Jef Van Staeyen

Tag: covid (Pagina 4 van 6)

vijfenzeventig jaar (1945-2020)

We beleven straks de vijfenzeventigste verjaardag van het einde van de Tweede wereldoorlog. Straks. Misschien. Maar het kan ook zijn dat deze herdenking in de verdrukking komt door alle aandacht voor onze eigenste hedendaagse miserie.
Naar aanleiding van die verjaardag publiceerde Ons Erfdeel het boek “Nulpunt 1945. De lage landen een mensenleven later”.

Op hun website schreef ik, ergens tussen 7 en 8 april, het volgende.

 

Vijfenzeventig jaar:
De generatie die de oorlog heeft meegemaakt is de generatie die harder heeft gewerkt dan wij, die soberder heeft geleefd dan wij, die de welvaartstaat heeft gecreëerd en de studies van haar kinderen heeft betaald, en die vandaag ongemeen hard door de corona-crisis getroffen wordt.

examens zijn geen doel, maar een middel — de Franse ervaring van 1968

Ik heb geen schoolgaande kinderen, en ben dus geen goede getuige. Toch sta ik versteld van de schoolproblematiek waarover in deze corona-tijden wordt gepalaberd: leerprogramma’s! examens! en hoe organiseer je die?
Okee, er zijn échte problemen: kinderen die geen computer met internet hebben, of een zwakke thuisondersteuning, jongeren die praktijklessen moeten volgen of stage moeten lopen, jongeren die afstuderen, hun einddiploma halen, en zij die, in dit land of elders, ver van huis in een klein kot overleven. Dat zijn echte problemen. (En ook de combinatie van job, kinderopvang en onderwijs kan voor ouders best slopend zijn.)
Maar al die andere problemen? Al die jongeren die zogezegd achterstand oplopen, ten overstaan van een in decreten bepaald leerprogramma, en wier examens in de verdrukking komen?
Het hoger onderwijs niét meegerekend, gaat een kind in Vlaanderen 14 tot 15 jaar lang naar school. Meer dan 500 weken, kan dat? Mij maak je niet wijs dat enkele corona-weken de voorbereiding van die jongeren op het volwassen leven en op het hoger onderwijs in gevaar kunnen brengen. Pas die leerprogramma’s aan, schuif een deel door naar het volgende jaar, en schaf de examens af, allemaal, of slechts enkele. Hou desnoods een loting, eind juni, voor welke 2 of 3 vakken er wel een examen is. Kinderen gaan naar school voor onderwijs en opvoeding, en socialisering, burgerschap, persoonsontwikkeling… Niet voor examens, die zijn een middel, geen doel. De jeugd van Vlaanderen is de toekomst van het land. Van hen wordt onder meer verwacht dat ze creatief en inventief kunnen zijn, en hoofdzaken van bijzaken onderscheiden. Je zou die jeugd niet mogen toevertrouwen aan mensen en instellingen die vastgeroest in procedures en programma’s denken.
[Terloops: zelfs de paus en zijn Kerk hebben hun heilige procedures aangepast, die voor het eeuwige zielenheil zo belangrijk zijn.]

Het Franse voorbeeld van 1968 kan misschien helpen.
In Frankrijk wordt het secundair onderwijs sinds oudsher afgesloten met een centraal examen: le baccalauréat (of le bac). Dat examen bestaat al lang, en werd in jaren ’60, met de democratisering van het hoger onderwijs, zowel meer gestructureerd als veralgemeend. “Le bac” heb je nodig om naar de universiteit of een grande école te gaan, is een van de belangrijkste rites de passage voor de jeugd (en bron van stress voor hun ouders), en zelfs het moment waarop de Franse minister de l’Éducation nationale (!) trots de globale slaagcijfers geeft, en ze zelfs als bewijs van zijn goed beleid beschouwt.
In mei 1968 stond Frankrijk op zijn kop, en was het onmogelijk normale baccalaureaatsexamens te organiseren. De proeven werden sterk vereenvoudigd (mondeling, op één dag, en met onmiddellijke punten), en een hoger aantal kandidaten haalden hun bac: zo’n 30% meer dan in voorgaande en nakomende jaren. “Le bac leur a été donné” werd wel eens gezegd, en de waarde van hun diploma miskend.
Vijfendertig jaar na de feiten hebben Eric Maurin en Sandra McNally (lees hier hun studie) onderzocht hoe die generatie baccalaureaten, “les miraculés de 1968”, het ervan hebben afgebracht.

Noemen we generatie 1968 zij waarvan de grootste groep in 1968 met een makkelijker baccalaureaatsexamen werden geconfronteerd.
Wat blijkt?

  • Van generatie 1968 is een groter aandeel naar de universiteit gegaan, dan van voorgaande en nakomende generaties.
  • Van generatie 1968 heeft een groter aandeel een universitair diploma behaald, dan van voorgaande en nakomende generaties.
  • Van generatie 1968 heeft een hoger aandeel leidinggevende functie bekomen, dan van voorgaande en nakomende generaties.
  • Generatie 1968 heeft gemiddeld hogere lonen bekomen dan voorgaande en nakomende generaties.
  • De grootste verschillen zijn opgetekend voor jongeren uit de middenklasse die in hun lager of middelbaar onderwijs al een keer gedubbeld hadden (in het Franse onderwijssysteem wordt heel veel gedubbeld), en die zonder het makkelijkere baccalaureaatsexamen wellicht hadden afgehaakt.
  • En, last, not least, sociale reproductie: de kinderen van generatie 1968 hebben betere schoolresultaten dan de kinderen van voorgaande en nakomende generaties.

De vereenvoudiging van de examens heeft die jongeren niet geschaad, in tegendeel.

[Tenslotte: dit gaat over de lycéens (hoger-middelbare scholieren) van 1968, en niet over hun eventuele deelname aan het protest van mei ’68. De studentenleiders van mei ’68 die nadien hoge maatschappelijke posities zijn gaan bekleden hebben de algemene versoepeling van de examens echt niet nodig gehad.]

 

buren (en beren) in tijden van corona ❧

acht fotos buren in tijden van corona

klik hier of klik op het plaatje

Meer dan twee corona-weken ben ik wél binnen gebleven, op enkele boodschappen, één brievenbus, één afvalcontainer en één maaltijd-brengen voor mijn moeke na. Ze zei dat het lekker was. Maar de laatste dagen ben ik toch buiten gekomen — de zon riep me toe —, en heb dit weekend de ruime buurt verkend. Met plekken waar ik ook nadien nog kom: mooie straten en pleinen, een “folie” in het Boekenbergpark, of een bushalte aan de Posthofbrug waar je te voet niet komen mag, voorschot op een nog te maken “vergeten voetganger”-tekst. Het was prachtig, wat ik zag. Sommige straten en huizen zijn ware musea, waar de mooie architectuur met tekeningen, vlaggen, lakens, beren en ballonnen wordt aangevuld. En waar de talrijke bomen de prille lente vertellen.

Wat niet (genoeg) op mijn foto’s staat, zijn:

  • de architectuur (daar heb ik nog andere kansen voor),
  • de bomen (die worden straks groener),
  • de mensen (want we bewegen vaak op de rand van wat mag, en ik ben zo al geen fotograaf-van-mensen): voor het eerst sinds jaren zag ik mensen die voor hun huis enkele stoelen op de stoep hadden gezet.

De Franse stedenbouwkundige Nicolas Soulier publiceerde in 2012 het boek Reconquérir les rues. Dat we allemaal gelezen hebben, maar niet genoeg toegepast. Daarin pleit hij voor “frontages” (voortuinen) als boeiende overgangszones tussen de private woningen en de straat. Wat men in een stad als Montréal goed ziet. [Hier vind je mijn Franse fotoreportages over les rues de Montréal.] De kwaliteit en de leefbaarheid van een straat hangt in grote mate af van die overgangszones, en van de manier waarop die worden ingericht en gebruikt. Ze hangt daarbij ook af van de schaal van de gebouwen, in hoogte én in breedte, waarbij elke voordeur slechts een beperkt aantal woningen bedient. Er zijn véél deuren in de straat, en die staan op korte afstanden van elkaar. Vensters en balkons richten zich tot de straat, en geen enkele woning is te ver (te hoog) van de straat verwijderd, want voor wie hoog woont bestaat die straat niet eens.
De voortuinen zijn groen, fietsen en afvalbakken worden er gestald, of zelfs banken en tafels om buiten te zitten. [Er is ook plek voor een toegangshelling wanneer het gelijkvloers enkele trapjes hoger ligt, wat in feite altijd beter is.] Je bent er zowel binnen als buiten, en je kan er een praatje slaan zonder buiten te komen of binnen te laten.
Wat ik bij mijn corona-wandeling zag, bevestigt Soulier’s ideeën: aan de ramen, balkons en deuren van de hoge gebouwen zie je weinig beren, lakens of tekeningen. Want ze zijn anoniem.

zaterdag 4 april 2020, zonsopgang in mijn kamer ❧

Of ik ermee in De Standaard geraak is onzeker, maar ook ik doe aan Corona-thuis-fotografie. Nog vóór het opstaan.

20 plaatjes van de zonsopgang in mijn kamer

Om een lang verhaal kort te maken. Ik heb véél zon in mijn appartement, in de woonkamer aan de straatkant. En nagenoeg geen in de kamers aan de achterkant. Maar de voorbije dagen heb ik met verwondering gekeken hoe de opkomende zon de muur van mijn kamer langzaam verlicht. Eerst met een groot rechthoekig vlak met wazige randen. De kleur is koel, het is het licht uit de lucht. Daarna met smallere, ook rechthoekige, maar warme vlakken, die beetje bij beetje, van boven naar beneden, wel scherpe randen krijgen. Dat is licht van de zon. Maar die stroken draaien snel weg — mee met de zon — terwijl ze van oranje over geel uiteindelijk wit zullen worden. Althans voor ons oog. Ik nam de foto’s liggend uit de losse hand met een kleine Canon PowerShot SX200 IS en automatische instelling.

Post scriptum: waarom hebben we wel een woord voor schaduw, maar niet voor lichtvlekken en hun precieze omlijning, hun silhouet, in een donkere ruimte of op een donkere wand?

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 moskenes.be

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑