Sprookjes, vooral in hun hedendaagse, bijgeschaafde vorm, zijn niet meteen aanbevelenswaardige lectuur, en Assepoester zeker niet. Niet meer van deze tijd, zegt men dan. [Een paradox, want het zijn vaak de oudere versies, uit oudere tijden, die beter en rijker zijn.] Kijk naar het mensbeeld, het vrouwbeeld dat eruit blijkt: de jonge, arme vrouw wier geluk erin bestaat door een prins om haar schoonheid te worden ontdekt, wat zelfs de prins niet ten volle beseft. En ze leefden lang en gelukkig; het sprookje eindigt waar het leven begint. [Let wel: Assepoester wordt niet wakker gekust, en ze beslist zélf naar het feestje te gaan.]
Ik denk aan Assepoester als ik Vienne zie. Misschien ben jij, beste lezer, de prins die haar schoonheid — en meer dan dat — ontdekt. Als reisbestemming is Vienne allicht beperkt, tenzij geschiedenis voor jou het begin en het einde is, maar een combinatie met Grenoble, Chambéry, Lyon of Le Vercors kan boeiend zijn.

Vienne / Vienna

Vienne is niet alleen de Franse naam voor Wenen, of een rivier in het westen van Frankrijk, en daarbij de naam van twee departementen, la Vienne, rond Poitiers, en Haute-Vienne, Limoges. Het is ook een kleine stad aan de Rhône, iets bezuiden Lyon. Een kleine stad (30.000 inwoners) met een groots en ingewikkeld verleden, met Kelten, Romeinen — en misschien zelfs Kretenzers —, Bourgonden, Saracenen en Hongaren, Duitsers en Fransen, koningen en bisschoppen. Vienne moet vooral een grote Gallo-Romeinse stad zijn geweest. En van die grote stad — en van de middeleeuwse stad nadien — blijft tot vandaag veel te zien.

Vienne is sinds 6000 jaar permanent bewoond, en was al voor de Romeinse verovering op de Allobroges in de eerste eeuw voor onze tijdrekening een belangrijke Keltische — of Gallische — stad. Als hoofdstad van Gallia Viennense bekwam het Gallo-Romeinse Vienna belangrijke bestuurlijke en commerciële functies — en ook privileges, zoals het bouwen van een zeven kilometer lange muur aan de oostkant tegen de heuvels. De haven van Vienne, met imposante stapelhuizen, dreef handel met Marseille, en steden in Italië en Griekenland.
Van die centrale positie blijft niet veel over, vandaag. Vienne ligt, als sous-préfecture, in een hoek van het departement Isère, waarvan Grenoble (160.000 inwoners) de dynamische hoofdstad is. Zowel ten westen, aan de overzijde van de Rhône, als ten noorden, ligt het departement van de Rhône, waarvan Lyon het centrum is. Deze vroegere concurrente, Lugdunum, is nu een internationale metropool. De afstand tussen beide steden bedraagt 30 km, en soms wordt Vienne Lyon-Sud genoemd.

Archeologische site en museum, Saint-Romain-en-Gal

Is het vreedzame, gezonde naijver? Zowel in Saint-Romain-en-Gal, op de rechteroever van de Rhône — dat is links als je de kaart bekijkt —, in het gelijknamige departement Rhône, als in Vienne zelf, op de linkeroever, in Isère, zijn er archeologische musea. Die zijn wel héél verschillend. In Saint-Roman-en-Gal werd in 1967, toen men een school wilde bouwen (un lycée), een immense buitenwijk van het Gallo-Romeinse Vienna ontdekt. Nu is er een archeologische site van ongeveer 7 ha, die steeds verder wordt ontgind, en een museum, met onder meer talrijke mozaïeken, dat zelf ook 1 ha meet.
In het eigenlijke Vienne is er, véél kleiner, het Musée des Beaux-Arts et d’Archéologie. Op de verdieping van een oude graanhalle werd in 1895 ruimte voor een museum gecreëerd. Het lijkt op een immense kunstkamer, zoals die in de 15de eeuw ontstonden en vanaf de 17de eeuw door Antwerpse meesters werden geconterfeit. Als postzegels in een album hangen de schilderijen aan de muur. Sommigen spotten graag met dergelijke presentaties, die mijlenver verwijderd staan van hedendaagse musea met lege wanden en zeldzame artefacten — waar de werken elkaar niet mogen storen — maar ik hou ervan. [Net zoals ik ooit de volle kasten van het Museo Civico Archeologico in Bologna wist te appreciëren.]

Musée des Beaux-Arts et d’Archéologie, Vienne

Het verbazendste stuk van Vienne is echter zijn Maison Carrée. Nee, zo heet het niet, maar het doet me er sterk aan denken. Het Maison Carrée in Nîmes is bij wijze van spreken wereldberoemd, maar van de Temple d’Auguste et de Livie in Vienne had ik nooit gehoord. Ik schrok dus toen ik het, eerst op foto en dan in werkelijkheid zag. Het staat ook wat verloren, op een parking bijna.

Tempel van Augustus en Livia (1ste eeuw)

Twee straten verder staat wat overblijft van het forum. Enkele bogen met decoraties. Ze zijn een onderdeel van de archeologische site Jardin de Cybèle. Jammer genoeg zat Vienne toen ik er was in de aanloop naar het jaarlijkse Jazz à Vienne, een groot festival dat in twee weken 200.000 bezoekers telt. Veel moois was daarom alvast dichtgetimmerd en onzichtbaar gemaakt. Hetzelfde gold bijna voor het immense Gallo-Romeinse theater, dat in een heuvel (la colinne du Pipet) is uitgespaard, en initieel 11 tot 14.000 toeschouwers kon ontvangen. [Voor Jazz à Vienne zijn dat er 7500.] Dat theater kon ik wel bezoeken, maar er stond een enorme overdekte scène. Jammer voor mij, en voor enkele andere toeristen — veel volk zie je niet in Vienne —, maar wel legitiem. Het beste dat je als stad met zo’n site kan doen, is hem gebruiken voor wat hij is gebouwd, waarbij de elektronisch versterkte en bewerkte Jazz (met overvloedig kunstlicht) de theatervoorstellingen vervangt. Naast het theater is er — niet zichtbaar — een odéon, een kleinere zaal, die overdekt moet zijn geweest, voor muziek, zang en poëzie.

Antiek theater  (1ste eeuw)

Het merkwaardigst is echter de piramide-obelisk die in een zuidelijke buitenwijk staat. Het verrassende monument op een kleine rotonde is wat overblijft van wat een Gallo-Romeins circus — een renbaan — is geweest.

Piramide-obelisk  (2de eeuw)

Ook het middeleeuwse Vienne heeft veel te bieden. Niet alleen de kathedraal Saint-Maurice — nu een co-cathédrale met Grenoble —, die van de 11de tot de 16de eeuw in romaanse en gotische stijl werd gebouwd, en waarvan de westgevel recent werd gerestaureerd, maar ook de kerk Saint-André-le-Bas en het aanpalende klooster. De abdijkerk Saint-Pierre — een vroeg-middeleeuwse basiliek — kan niet bezocht worden, maar dat is voor een goed doel: de huidige inhoud, een musée lapidaire (d.w.z.: met oude stenen) wordt verhuisd, en vanaf 2025 beginnen de werken aan het toekomstige Musée (départemental) d’histoire de Vienne. Wat dat voor de kunstcollectie van het Musée des Beaux-Arts inhoudt, weet ik niet. Overigens had ik dat oude musée lapidaire wel graag gezien: het dateerde van 1872, was sindsdien nagenoeg ongewijzigd, en werd in oktober 2022 gesloten. Een oud museum over nog oudere dingen, wat wens je nog meer? Op de rechteroever, opnieuw, in de gemeente Sainte-Colombe, is er de 14de eeuwse donjon Tour des Valois die de brug over de Rhône en de toegang tot Vienne bewaakt.

Kathedraal Saint-Maurice  (westgevel, 14de – 16de eeuw)

kloostergang van de abdij Saint-André-le-Bas (12de eeuw)

Vienne heeft dus grote plannen, en zal in de komende jaren ingrijpend veranderen. Op elke oever van de Rhône zal er een belangrijk departementaal museum zijn omtrent de Gallo-Romeinse stad, met gelijkaardige inhoud, ook lapidair. Tot vandaag lijkt het echter of de stad de omvang en de rijkdom van al haar oude schatten (nog) niet goed aankan [en/of onvoldoende geholpen wordt]. Wanneer ik de staat van de tempel of het stukje forum zie, maak ik me zorgen, en ook de sluiting van de basiliek Saint-Pierre heeft allicht niet alleen met het museumproject maar ook met de bouwkundige (bouwvallige?) toestand te maken. Onderwijl blijft een belangrijk deel van het openbaar domein van Vienne door parkerende auto’s ingepalmd, is de weg langs de Rhône nog altijd een grote verbindingsweg — de befaamde Nationale 7, met haastige mensen, niet zo poëtisch als het liedje van Charles Trenet,  —, en wordt ook elders in de stad, zoals langs de mooie Cours Brillier met zijn lommerrijke terrassen, snel en luidruchtig gereden. De site van Vienne, gekneld tussen de Rhône en de heuvels, bemoeilijkt de aanpak van die problemen.

Ik ben benieuwd naar het toekomstige Vienne, de Assepoester van de Gallo-Romeinen, en ambigu in mijn verwachtingen. Enerzijds kijk ik — vanop afstand — uit naar de geplande en mogelijke vernieuwingen (de musea, de restauraties, de heraanleg van straten en pleinen…), anderzijds hou ik van oude dingen, de wat onhandige manier waarop het vroeger was — of soms nog is. Wat nieuw is, wordt wel eens te goed gedaan, te doordacht. En wordt er zielloos van.

slaven

De reis die ik in juni heb gemaakt, van Mâcon naar Vienne, via een half dozijn andere steden, begon en eindigde met Romeinen, en met keizer Augustus. In Mâcon, in het Musée des Ursulines, stond ik op de eerste dag oog in oog met Augustus, Agrippa en Cicero. In gips. En verwonderde me over de schoonheid en elegantie van die Romeinen, naast de banaliteit van een Franse koning ernaast (Charles V, 1338-1380). De tempel van diezelfde Augustus, en Livia, was een van de hoogtepunten van de laatste dagen van mijn reis, in Vienne. [Je vraagt je af wie Livia is: ze was de echtgenote van keizer Augustus. Beiden werden na hun dood vergoddelijkt en aanbeden. Zo ging dat met staatshoofden.] Onderwijl zag ik talrijke musea, opgravingen, mozaïeken en een triomboog — of wat erop leek, in Aix-les-Bains. [En dan heb ik nog een en ander gemist, zoals de tempel van Diana, ook in Aix.] Musea (ook in Valence en Grenoble) praatten honderduit over de Gallo-Romeinse beschaving, met prachtige artefacten en grote maquettes, vooral van Vienne dan. Een indrukwekkende wereld. Zo mooi is het nadien niet meer geweest.

maquette van een deel van de haven van Vienne (Archeologisch museum in Saint-Romain-en Gal)

Maar waar niemand, geen tekst of tentoonstelling over sprak, zijn de slaven.
Je vermoedt dat iemand al die huizen, paleizen en monumenten heeft gebouwd. Dat iemand het land bewerkte en de maaltijden en drankgelagen verzorgde. Dat iemand het graan, het hout en de wijn heeft verscheept. Maar niets verneem je daarvan. Hoe lagen de maatschappelijke verhoudingen, zowel numeriek als inhoudelijk? Hoe zijn ze geëvolueerd? Onze kennis over die wereld blijft veel te abstract.