Jef Van Staeyen

Categorie: Essays (Pagina 4 van 20)

het geheim van Paray-le-Monial

Ooit moet ik mooie foto’s hebben gezien van de romaanse basiliek van Paray-le-Monial, die in mijn hoofd zijn blijven hangen, en die me ertoe hebben verleid het kleine stadje (9200 inwoners) in mijn Franse treinreis op te nemen, ergens tussen Nevers en Chalon-sur-Saône. Samen met het ook atypische Le Creusot — totaal anders weliswaar: een oude, verloren gelegen industriestad van 21.000 mensen in een agglomeratie van 34.000 — bracht Paray-le-Monial me op weinig bereden sporen, waar de takken van de struiken tegen de vensters van de treinen zwepen. Ik bedoel: Nevers en Chalon-sur-Saône hebben op hun niveau (kleine préfecture en grote sous-préfecture) al wat je van een stad verwacht, terwijl Paray-le-Monial en Le Creusot beide op een dominante, wat paternalistische nijverheid zijn gebouwd. In Le Creusot is dat de metaalverwerkende industrie van Schneider en in Paray de Roomse kerk.

Al in de 11de eeuw besliste Hugo, abt van Cluny, in Paray een nieuwe kerk te bouwen aan de oever van de Bourbince, een verkleinde copie van “Cluny 3”, maar zonder de rijke versiering ervan. Enkele eeuwen later, in 1673, had notaris-dochter en kloosterzuster Marguerite-Marie Alacoque (sœur de la Visitation) de gelukkige idee verschijningen van Christus’ Heilig Hart te zien, waarvan haar biechtvader de boodschap noteerde: “Voilà ce Cœur qui a tant aimé les hommes”. Daarmee waren de zuster en haar biechtvader hun tijd ver vooruit, want andere beroemde verschijningen dateren uit de 19de en 20ste eeuw, en de cultus van het Heilig Hart zou pas na de Franse revolutie, of zelfs na het Eerste Vaticaans Concilie in 1869 een hoge vlucht nemen, als reactie op de ontkerkelijking. [Het katholicisme zoals wij dat hebben geleerd en ook beleefd, en dat ons als eeuwenoud werd voorgesteld, is door Pius IX, paus van 1846 tot 1878, in de steigers gezet, terwijl hij de wereldlijke macht van zijn Pauselijke Staten verloor: onfeilbaarheid, onbevlekte ontvangenis, verering van het heilig hart…]

Florida

Paray-le-Monial is dus een bedevaartsoord, maar is dat allicht vooral op de derde vrijdag na Pinksteren. Mij lijkt het meer op een katholiek Florida. De indrukken die ik had werden nadien door digitale media gestaafd: een rustig en ordentelijk stadje, dat niet om centen verlegen zit, met welvarende, weldenkende en wellevende mensen, en met een voorzieningenniveau (ook commercieel) waar menige grotere stad jaloers op kan zijn. Bijna de helft van de Parodiens is ouder dan 60, wat op departementaal niveau slechts een derde, en nationaal een flink kwart is. Al sinds 1989 wordt het bestuurd door een overtuigde katholiek (manifest tegen het homo-ouderschap, kerststallen in het gemeentehuis…) die zijn politieke loopbaan ooit als jeune giscardien begonnen is. Hij is er wel in geslaagd het openbaar domein in het oude centrum, de omgeving van de basiliek, het belfort en het stadhuis prachtig heraan te leggen — met meer smaak voor architectuur en stedenbouw dan de lokale bouwpromotoren en hun klanten hebben getoond — en ook het zeer merkwaardige Musée du Hiéron en het interieur van de basiliek te renoveren, waarna beide door de toenmalige minister van cultuur en partijgenoot Renaud Donnedieu de Vabres werden ingehuldigd (diens naam leest als een boek). Als er voor ouder wordende katholieken een paradijs op aarde bestaat, ligt het in Paray-le-Monial.

Arabische motieven in het noordportaal van de basiliek

De idee achter het Musée eucharistique du Hiéron, heb ik begrepen, is dat er over alle landen en tijden heen, één religie is, waarvan het katholicisme de meest volmaakte vorm en de sacrale kunst de bevoorrechte uitdrukking is. Het museum uit 1888, in 2005 flink vergroot, bevat een rijke en diverse collectie, en ontvangt ook tijdelijke tentoonstellingen van hedendaagse kunst — een bezoek meer dan waard. Het geheim van Paray-le-Monial zit echter in de Basilique du Sacré Cœur (tot 1875 gewoon église Notre-Dame genoemd). Ze oogt als een slimme romaanse bouwdoos, een waterval van grote en kleine volumes, drie flinke torens, een open narthex en een arabiserend noordportaal (Hugo van Cluny is in Castillië geweest). Het interieur is behoorlijk saai — veeleer dan enkel sober — maar wie binnen en buiten vergelijkt staat voor een raadsel, waarvan de oplossing althans mij nogal wat tijd, een beetje hulp, én gelukkige omstandigheden heeft gevergd. Als je vóór de westgevel met de twee torens staat, zie je hoe de hoge vieringtoren wél, maar de nok van het schip niét in de (schijnbare) as van de gevel zit (zie foto). Meermaals ben ik van buiten naar binnen gelopen, om niet te begrijpen hoe het zat, tot een informatiebord wat verder (zie foto) me enigszins op weg heeft geholpen. De basiliek uit de elfde eeuw werd ter vervanging van een oudere kerk gebouwd, waarbij de oriëntatie — zoals bij zoveel oude kerken — enigszins werd aangepast. [De dag voordien had ik in de kathedraal van Nevers gezien hoe er een knik zit tussen koor en schip.] De as waarrond de kerk van Paray werd gewenteld zit in het koor, iets voorbij de viering, maar de narthex en de twee torens, of op zijn minst hun basis, bleven op hun oude plaats. Niet de gevel van het schip, met zijn twee bescheiden vensters, maar de torens staan naast de as van de kerk. Toch is het pas de wijd open deur op zondagavond, waarlangs ik ongehinderd van binnen naar buiten kon, die voor opheldering heeft gezorgd.

De puntgevel van het schip (met de twee eenvoudige boogvensters boven elkaar) staat uit de as van de vieringtoren en van de twee torens (met narthex) vooraan.

mozaïeken

Een mooie verrassing is het Maison de la mosaïque contemporaine, dat zich ook in de trottoirs van Paray aankondigt, en behalve ateliers en sensibiliseringsacties ook (kleine) tentoonstellingen biedt. Van hedendaags mozaïek uiteraard, in een diversiteit van materialen, zoals glas, hout en leisteen, waarbij niet alleen de kleur maar ook de textuur wordt gebruikt. [Oudere, meer dan kamerbrede Gallo-Romeinse mozaïeken zag ik enkele dagen later in de musea van Besançon en Langres.] Nabij het station is er ook het Musée du carrelage céramique Paul Charnoz (de naam van de fabriek) maar voor de te beperkte bezoekuren had ik geen geluk.

Vindt onder deze straatstenen nog meer foto’s van Paray-le-Monial en van de mozaïeken.

Toch was het pas ′s anderendaags, toen ik in het station de trein nam naar Le Creusot, dat ik Paray-le-Monial wat beter begreep. Toen zag ik dat er achter de spoorweg nog een heel stuk Paray ligt, dat omwille van de sporen, het Canal du Centre, de industriële sites en de rivier la Bourbince, vanuit het centrum nauwelijks te bereiken valt, en dat — van op afstand althans — een wat grauwere aanblik biedt. Misschien wonen daar de mensen die het paradijs van Paray draaiende houden, en de oude bewoners, pelgrims en toeristen de zorg geven waar ze om vragen.

 


la France en TER — het traject

Links het traject van 2019, dat ik met een TGV van Tours naar Lille heb afgerond, en rechts het traject van 2022. Montchanin, Dijon, Belfort en Chaumont zijn geen etappes, maar overstapstations, eventueel met een brasserie erbij. Dijon en Chaumont heb ik overigens al herhaaldelijk (en in zeer goed gezelschap) bezocht, en Montchanin is weinig meer dan een station. Blois (in 2019) en Tournus bezocht ik toen ik in Tours of in Chalon logeerde.

En dit is het (trein)verslag van 2019, in het Frans.

Edvard Munch in Sologne

Dit is de kerk van Vierzon, Notre-Dame, gebouwd in de 12de en vergroot in de 15de eeuw. Vierzon is een kleine stad in het centrum van Frankrijk — een sous-préfecture van ongeveer 25.000 mensen. Het is een belangrijke industriestad geweest, met porselein, faïence en landbouwmachines, en het is en blijft een verkeersknooppunt, eerst met het Canal du Berry, en later met spoor- en tenslotte autowegen. Veel bezoekers leveren die wegen en spoorwegen niet op: het stadje telt welgeteld één hotel — in het centrum althans, want langs de autoweg staan er meer — en dat lelijke gebouw staat net op de plaats waar het oude Canal du Berry werd gedempt. Vierzon kennen we van Brel’s liedje… Vesoul.
T’as voulu voir Vierzon.
Vierzon ligt aan de zuidelijke rand van la Sologne, een immens natuurgebied van ongeveer 5000 km2, zo groot als de provincies Antwerpen en Vlaams Brabant samen, met vlakke, arme bodems, dat omwille van zijn bossen en vennen vooral door jagers, vissers en natuurliefhebbers wordt gesmaakt.

Met De Schreeuw (of De Kreet — Skrik — 1893, 1895, 1910…) tekende en schilderde Edvard Munch (1863-1944) een van de beroemdste kunstwerken uit de 19de eeuw. Er bestaat nogal wat aandacht, en er bestaan nogal wat hypothesen, over de plek nabij Oslo waar Munch De Schreeuw heeft getekend, en over het licht en het hemelverschijnsel dat hij toen zag. In zijn dagboek verhaalt hij die ervaring. Minder aandacht gaat naar de centrale figuur die met haar handen haar oren bedekt. Soms verwijst men naar een Peruviaanse mumie die Munch in Firenze of Parijs zou hebben kunnen zien.

Ik voeg daar graag een hypothese aan toe: De Schreeuw is de kerk van Vierzon.
Van 1885 tot 1889 verbleef de jonge Edvard Munch meermaals in Frankrijk en met name Parijs. In zijn eerste, Noorse jaren had hij wel eens landschappen geschilderd, maar in Frankrijk was hij als kunstenaar op de dool. De tekenlessen bij Léon Bonnat bevielen hem niet, maar diens commentaren in musea des te meer, en hij was enthousiast over het werk — en vooral de kleuren — van Gauguin, Van Gogh en Toulouse-Lautrec. Het is heel aannemelijk dat hij, net als vele andere kunstenaars voor hem, de natuur in trok, ook voor het licht en de kleuren. De vallei van de Seine, Normandië, de Loire en, waarom niet, la Sologne. Toen heeft hij, denk ik maar, op een avond de gloed van de kerk van Vierzon gezien, en dat beeld is hem bijgebleven.

Zijn verblijf in Frankrijk werd plots afgebroken door de eerste van een reeks dramatische gebeurtenissen die zijn leven en zijn kunst ingrijpend zouden veranderen, en tot De Schreeuw zouden leiden. In december 1889 stierf Munch’s vader — terstond keerde Munch naar zijn land terug — en daarop volgden een onmogelijke liefde en de zelfmoord van een goede vriend. En dan De Schreeuw, dat hij herhaaldelijk getekend en geschilderd heeft. Landschappen waren er voorlopig niet meer, wel menselijke figuren, bij wie verwrongen landschappen en hemels de significante achtergrond zijn. Er bestaat discussie over wie schreeuwt. Is het de schreeuw van het personage zelf, of van het landschap en de hemel, waarvoor dat personage zijn oren en hoofd beschermt? Niet iedereen ziet hetzelfde wanneer hij naar Munch’s meesterwerk kijkt.

De kerktoren van Vierzon trekt hoge, beangstigde ogen. Ook de neus en de mond, niet helemaal zichtbaar op de foto boven, zijn als in Munch’s tekening sterk uitgerekt. En vooral, er zijn de steunberen als armen en beschermende handen, links en rechts, die Munch zeker heeft opgemerkt — als hij er was. Misschien heeft de toren die avond ook echt geschreeuwd.

 

 Bij zonsondergang staat de toren van Vierzon als een geel-oranje baken in de donkere stad.

 

P.S.: Een deel van de site van de vroegere Société Française de Vierzon (SFV-landbouwmachines), nabij het station, herbergt het museum van Vierzon, met aandacht voor de industriële erfenis: spoorwegen (maquettes en onderdelen), tractoren, glas, keramische producten, confectie…

East of Eden ❧

Elders op deze website staat een enthousiaste bespreking van John Steinbecks Tortilla Flat. Ook over zijn andere romans en novellen zou ik dergelijke teksten kunnen schrijven. Zoals East of Eden, misschien wel zijn meesterwerk.
In dat lijvige boek verweeft Steinbeck prachtige verhalen, van de families Hamilton en Trask, van enkele andere personages (Cathy, Abra…), en een beetje van hemzelf, in de Salinas-vallei in Californië op het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw.
Zowel de plek — waar Steinbeck in 1902 geboren is, en die hij liefdevol, maar met precisie en zonder weemoed beschrijft — als het tijdsvenster is prominent aanwezig. “The Salinas Valley is in Northern California” is niet voor niets de wat ongewone, zakelijke eerste zin van het boek, waarvan de verhalen op bijna filmische en dan weer academische wijze door landschapsbeschrijvingen en maatschappelijke analyses onderbroken of aangekondigd worden.
In hoofdstuk 25 leidt “It was a deluge of a winter in the Salinas Valley, wet and wonderful”, via een telegram dat zoon Tom Hamilton op het erf van de boerderij en smidse ontvangt, tot de begrafenis van vader Samuel (die sinds kort bij zijn dochter in de stad verbleef) — of juister: tot de uren en dagen net erna. “The surreys and the buggies had driven out of the Salinas cemetery”. Als lezer ervaar je sterk hoe het overlijden zowel aangekondigd als plotsklaps is, en een grote leegte laat. Hoofdstuk 27 (“That year the rains had come so gently that the Salinas River did not overflow”) begint een ander verhaal, deels met nieuwe personnages. Het zoemt eerst in op een konijn (“Against the perfect cover of vine and bramble and tangled drift sticks, a little gray brush rabbit sat quietly in the sun, drying his breast fur, wet by the grass dew of his early feeding”), om daarna uit te zoemen op de tweelingbroers Aron en Cal Trask (elf jaar oud) die het konijn met pijl en boog doden, wat Steinbeck de gelegenheid biedt de karakters (die we nog niet kennen) en de verhouding tussen hen te beschrijven, waarna de belangrijke ontmoeting met het meisje Abra en haar ouders volgt.
Elders beschrijft Steinbeck kernachtig de maatschappelijke evolutie van het snel groeiende Salinas. Hoofdstuk 19 begint als volgt: “A new country seems to follow a pattern. First come the openers, strong and brave and rather childlike. They can take care of themselves in a wilderness, but they are naïve and helpless against men, and perhaps that is why they went out in the first place. When the rough edges are worn of the new land, businessmen and lawyers come in to help with the development — to solve problems of ownership, usually by removing the temptations to themselves.”

Ook de Eerste wereldoorlog, en de Amerikaanse deelname eraan (vanaf april 1917), komt aan bod. Niet alleen als tijdskader, maar als actor van de dramatische ontwikkeling in het boek. [Spoiler alert: hij leidt tot een conflict tussen zoon Cal en vader Adam Trask, en tot de dood van Aron. East of Eden verwijst meermaals naar het verhaal van Kaïn en Abel uit het boek Genesis. ]
Nu het oorlog is in Oekraïne, en de politieke spanning wereldwijd stijgt, sta ik  even stil bij een bijzonder fragment uit hoofdstuk 46, dat als een waarschuwing klinkt.
Zoals gezegd is John Steinbeck heel sporadisch zelf aanwezig in het verhaal: de Olive Hamilton uit het boek, een dochter van Samuel, is Johns moeder. [De familie Hamilton is reëel, de andere personages zijn fictief.] Met een kort maar heel persoonlijk en beschamend fragment toont Steinbeck wat oorlog doet, ook ver van het front, in een Californisch stadje van toen 4000 mensen, dat de oorlog wel via dienstplicht, prijsstijgingen en voedselschaarste voelt. “We had our internal enemies too, and we exercised vigilance.”  (een kort tekstfragment, eerst in het Engels, dan in het Nederlands, en tenslotte in het Frans).

 

kadering van kunst — Van Dyck in het MSK van Gent

beste Museum voor Schone Kunsten,

Eergisteren 3 februari bezocht ik uw prachtige museum in Gent. Er waren geen specifieke tentoonstellingen (of “events”) — en daardoor allicht wat minder bezoekers —, maar dat was een uitstekende gelegenheid om de kracht en de diversiteit van de permanente collectie naar waarde te schatten. De thematische presentatie is bijzonder boeiend. Vooral de zaal met de portretten sprak me aan, maar ook elders waren er verrassende confrontaties, soms over eeuwen en stijlen heen. [Alleen de kleuren van sommige wanden vond ik wat storend om ten volle van de kunstwerken te kunnen genieten.] Er is veel te zien, veel meer dan ik had verwacht. Dus kom ik zeker terug — ook om sommige werken opnieuw te zien. Bravo! en hartelijk dank.

Bij een van de meesterwerken van uw collectie, Jupiter en Antiope van Antoon Van Dyck, las ik volgende tekst:

Vermomd als sater vergrijpt de oppergod Jupiter zich aan de slapende Antiope, in een scene die elke eeuw anders interpreteert. In Van Dycks tijd ziet men geen graten in deze benadering van de vrouw. Het werk symboliseert de kracht van de natuur en brengt ode aan de vruchtbaarheid — hoewel het erotiserende ervan niet ontkend kan worden.

Wanneer het MSK het schilderij in 1900 aankoopt, vinden enkele bestuursleden van het museum het te gewaagd voor de ogen van hun vrouw. Over mannelijke ogen wordt niets gezegd. En vandaag zouden we het beschouwen als toonbeeld van verouderde genderrelaties. Of net als herinnering dat deze misogynie nog steeds bestaat.

Ik vraag me af of u overweegt ook bij andere werken gelijkaardige teksten aan te brengen.
In uw museum zag ik onder meer:

  • een immens schilderij waarop men ziet hoe drie mannen, voor de ogen van de menigte, met grote spijkers aan hoge palen en balken zijn vastgemaakt. Dergelijke scène werd wel vaker afgebeeld, omdat ze zaligmakend werd (of wordt) geacht. Bovendien wordt verteld dat voor een van de drie gemartelde mannen het zijn eigen vader was die het wilde. Gelijkaardige (weliswaar niet identieke) praktijken zijn tot vandaag in sommige landen gebruikelijk, waar mannen of vrouwen voor de ogen van de menigte worden gegeseld, gestenigd, onthoofd. Hangt u weldra een waarschuwend bord waarop het afgebeelde wordt gecontextualiseerd, en de uiteenlopende lezingen, door de eeuwen heen, worden geduid, “als herinnering dat gelijkaardige praktijken nog steeds bestaan”?
  • een wat kleiner werk met een man die vrijwillig honger lijdt. Komt daar een waarschuwing voor de gevaren van anorexia?
  • meerdere schilderijen (of groepen van schilderijen) waarop een gehuwde man en vrouw en hun kinderen worden afgebeeld, de jongetjes netjes bij hun vader, de meisjes bij hun moeder. Soms worden ook de overleden broertjes en zusjes afgebeeld, met hun engelbewaarders, waaruit moet blijken dat ze (in een andere wereld) nog verder leven. Dit lijkt me de plek bij uitstek voor een bord waarop ook andere samenlevingsvormen en andere identiteiten worden vermeld, en hoe die in de loop der eeuwen zijn geëvolueerd. Welke maatschappelijke kansen hadden kinderen en volwassenen die niet in dat ideaalbeeld pasten?

Dit is maar een selectie. Allicht — ik heb er niet op gelet — ziet men op andere schilderijen mensen die voor een hongerloon zware en gevaarlijke arbeid moeten uitvoeren.
Zoals u merkt, er is werk aan de winkel.

En, wat de bestuursleden van 1900 en de ogen van hun vrouwen betreft, het is een bekend fenomeen. In dergelijke commissies en jury’s vindt men vaak zowel deskundigen als niet-deskundigen. De mening van deze laatsten beperkt zich veelal tot “ik houd niet van”, wat ze in aanwezigheid van de deskundigen moeilijk tot uitdrukking kunnen brengen. Dus praten ze over de zogezegde mening van hun vrouw, die in hun ogen zowat de verpersoonlijking van de goegemeente is — de commissie- of jury-leden waren (zijn?) immers al te vaak man. Dan hoort men, naargelang het onderwerp, commentaren als “mijn vrouw houdt niet van platte daken” (een architectuurwedstrijd), of “van geel”, “van klavecimbel”, “van Thomas Bernhard”, etc. [Het kan ook een beetje anders: nog niet zo lang geleden verklaarde een politicus dat hij “iets niet kon uitleggen aan Deborah”.]
Blijkbaar vonden sommige van die bestuursleden van 1900 het zelf jammer dat Jupiter en Antiope van Antoon Van Dyck in de collectie kwam — en vinden sommigen van het MSK dat vandaag nog steeds. Misschien is er een ander (openbaar!) museum ten lande dat het werk graag in langlopend bruikleen heeft.

Met vriendelijke groet,

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 moskenes.be

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑