilige Geest in Sint-Laurentius is te zien, in feite de verbeelding van de Verrezen Christus is, die met name in de Byzantijnse sterk aanwezig is.

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 moskenes.be

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑